Martien Visser: "Vergelijkbaar met opbouw offshore
gasnetwerk in 1975-1985"
Toch waren de kreten vorige week niet van de lucht: "verbazing", "verrassing" en zelfs de term "onrealistisch" passeerden de revue. Mogelijk dat deze mensen de laatste jaren hebben zitten slapen. Dat is natuurlijk hun goed recht. De kwalificatie "onrealistisch" kan ik niet plaatsen. Een analyse die dat aantoont heb ik niet gezien. 20 megaton CO2-opslag in 2030 is prima te doen.
““Alleen al de gasvelden in de Nederlandse Noordzee kunnen 1500 megaton CO2 bevatten””
Eerst even een paar cijfers, zodat we weten waar het over
gaat. De 20 megaton CO2 (20 miljoen ton) bestaat uit 10 miljard m3
CO2-gas. De 20 megaton is gelijk aan 9% van onze totale CO2-emissie
in het referentiejaar 1990. Anno 2017 zitten we op -11% ten opzichte van 1990.
Het nieuwe kabinet wil daar -49% in 2030 van maken, dus minus 36 procentpunt
tot 2030. Het plan voor CO2-opslag maakt daarom een kwart uit van
het pakket aan maatregelen dat we tot 2030 over ons heen krijgen.
De techniek voor CCS is bekend en wordt in diverse landen toegepast: de VS,
Australië, China, Canada, Noorwegen. Vaak gebeurt dat om de gas- en oliewinning
te bevorderen. In Noorwegen om CO2 een laatste rustplaats te geven.
Er is ook volop ruimte om CO2 ondergronds op te slaan. Alleen al de gasvelden
in de Nederlandse Noordzee kunnen 1.500 megaton CO2 bevatten. Met de
20 megaton in 2030 kunnen we dan 75 jaar vooruit. Ruim voldoende om onze energieproductie
volledig te verduurzamen.
Blijft over: het tempo. Stel, we beginnen meteen, dan wordt het al gauw 2020
voordat de eerste spade de grond in gaat. De kritieke vraag is of Nederland in
de periode 2020-2030 een CO2-systeem kan bouwen dat 10 miljard m3
CO2 ophaalt bij de industrie, op druk brengt, naar zee transporteert,
van waar het naar offshore locaties gaat en onder de grond wordt gestopt. Veel
werk in slechts 10 jaar, denkt u. Zeker. Maar prima mogelijk. Sterker: we hebben
het eerder gedaan!
De werkzaamheden komen namelijk goed overeen met de omgekeerde weg die we
hebben bewandeld bij de ontwikkeling van offshore gas in de Noordzee. In 1974
besloot de toenmalige Minister van Economische Zaken Lubbers tot het kleine
veldenbeleid. Dat deed hij heel simpel door de toenmalige Gasunie te
verplichten al het aangeboden Noordzeegas tegen aantrekkelijke voorwaarden
("Gasunie helpt") van de producenten te kopen. Vervolgens moest Gasunie dit gas
weer verkopen aan de Nederlandse industrie, zodat het Groningen gasveld
gespaard kon worden. De benodigde gasleidingen liet Gasunie door (commerciële)
bouwbedrijven bouwen. De overheid hield, als aandeelhouder van Gasunie, de
vinger aan de pols en kon indien nodig ingrijpen.
Wat een succes! In de 10 jaren na 1974 werden op het Nederlandse deel van de Noordzee
40 offshore platforms geïnstalleerd en gasvelden tot ontwikkeling gebracht. Er
werd in die tijd ruim 700 kilometer offshore gasleiding aangelegd. Al in 1985 was
de gasproductie op de Nederlandse Noordzee al 15 miljard m3 per jaar.
Later zou dit zelfs 30 miljard m3 worden.
Ook op land gebeurde veel. Het Noordzeegas was namelijk hoogcalorisch. Tussen
1975 en 1985 heeft Gasunie meer dan 1.000 kilometer gasleiding laten aanleggen,
waaronder een fonkelnieuw leidingnetwerk voor het hoogcalorische gas. Ook zijn in
deze periode bijna alle grote industrieën omgebouwd van Groningen gas naar
hoogcalorisch gas, wat aanpassingen aan alle verbrandingsapparatuur vergde.
Nederland heeft dus tussen 1975 en 1985 een vergelijkbare of zelfs een grotere prestatie
geleverd dan waar het kabinet nu met CCS op aanstuurt. Bedenk daarbij dat er in
1975 nog nauwelijks Nederlandse offshore industrie was en dat de meeste
gasvelden op de Noordzee nog moesten worden gevonden. De kwalificatie "onrealistisch"
is daarom niet goed te plaatsen. Of denkt u dat we in het huidige
internettijdperk die stakkers uit de jaren '70 van vorige eeuw niet kunnen evenaren?
Laten we stoppen met moeilijk doen en onze energie richten op de organisatie
van deze CO2-klus. We kunnen daarbij lering trekken uit het succes van
het offshore Noordzee gasbeleid. Hoe moeten die flexibele CO2-inkoopcontracten
er bijvoorbeeld uit zien? Hoe regelen we de tenders waarin eigenaren van offshore
gasvelden kunnen inschrijven om CO2 op te slaan?
Dan nog een verzoek aan het nieuwe kabinet. Zorg ervoor dat het relatief
goedkope CCS niet met hernieuwbare energie concurreert. Regel CCS daarom niet
via de SDE (de subsidieregeling voor duurzame energie), maar met een aparte
regeling. Dat draagt dan flink bij aan het maatschappelijk draagvlak voor CCS. Bovendien
hebben we die hernieuwbare bronnen volop nodig. Goede kans overigens dat er zo rond
2030 geen subsidies voor CCS meer nodig zijn, door kostenverlagingen van CCS en
hogere CO2-prijzen. Tegen die tijd kunnen we dan CO2 in onze
buurlanden gaan ophalen. Dat vergroot het klimaateffect van onze inspanningen
en, uiteraard, als goed koopman willen ook wat kunnen verdienen.
Maar nu aan het werk om de Nederlandse prestatie uit de periode 1975-1985 te evenaren.
En verbeteren.
Martien Visser is
lector energietransitie & netintegratie, Hanzehogeschool Groningen en Manager Corporate Strategy bij
Gasunie. Hij schrijft zijn column op persoonlijke titel.