We hebben in Nederland iets bijzonders gedaan. We hebben een klimaatakkoord gebouwd. Ja, gebouwd. Zoveel mogelijk van onderop, met veel verschillende partijen, met vaak tegenstelde belangen, met achterbannen en met media die er bovenop zaten. En toch is het gelukt. Het ging vrij geluidloos, maar vooraf had ik niet durven dromen van zo’n breed draagvlak, bij gemeenten, provincies en waterschappen.
Wat bijna zo bijzonder is, is dat we als overheden besloten hebben, bekrachtigd door het Parlement, om ook één van de meest ingewikkelde vragen van onderop te beantwoorden. Dan heb ik het over de opwek van duurzame elektriciteit. In het Klimaatakkoord hebben we vastgesteld dat er 35 TeraWattuur (TWh) nodig is tot 2030. Nu had de overheid een verdeelsleutel kunnen bedenken, uitrekenen waar dan zon en wind vandaan moeten komen en vervolgens die gebieden, vanwege het nationaal belang, aan kunnen wijzen. Maar daar hebben we samen niet voor gekozen. De uitgaven Via Parijs – die als inspiratiebron overigens zeer de moeite waard is (het begrip “De beste CO2-kiloknaller deals” krijg ik niet meer uit mijn systeem) laat bijvoorbeeld bij het voorkeursmodel ‘Wind op Land’ zien wat dat zou kunnen betekenen. We hebben er met zijn allen voor gekozen 30 RES-regio’s in te richten waar die opgave zelf gerealiseerd wordt. Om maar even letterlijk het klimaatakkoord te citeren: “Doel is om decentrale overheden - en hun maatschappelijke partners - in staat te stellen een goed plan met maatschappelijke acceptatie op te stellen. Ze kiezen daarbij voor het instrument van de Regionale Energiestrategieën (RES), waarin onder de bevolking maximaal wordt ingezet op maatschappelijke acceptatie van de energietransitie en de manier waarop dat in de regio kan worden gerealiseerd.”
“Ik ken ook politieke en maatschappelijke stromingen die het fijn zouden vinden als het proces zou mislukken”
We zijn daarmee al enige tijd geleden begonnen. In alle regio’s wordt hard gewerkt aan de concept RES’en. Op 1 juni ligt daarvoor in 30 regio’s de eerste versie klaar. So far, so good. Maar ondertussen vliegen ‘de aanmoedigingen’ ons om de oren. “Die 35 TWH wordt niet gehaald, (rijks)overheid grijp in.” “We maken ons grote zorgen over het democratisch proces.” “Ze worden het nooit eens.” En ga zo maar door. Nou dat helpt, maar niet heus… Dat is lekker als je in een intensief proces in je regio bezig bent, dat de tegenwind alvast van buiten af aangewakkerd wordt. Wel eens van selffulfilling prophecies gehoord? Dat de moed je in je benen zakt als je een hardloopwedstrijd rent en mensen langs de kans je niet toejuichen maar alleen roepen ‘stop nou maar, je haalt het toch niet’. En ja, ik ken ook politieke en maatschappelijke stromingen die het fijn zouden vinden als het proces zou mislukken. Ik hoor daar niet bij en ik geloof het ook niet. Ik kom echt heel veel betrokken en bevlogen bestuurders tegen die volop gemotiveerd zijn om voor hun regio het onderste uit de kan te halen. De ultieme balans te vinden tussen opwek, ruimtelijke potentie en draagvlak. Maar mogen ze daar dan wel even de tijd voor hebben. Mogen ze dan wel tot en met 1 maart 2021 de tijd hebben om hun RES 1.0 te maken?
“Een willekeurige groep burgers op de markt interviewen en daar beleid op baseren heeft niets met draagvlak te maken”
En dan het punt van de democratische legitimatie en het draagvlak. Dat is natuurlijk super belangrijk. Daar is geen twijfel over. Die democratische legitimiteit is in het proces geborgd, immers de RES 1.0 vraagt om een vaststelling voor Raden, Staten en Algemene vergadering. Draagvlak is ingewikkelder, Er is heel veel over gepubliceerd.[1] Draagvlak vraagt tijd. Vraagt om gesprekken op basis van heldere beleidskaders. Vraagt het kunnen overzien van de consequenties van ja en nee. Een willekeurige groep burgers op de markt interviewen en daar beleid op baseren heeft niets met draagvlak te maken. Het gesprek over de keuzes van de warmtebron, over de ruimte voor zon of wind, afgezet tegen de alternatieven die daar voor zijn, heeft dat wel. Participeren heeft pas echt zin als het dichtbij komt, dan wíllen mensen ook meedenken. En dat kan en moet overal, op die markt, in het buurthuis, aan de keukentafel of in het stadhuis. Maar nogmaals, dat vraagt tijd. En die is er ook. Na de concept-RES komt de RES 1.0, daarna de RES 2.0 etc. Laten we oog hebben voor dat proces. En laten we het RES-proces niet belasten met vooraf geformuleerde eisen hoe gemeenten daar nu mee bezig moeten zijn samen met hun inwoners. Met als risico: participatie geslaagd, draagvlak overleden. Geef het proces de tijd en laten we onze lokale bestuurders vertrouwen en steunen.
Dan mijn vraag aan Agnes Mulder.
Beste Agnes,
Wij zijn correspondentievrienden geworden. Dank daarvoor. Ik heb gezien en gelezen dat je je zorgen maakt over de RES. In het AO van 12/2 was je daar heel duidelijk over: “Zo zijn we echt gewoon niet op de goede weg. Ik wil dat signaal hier afgeven”, zo lees ik in het stenogram. Maar kan de landelijke politiek, nu de kaders gesteld zijn, even op haar handen blijven zitten en het RES-proces een serieuze kans geven?
Hartelijke groet
Jop Fackeldey
[1] Om maar een greep te doen; de artikelen “Overheid benadert verduurzaming te negatief en moet meer vertrouwen hebben in rol van burgers en bedrijven”en De ‘voor-of-tegensamenleving’ is om doodmoe van te worden en zal weerstandoproepen” van Kim Putters of het buitengewoon boeiende essay “De boze burger schreeuwt om Plato!” van Peter Schmeitz.
In deze nieuwe DUO-column corresponderen gedeputeerde Jop Fackeldey (PvdA) en Tweede-Kamerlid Agnes Mulder (CDA) met elkaar over kansen en uitdagingen binnen de energietransitie. Eerder gingen gingen wethouder Marieke Van Doornink (GroenLinks) en Tweede-Kamerlid Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) hierover met elkaar in gesprek.