Reflectie op De Twijfelbrigade (Jan Paul van Soest,
2014) door Heleen de Coninck
Maar het boek lijkt ook een afrekening van Van Soest met zijn eigen overtuigingen, een soort oefening in een journalistieke objectiviteit door iemand die zelf al jarenlang betrokken is in de discussies en zich verwondert over zo weinig vooruitgang bij zulke sterke wetenschappelijke aanwijzingen. Herkenbaar voor schrijver dezes. Of hij in zijn opzet slaagt? Hij brengt veel interessante en nieuwe punten naar voren, mist een aantal belangrijke en eindigt met een prijzenswaardige oproep.
Met open vizier, "zonder iets op voorhand voetstoots aan te nemen", duikt Van Soest in de argumenten, publicaties, websites, persoonlijkheden en gedrag van klimaatsceptici uit binnen- en buitenland. In Nederland bestaat deze gemeenschap uit een kleine groep zeer gemotiveerde hobbyisten, lijkt zijn oordeel. Een interessante bevinding is de afwezigheid van eigen ideeën van de Nederlandse klimaatsceptici. Vrijwel alles wordt kritiekloos gekopieerd van de beter gefinancierde een veel professionelere Amerikaanse twijfelindustrie.
Dat op zich is niet problematisch - wetenschappers baseren zich ook continu op resultaten van anderen - maar het wordt opmerkelijk als dit in verband wordt gebracht met Van Soests uiteenzetting over de overtuigingen die ten grondslag liggen aan de klimaatsceptische beweging in de Verenigde Staten. Van Soest herleidt de argumenten naar christelijke overtuigingen, bijvoorbeeld dat God de wereld met fossiele brandstoffen heeft geschapen en dat het arrogant zou zijn om als mensheid te besluiten die niet te gebruiken. En zelfs immoreel als je gelooft dat deze handige en goedkope fossiele energie de armoede in de wereld kan verminderen.
Van Soest geeft aan dat het onwaarschijnlijk is dat de Nederlandse sceptici dergelijke extreme standpunten innemen, maar hij blijft er stil over wat dan de onderliggende overtuiging van mensen als Hans Labohm of Richard de Mos is. Een libertaire overtuiging, wantrouwen naar overheidsingrijpen of een hekel aan arrogante en elitaire wetenschappers? Ondanks de interessante conclusie dat de Nederlandse sceptici vooral leentjebuur bij hun Amerikaanse collega's spelen, blijft het onduidelijk wat deze Nederlanders drijft.
“Wat te denken van groepsdenken onder klimaatwetenschappers?”
Misschien kan Van Soest daarom
toch niet altijd de neiging kan onderdrukken om wat smalend en badinerend over
de klimaatsceptici te schrijven. In de meer beschouwelijke stukken doet hij het
niet, maar in de bespreking van de klimaatsceptische argumenten en de
wetenschappelijke antwoorden verraadt zijn toon aan welke kant hij staat. En alhoewel
hij aankondigt ook de klimaatwetenschap kritisch onder de loep te nemen, en
niet nalaat aan te geven dat wetenschappelijke peer review niet perfect is (met
de obligate referentie naar uitwas Diederik Stapel), laat hij daar zaken
liggen. Wat te denken van groepsdenken onder klimaatwetenschappers? Het
verschijnsel dat het in een groep gelijkgezinden moeilijk is om kritiek te
hebben en misstanden aan te kaarten zou ook bij de klimaatwetenschap kunnen
gelden - dat is nog niet onderzocht. En het is ontegenzeggelijk waar dat
klimaatwetenschap mensen aantrekt die op een zekere manier begaan zijn met de
aarde, en mensen die zich thuis voelen in kringen waarin de broeikashypothese
wordt onderschreven. Dat wil niet zeggen dat klimaatwetenschappers allemaal
alarmisten zijn, maar wel dat er een voorselectie zit onder klimaatwetenschappers
en de onderliggende overtuigingen die ze hebben. Van Soest had deze zaken op
z'n minst kunnen noemen.
Het is niet eenvoudig om de grootste merite van het boek te bepalen, want er
zijn er veel. Is het de zichtbare zoektocht van een natuurwetenschappelijk
ingestelde betrokkene in het rijke spectrum van de diverse
niet-natuurwetenschappelijke thema's die het boek bespreekt - zoals de argumentatieleer,
denksystemen die ervoor kunnen zorgen dat bepaalde wetenschappelijke uitkomsten
al dan niet worden geloofd, en het belang van onderliggende overtuigingen? Is
het de uitgebreide en inzichtelijke bespreking van de twijfelbeweging, die
uiterst divers blijkt te zijn en zowel opportunisten als oprechte twijfelaars
bevat? Of toch het perspectief dat Van Soest schetst om uit de impasse te
komen, wat in de context van een steeds verder polariserende gemeenschap steeds
moeilijker wordt?
Uiteindelijk moet het gaan om dat laatste: het perspectief om op belangrijke
maatschappelijke thema's overeenstemming te vinden over beleid en maatregelen
waar vrijwel het hele maatschappelijke speelveld zich in kan vinden. "De Twijfelbrigade"
toont aan dat een beroep doen op de wetenschap als arbiter in complexe
problemen die botsen met overtuigingen van mensen niet werkt. De geldigheid van
de wetenschap wordt in deze gevallen simpelweg niet geaccepteerd. Van Soest
hoopt op de weg van de dialoog: "weg uit de cultuuroorlog (..) naar open
communicatie waarin iedereen zijn eigen waarheid kan spreken én durft te
luisteren naar waarheden van anderen", waarbij waarheden ook angsten, waarden,
zorgen kunnen zijn, naast argumenten. Levert dat klimaatbeleid op dat
gevaarlijke klimaatverandering voorkomt? Waarschijnlijk niet. Betekent dat dat
wetenschappelijke uitkomst maar één van de waarheden is? Daar begint het wel op
te lijken. Vanuit het perspectief van iemand die de wetenschap begrijpt en
accepteert en zich zorgen maakt over klimaatverandering is dat onvoldoende.
Echter, het is beter dan zich te verschansen in de loopgraven. Jan Paul van
Soest neemt de twijfel niet weg, maar opent met dit boek een ander gesprek, dat
nodig gevoerd moet worden.
Heleen
de Coninck is universitair hoofddocent bij het Institute for Science,
Innovation & Society (ISIS) aan de Faculteit der Natuurwetenschappen,
Wiskunde en Informatica van de Radboud Universiteit en fellow bij de Wiardi
Beckmanstichting.