Nadat minister Jetten een ambitieus klimaatbeleid op stapel zette, is de uitvoering daarvan het laatste jaar enigszins stil gevallen. De Klimaat- en Energieverkenning 2025 zal op Prinsjesdag laten zien welke mate van doelrealisatie in 2030 te verwachten is. Je hoeft geen helderziende te zijn om te vermoeden dat dat niet heel veel anders dan de verwachting van vorig jaar zal zijn. Immers, zowel het Europese beleid heeft weinig nieuws tot stand gebracht, als de Nederlandse regering heeft weinig concrete maatregelen genomen. Er is wel van alles verder in gang gezet, maar veel blijft steken in voornemens en daar kan het PBL geen cijfers aan verbinden. Nu hoeft dat niet altijd erg te zijn, zoals Remco de Boer voor de Europese Unie in Energiepodium betoogde. Als beleid overhaast de trap afrolt, is het geen drama als dat even stopt. Ook gebeuren er nog steeds zinvolle dingen, die niet direct in cijfers te vatten zijn. Gemeenten werken aan hun warmteplannen, omdat met minister Jetten was afgesproken dat ze die in 2026 zouden presenteren. Mensen blijven elektrische auto's kopen als ze dat voordelig vinden en woningcorporaties blijven wooncomplexen isoleren. In de KEV zal vast ook niet staan dat er geen emissiereducties meer voorzien worden, maar niet ondenkbaar is dat de toename van reducties die tot nu toe elk jaar werd verwacht stil komt te staan. En 2030 komt steeds dichterbij, dus een stilstand is moeilijker in te halen.
Nu zou dat ook geen drama zijn, als het kabinet zichtbaar een nieuw evenwicht tussen de drie doelen van het energiebeleid – betrouwbaar, betaalbaar, schoon – aan het zoeken was en daar resultaat in zou boeken. Maar ook dat lijkt niet zichtbaar. Hoofdvragen zijn hier hoe het gaat met het elektriciteitssysteem en de industrie. In de elektriciteitsproductie heeft demissionair minister Hermans een verlaging van het streefdoel voor 2040 van wind op zee aangekondigd, van 50 naar 30-40 GW. Omdat dit samenhangt met de lagere voorziene elektriciteitsvraag, is dit te begrijpen. Landen om ons heen die het doel nog niet hebben aangepast, zien belangstelling voor tenders afnemen. In Duitsland was er zeer onlangs geen gegadigde voor twee tenders voor windparken op de Noordzee. Het is spannend of die belangstelling er in het Verenigd Koninkrijk, waar het overheidsbod in de Contracts-for-Difference sterk is verbeterd, wel het geval zal zijn. Maar men zou verwachten dat als het doel voor wind op zee verlaagd is, dat ook gevolgen heeft voor de ambities inzake kernenergie – en daarover hebben we nog niets gehoord.
“Als er weinig structureel beleid voor de industrie en investeringen in netten tot stand komt, belemmert dat het evenwicht tussen vraag en aanbod van elektriciteit en de versterking van netten als ruggengraat van het energiesysteem”
Wellicht ernstiger is de situatie bij de energie-intensieve industrie. Onderzoeksbureau E-Large liet in maart vorig jaar zien hoeveel hoger de elektriciteitstarieven voor de grote industrie zijn in Nederland in vergelijking met Duitsland, Frankrijk en Vlaanderen. Het ging daarbij zowel om de betaalde prijzen als de mate waarin er van indirecte compensatie voor indirecte kosten sprake is die te maken hebben met de hogere elektriciteitsprijs door de Europese Emissiehandel. Het Nederlandse kabinet heeft dat laatste tijdelijk gerepareerd – tot en met 2027. Dat is natuurlijk geen structurele reparatie, waarop een onderneming investeringsbeslissingen kan nemen.
Onlangs – in mei van dit jaar – liet PWC in opdracht van onder andere de Belgische toezichthouder CREG zien, wat de prijsverschillen begin dit jaar waren, dus een jaar na de studie van E-Large en inclusief het Verenigd Koninkrijk. De situatie is voor energie-intensieve bedrijven in Nederland weinig verbeterd. Groothandelsprijzen verschillen natuurlijk niet zoveel – behalve met Frankrijk, waar alle bedrijven gereguleerd profiteren van lage tarieven vanwege oude kerncentrales en met het VK, waar ze wat hoger zijn. Een groot verschil zit in de kosten voor het elektriciteitsnet. In Nederland bedragen deze voor de energie-intensieve bedrijven het driedubbele van die in Duitsland en het dubbele van die in Frankrijk. Dus is van groot belang wat daarover wordt besloten.
Minister Hermans presenteerde een halfjaar geleden een doorwrocht ambtelijk IBO-rapport, over de financiering van elektriciteitsnetten wat vele opties presenteert die snel ingevoerd kunnen worden en andere die eerst toestemming van de Europese Commissie vereisen. De snel in te voeren opties kosten de schatkist meer geld dan degene die tijd kosten, dus het is hier afwachten wat wordt gekozen. Maar de landen om ons heen zitten ook niet stil. De Duitse regering werkt aan een ambitieus pakket, gericht op forse prijsverlaging voor vooral de industrie. Het Verenigd Koninkrijk heeft een belangrijke nieuwe industrienota gepresenteerd, waarin ook aan de basisindustrie is gedacht. Als het Nederlandse kabinet blijft stilstaan, is dat voor de concurrentiekracht van de basisindustrie ten opzichte van omringende landen achteruitgang.
Iets minder ambitieus klimaatbeleid is niet verwonderlijk voor een demissionair kabinet. Maar als het tegelijk betekent dat er weinig structureel beleid voor de industrie en investeringen in netten tot stand komt, belemmert het ook het evenwicht tussen vraag en aanbod van elektriciteit en de versterking van netten als ruggengraat van het energiesysteem. En als bedrijven ophouden te investeren, is dat moeilijk terug te draaien. Dus er staat wel wat op het spel. Laten we er het beste van hopen.