Zoeken

De kwestie: wel of niet (blijven) investeren in fossiel

Auteur

Redactie

Energiepodium onderzocht of investeringen in olie- en gasconcerns die willen verduurzamen de energietransitie wel of niet vooruit helpen. Zoals gebruikelijk in ideologisch beladen debatten kunnen preciezen en rekkelijken het hierover niet eens worden.

Afgelopen maand kwam een groep internationale studenten kunstgeschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in het Groninger Museum bijeen voor een bijzonder werkcollege. Het maakte deel uit van een reeks, waarin de verhouding van de kunstwereld tot actuele maatschappelijke thema’s aan de orde wordt gesteld. Deze keer ging het over een onderwerp dat in het steeds heftiger energie- en klimaatdebat de nodige controverse oproept: Moeten instellingen zoals het Groninger Museum ‘fossiele’ bedrijven als sponsor accepteren? Voor het museum is dit overigens niet alleen een academische kwestie. Het huidige iconische gebouw uit 1994 kon destijds alleen worden gerealiseerd dankzij een bijdrage van het nog ongesplitste Gasunie van 25 miljoen gulden. Het museum wordt bovendien al decennialang gesponsord door Gasunie en, sinds de splitsing van Gasunie in 2005, GasTerra. Deze bedrijven halen het leeuwendeel van hun inkomsten uit respectievelijk het transport van en de handel in aardgas. Zoals bekend een fossiele brandstof.

Het werkcollege werd geleid door Andreas Blühm, sinds 2012 directeur van het Groninger Museum en daarnaast hoogleraar Kunstgeschiedenis, Musea en Maatschappij aan de RUG. De vorm die hij had gekozen voor het college, was die van een tribunaal. Eén groep studenten fungeerde als aanklager, de andere als verdediger. Blühm speelde de aangeklaagde.

“Shell is hier te lande de favoriete kop van jut van klimaatactivisten”

De aanklagers moesten betogen waarom het anno 2021 voor een museum niet meer gepast is om nog geld aan te nemen van fossiele bedrijven, de verdedigers juist dat er geen reden was om gasbedrijven in de ban te doen in verband met hun belang voor het museum, hun centrale positie in de energietransitie en de voorlopig blijvende afhankelijkheid van (aard)gas. Daardoor zou het contraproductief zijn om de sector die dit gas levert in de beklaagdenbank te zetten.

Het werd een geanimeerde gedachtewisseling tussen de studenten die, voorspelbaar, niet tot een eenduidige conclusie leidde. In die zin was de bijeenkomst niet alleen leerzaam, maar ook een goede afspiegeling van een verwant debat, dat vooral in de westerse wereld woedt. Zijn investeringen in fossiele activiteiten in deze tijd van versnelde klimaatverandering nog wel maatschappelijk verantwoord?

De discussie over dit onderwerp laaide in Nederland onlangs weer op, toen het ambtenarenpensioenfonds ABP besloot niet langer te investeren in ‘fossiele’ bedrijven. Lees Shell, want dit in Nederland gewortelde olie- en gasconcern is hier te lande de favoriete kop van jut van klimaatactivisten. Zoals wel vaker in het klimaatdebat staan de ‘fundi’s’ hier tegenover de ‘realo’s’, oftewel de preciezen tegenover de rekkelijken. Principieel denkenden vinden dat elke cent die besteed wordt aan fossiele energie, er één teveel is. Hun redenering is eenvoudig: Je lost de klimaatcrisis niet op door de veroorzakers ervan te helpen met investeringen, subsidies en faciliteiten. Daar moeten investeerders en overheden dus mee stoppen en wel direct. Pragmatici stellen daar tegenover dat de fossiele sector niet alleen verantwoordelijk is voor de problemen, maar ook onmisbaar voor de oplossing. Shell geldt voor deze argumentatie als een bruikbaar voorbeeld, omdat de Koninklijke in Nederland en daarbuiten naast zijn traditionele activiteiten grote sommen geld investeert in de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Denk aan de bouw van windturbines en de grootschalige productie van groene waterstof. Door ze als het ware financieel uit te roken, verklein je volgens deze redenering de ruimte voor duurzame hervorming van ondernemingen als Shell

“We zien dat het niet lukt onze invloed aan te wenden”

Tot voor kort zat ABP in het kamp van de pragmatici. Waarom het pensioenfonds zijn beleggingen in fossiel nu toch gaat verkopen, legde bestuursvoorzitter Corien Wortmann onder meer in een interview met de Volkskrant uit. Ze zegt daarin dat recente alarmerende rapporten over klimaatverandering van het IPCC en het IEA de doorslag hebben gegeven. Op de vraag waarom het ABP dit besluit nu heeft genomen, terwijl ze eerder nog zei met de fossiele sector in gesprek te blijven, antwoordt Wortmann dat het ondanks die gesprekken allemaal veel te traag gaat. “Een aantal olie- en gasbedrijven zet stappen, maar er wordt nog altijd enorm geïnvesteerd in oliewinning en onvoldoende in duurzame energie. We zien dat het niet lukt onze invloed aan te wenden. Dan is het effectiever je te richten op bedrijven die fossiel wel echt willen afbouwen."

Niet alle klimaatactivisten annex aandeelhouders kiezen voor de terugtrekkende beweging van het ABP. In Nederland is de aandeelhoudersorganisatie Follow This de bekendste vertegenwoordiger van deze groep, die je - om oud-premier Den Uyl te citeren - tot het ’zondig ras der reformisten’ zou kunnen rekenen. Zij blijven juist bij hun voornemen om concerns als Shell van binnenuit te hervormen. Deze zomer interviewde NRC de voorman van Follow This, Mark van Baal. Hij blijkt, in tegenstelling tot Corien Wortmann, wel vooruitgang te zien. Om een en ander in perspectief te plaatsen: In 2015 riep hij tijdens de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering van Shell het bedrijf namens Follow This op (veel) meer te investeren in duurzame energie. Deze aansporing deed de directie destijds nog af als onrealistisch. Duurzaam, aldus toenmalig financieel directeur Simon Henry, is lastig en gesubsidieerd en dus afhankelijk van verkiezingen en politiek, dus “doen wij er niet aan.” In de jaren die volgden, groeide de aanhang van Follow This onder de aandeelhouders niettemin. De resolutie die de organisatie steevast indiende, kreeg in 2016 niet meer dan 2,6% van de stemmen; een jaar later was het percentage gegroeid tot 6,3%. Shell wijzigde daarna zijn beleid. Van Baal: “In november 2017 was Shell het allereerste oliebedrijf ter wereld dat ook een ambitie formuleerde voor wat in jargon wordt aangeduid als scope 3, dat wil zeggen de uitstoot die wordt veroorzaakt door de producten van het bedrijf, bijvoorbeeld door benzine, diesel en kerosine.

“Jullie hebben de brains en de billions. Waar wachten jullie nog op?”

De boodschap van Van Baal aan Shell en de andere olie- en gasbedrijven is gebaseerd op de overtuiging dat de hulp van de fossiele sector in de energietransitie van groot belang is. In het NRC-interview vatte hij dit uitgangspunt samen in één zin: “Jullie hebben de brains en de billions, zei ik tegen Shell. Waar wachten jullie nog op?”

Ondanks het gewijzigde transitiebeleid van Shell is Van Baal nog lang niet tevreden. Hij wil dat Shells plannen in overeenstemming zijn met de doelen die in 2015 zijn goedgekeurd in Parijs. Dat is, benadrukt hij in het interview, nog steeds niet het geval. Steeds meer aandeelhouders zijn het hiermee eens; dit jaar stemde ruim 30% voor de Follow This-resolutie.

De tekst loopt hieronder door.

De verzuchting van Marc van Baal - dat olie- en gasconcerns de kennis en de middelen hebben om de energietransitie substantieel te versnellen, maar op dat vlak nog steeds onvoldoende doen, raakt aan een probleem waar een aantal analisten in reactie op het ABP-besluit de aandacht op vestigde: Dat het afnijpen van investeringen in de fossiele sector de financiële positie van de betrokken ondernemingen dusdanig kan ondermijnen, dat ze noodgedwongen en aangespoord door op snel rendement beluste aandeelhouders hun toevlucht (blijven) nemen tot activiteiten waaraan ze voorlopig nog het meeste geld kunnen verdienen, namelijk het produceren en vermarkten van fossiele brandstoffen. Met andere woorden, ze zouden niet voldoende geld overhouden om de eigen klimaatambities waar te maken. Veelbelovende hernieuwbare energieprojecten die de eerste jaren een verhoudingsgewijs laag rendement of zelfs verlies kunnen opleveren, zouden het kind van de rekening zijn.

“Financieel mogelijk aantrekkelijk voor aandeelhouders maar geen oplossing voor de energietransitie”

De bestuursvoorzitter van Shell, Ben Van Beurden wees hier op, toen hij de stap van ABP als ‘symboolpolitiek’ betitelde, die de transitiestrategie van het concern juist tegenwerkt. Volgens Van Beurden heeft Shell de inkomsten uit de olie- en gasbusiness juist hard nodig om minder renderende investeringen in duurzame energiedragers te bekostigen. De reactie van Shell op een eind oktober verzonden brief van het investeringsfonds Third Point, waarin wordt gepleit voor het splitsen van het concern in een ‘groen’ en ‘fossiel’ deel, sluit hierop naadloos aan. Een onzalig idee, vond financieel directeur Jessica Uhl. Financieel mogelijk aantrekkelijk voor aandeelhouders maar geen oplossing voor de energietransitie om de hierboven genoemde redenen. Shell Nederland-topvrouw Marjan van Loon voegde hier in een radio-interview met Sven Kockelmann op 10 november aan toe dat splitsen simpeler lijkt dan het is. Shell is een geïntegreerde oliemaatschappij die in de hele energieketen actief is. Op sommige plaatsen zowel met duurzame als fossiele energie. Hoe, zei Van loon, haal je dat uit elkaar op een uitgestrekt petrochemisch complex als Shell Pernis, waar de komende jaren bio-grondstoffen en groene waterstof de fossiele grond- en brandstoffen stap voor stap zullen vervangen?

Eén argument in dit debat hebben we nog niet genoemd, namelijk dat ondanks alle afspraken, beleidsvoornemens en wetgeving fossiele brandstoffen, vooral olie en aardgas, ver voorbij 2030 een rol van belang zullen blijven spelen. Daarbij dringt zich de geopolitieke dimensie op die Rob de Wijk kortgeleden in zijn Energiepodium-column aan de orde stelde: Deze brandstoffen komen toenemend uit landen met dictatoriale regimes, die geen gelegenheid onbenut laten om westerse landen politiek te chanteren als dat hun zo uitkomt. Daar komt nog bij dat de klimaatvoetafdruk van uit deze landen geïmporteerde fossiele brandstoffen aanmerkelijk groter is dan die van bijvoorbeeld de Noorse, Britse of Nederlandse gas- en oliewinning.

“Het antwoord op dit dilemma is, naast versnelde verduurzaming, diversificatie van gas- en oliebronnen”

Het antwoord op dit dilemma is, naast versnelde verduurzaming, diversificatie van gas- en oliebronnen. Alleen zo kun je de eenzijdige afhankelijkheid van Rusland, Saoedi-Arabië en vergelijkbare landen verminderen. Maar wie moet die diversificatie hier uitvoeren? Wie boort naar nieuwe voorraden en bouwt de benodigde LNG-terminals? Gazprom, Saudi Aramco, Petróleos de Venezuela? Of toch maar liever de westerse bedrijven die ABP in de ban heeft gedaan en waarvoor een kopgroep van westerse landen, waaronder na enig wikken en wegen Nederland en Duitsland, geen kredietgaranties meer zegt te willen afgeven?

De discussie over het al dan niet investeren in bedrijven die fossiele brandstoffen is een perfect voorbeeld van de duivelse dilemma’s die het klimaat- en energiedebat omgeven. We hebben hier te maken met de klassieke tegenstelling tussen orthodoxen en vrijzinnigen, tussen fundamentalisten en realisten, tussen principiëlen en pragmatici. Hoe dit uitpakt valt moeilijk te voorspellen. De tijd zal leren of de keuze van het ABP om alleen nog te investeren in bedrijven die de toets der duurzaamheid kunnen doorstaan, de energietransitie zal bevorderen. De uiteenlopende reacties op deze stap tonen in ieder geval aan dat je daarover fors van mening kunt verschillen.

Geschreven door: Anton Buijs, medeoprichter en redactioneel medewerker van Energiepodium

Redactie