Anton
Buijs over de ‘keiharde realiteiten' die de mogelijkheden
van het omlaag brengen
van de gaswinning bepalen
Het rommelde weer flink. Niet alleen in en rond
het Groningse dorpje Zeerijp, waar op 8 januari als gevolg van de gaswinning de
aarde opnieuw beefde, ditmaal met een kracht van 3,4 op de schaal van richter,
maar vooral ook in de samenleving. Het Staatstoezicht op de Mijnen kwam in
reactie op de gebeurtenissen vrij snel met het advies om de productie zo snel
mogelijk te beperken tot maximaal 12 miljard kubieke meter per jaar. Ter
vergelijking: het is volgens een voorlopige voorziening van de minister Wiebes van
Economische Zaken nu 21,6 miljard m3.
Gasunie Transport Services, de
transporteur van het gas en beheerder van het hogedruk-gasnetwerk, publiceerde op
dezelfde dag een analyse die inhield dat in het nu lopende gasjaar
(oktober-oktober) minimaal 19 miljard m3 moet worden geproduceerd.
Op langere termijn zou de vraag schommelen tussen 14 miljard m3 (milde
winter) en 27 (strenge winter). Als deze cijfers iets laten zien, dan is dat
het speeldveld niet wezenlijk is veranderd. De mogelijkheden tot
productiebeperking zijn beperkt, net als vóór de aardbeving.
Het heftige debat over het gasveld in Groningen draait om twee kwesties. Ten eerste moet de aangerichte schade worden hersteld; getroffen Groningers moeten worden gecompenseerd en huizen en gebouwen bevingsbestendig worden gemaakt. Ten tweede moet de gaswinning naar een lager niveau. Beide zijn hoofdpijndossiers. De schadeafhandeling is om allerlei redenen van praktische, financiële, politieke en juridische aard - en wat ik gemakshalve maar het menselijk tekort noem - enorm vertraagd. Inmiddels lijkt belangrijke vooruitgang te zijn geboekt in het schadedossier. De overheid trekt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering naar zich toe door de instelling van een onafhankelijke commissie die voortaan alle schadeclaims moet beoordelen. Zij staat ook garant voor betalingen aan getroffenen en regelt de precieze financiële aansprakelijkheid met de producent, de NAM.
De gewenste verlaging van de gasproductie is een
ander verhaal. Die loopt keer op keer uit op een botsing tussen degenen die
menen dat de kraan in het belang van de Groningers snel nog veel verder dicht moet
worden gedraaid, en mensen uit de gaspraktijk die weten dat dit een zaak van
lange adem is. Uiteindelijk worden de mogelijkheden om
de gaswinning terug te brengen bepaald door een aantal keiharde realiteiten.
Die stellen de grenzen waarbinnen de minister van EZK en de betrokken bedrijven
en instanties moeten opereren. De omvang van de markt voor het type gas dat uit
Groningen komt, laagcalorisch gas, is er zo een. De laatste jaren is de vraag
naar dit gas afgenomen. De grenscapaciteit is volgens gegevens van GTS sinds
2013 met tien procent per jaar verlaagd. Miljoenen huishoudens en duizenden
grootverbruikers in binnen- en buitenland blijven er niettemin voorlopig afhankelijk
van, doordat de apparatuur die zij gebruiken alleen op dit type gas kan werken.
“Omlaag krijgen van gasvraag is ingewikkelde, tijdrovende klus, die miljoenen huishoudens en honderden bedrijven raakt”
De vraag verminderen kan, maar vergt een reeks ingrepen. De eerste is ombouw van apparatuur. Al ver voordat de aardbevingen de discussie over de gaswinning in Groningen begonnen te bepalen, was natuurlijk bekend dat de voorraad gas in het Groninger veld eindig is. In vroegere scenario's werd uitgegaan van een scherpe daling van de productie vanaf omstreeks 2030. Daarom is eerder al met de beheerders van de gasnetten in Duitsland, België en Frankrijk - de landen waar naast Nederland op grote schaal laagcalorisch gas wordt gebruikt - afgesproken dat de apparatuur zou worden aangepast aan het gebruik van hoogcalorisch gas. Dit gebeurt in fases. Duitsland is al begonnen met deze ombouw en heeft beloofd deze vóór 2030 te voltooien. België en Frankrijk willen ook vóór 2030 klaar zijn, maar het echte werk moet daar nog starten.
Duitsland loopt voorop aangezien de verwarmingsketels die de Duitsers thuis gebruiken, nu al geschikt zijn voor meerdere gaskwaliteiten. Voor de ketels die gebruikt worden in Nederlandse huizen geldt dat niet (met uitzondering van de nieuwste installaties). Nederland oefent als gevolg van de problemen in Groningen druk uit om de buitenlandse ombouwprogramma's te versnellen, maar de betrokken landen hebben aangegeven dat de mogelijkheden daarvoor beperkt zijn. Alleen al in Duitsland gaat het om meer dan vijf miljoen huishoudens (ter vergelijking in Nederland om zes miljoen). Die sluit je niet een-twee-drie aan op een ander gasnet.
Ook honderden industrieën en elektriciteitscentrales gebruiken samen per jaar miljarden kubieke meters laagcalorisch aardgas. En ook voor deze afnemers geldt dat ze niet zomaar kunnen overschakelen. Minister Wiebes ziet hier echter de meeste kansen om snel resultaat te boeken en heeft de betrokken bedrijven daarom onlangs een brief geschreven, die er kort gezegd op neer komt dat zij binnen vier jaar moeten overschakelen op hoogcalorisch gas of over moeten stappen op alternatieve duurzame productieprocessen. Maar ook dit gaat vermoedelijk meer tijd vergen dan de minister lief is. De reactie van de energie-intensieve industrie, verenigd in de belangenorganisatie VEMW, liet niet lang op zich wachten: men voelde zich overvallen en benadrukte dat een termijn van vier jaar onrealistisch is.
Een tweede optie om de vraag naar Groningengas
terug te brengen is het converteren van hoogcalorisch gas, afkomstig uit andere
bronnen zoals de Nederlandse velden in de Noordzee, uit Noorwegen en Rusland en
vloeibaar aardgas uit andere delen van de wereld, in laagcalorisch gas. Dat kan
door er stikstof bij te mengen. In een viertal installaties van Gasunie
Transport Services in Nederland gebeurt dit al. Alleen is de capaciteit
ontoereikend. Er wordt al langere tijd gesproken over het bouwen van een nieuwe
extra stikstoffabriek. Minister Wiebes heeft aangegeven deze optie te bekijken.
Het duurt hoe dan ook jaren om zo'n nieuwe installatie aan de lijn te krijgen
en het is de vraag of die dan wegens het afnemende gasgebruik nog nodig is.
De laatste mogelijkheid is een versnelde energietransitie. Op Energiepodium is
al uitvoerig gedebatteerd over de vraag hoe snel Nederland ‘van het gas af kan'.
Die wens heeft zoals bekend alleen in afgeleide zin met de problematiek in
Groningen te maken - de aardbevingen dienen als extra argument om de noodzaak
tot snelle verduurzaming van de energievoorziening te benadrukken. Belangrijk
om op te merken is dat de ombouw van laagcalorisch naar hoogcalorisch op zich de
totale aardgasvraag niet omlaag brengt, alleen de vraag naar Groningen-gas. Het
klimaatbeleid schiet er met die operatie per saldo niets mee op.
Ook het idee om de handel in gas op korte termijn te beperken, in het bijzonder
de levering van laagcalorisch gas aan het buitenland op korte termijn drastisch
terug te brengen of helemaal te stoppen, komt regelmatig voorbij in het
maatschappelijke en politieke debat. Echter: gas is een product dat niet wordt geleverd
omdat er contracten zijn, maar omdat miljoenen eindgebruikers in Nederland en
daarbuiten ervan afhankelijk zijn. Eenzijdig opzeggen van een contract
verandert niets aan de behoefte en dus aan de omvang van de markt. Er zou
direct een ander contract voor in de plaats moeten komen. Daarbij leven we in
de Europese interne markt. Striktgenomen wordt het gas daarom niet eens
geëxporteerd. Een Duits energiebedrijf dat bij GasTerra gas afneemt, kan dat
desgewenst in Nederland op de vrije
markt verkopen (dat gebeurt trouwens ook). Afgezien daarvan: discrimineren
tussen landen mag niet volgens Europese regels. België, Duitsland en Frankrijk zomaar
in de kou zetten is daarom uitgesloten.
Groningers willen terecht een adequate aanpak van de problemen die het gevolg
zijn van de gaswinning in hun provincie. Er is met name in het schadedossier de
laatste tijd vooruitgang geboekt. Waar het om ging en gaat, is een snelle en
ruimhartige afwikkeling van de schadegevallen, zonder juridische haarkloverij
en met een nieuw perspectief op veilig wonen. Of dat, nu de NAM zich terug kan
trekken uit de afhandeling van schadeclaims, echt gaat lukken, zal de tijd
leren. Los daarvan: Groningers hebben eerst en vooral recht op een eerlijk
verhaal. En dat is dat de aardbeving bij Zeerijp weliswaar het gevoel van urgentie
heeft verhoogd, maar dat dit op zich een afdoende oplossing niet dichterbij
brengt. Het omlaag krijgen van de gasvraag is een ingewikkelde, tijdrovende
klus, die vele miljoenen huishoudens en honderden bedrijven raakt. Het zou
degenen die bestuurlijke, politieke of juridische verantwoordelijkheid dragen
voor de aanpak van de problemen, sieren om dat verhaal ook te vertellen. Elke
keer opnieuw.
Anton Buijs is hoofd communicatie en public affairs bij GasTerra