Jan Paul van Soest ziet kansen voor Shell bij het eindgebruik
Of ik mijn schoenmaat vooraf wilde opgeven. Ik zal niet de enige van de handvol deelnemers aan een werkbezoek aan Shell Technology Centre Amsterdam (STCA) die wat verbaasd was. Maar het was om beschermend schoeisel in de juiste maat te kunnen klaarzetten, waarmee we door de laboratoria en de Gas to Liquids demo-fabriek konden banjeren. Voor mij een werkbezoek met bijzondere associaties: ooit, rond 1980, liep ik stage bij toen nog Koninklijke Shell Laboratoria Amsterdam, KSLA, omdat ik het denken en doen bij zo'n groot concern van binnenuit wilde ervaren. Als milieukundige in statu nascendi wist ik: ik ga met Shell en vergelijkbare bedrijven te maken krijgen, dan is een klein kijkje in de keuken een nuttige basis.
Er is veel veranderd. De oude gebouwen van KSLA zijn afgebroken of hebben een andere bestemming gekregen. STCA huist in een moderne jas, en door miniaturisering, ook in het onderzoek, kan tegenwoordig met veel minder vierkante meters worden volstaan. Sommige dingen veranderen niet. Zo was ik wéér onder de indruk van het innovatieve vermogen van Shell - dat was ik destijds, en dat ben ik nog steeds. En net als destijds tijdens mijn stage blijf ik ook met een aantal observaties en vragen zitten. Andere observaties en vragen dan toen, dat wel. Dat is vooruitgang. Opmerkelijk is dat het gros van de innovaties zich richt op upstream (winning) en midstream (conversie). Niet vreemd, dat is historisch zo gegroeid. Als eenmaal de koolwaterstoffen waren gevonden, gewonnen en gezuiverd ging het verder immers zo'n beetje vanzelf. Die producten waren altijd van een dusdanige waarde dat ze in de economie automatisch hun weg vonden. Het business-model is daarop gebaseerd, en de innovatiestrategie omvat het uitbreiden, continueren en verstevigen van dat model.
““Zou een hooggekwalificeerd Shell-technoloog niet gewoon moeten verhinderen dat de vruchten van zijn of haar vakmanschap in een verspillend eindverbruik worden bezoedeld?””
Tegelijkertijd is het merkwaardig
te zien welke fascinerend intelligente en hoogtechnologische inspanningen
worden gedaan om, bijvoorbeeld, de laatste druppels olie uit een gesteente te persen
en op te werken, die vervolgens achteloos worden verbrand in apparaten met een
rendement uit het jaar nul. Zou een hooggekwalificeerd Shell-technoloog niet
gewoon moeten verhinderen dat de vruchten van zijn of haar vakmanschap in een
verspillend eindverbruik worden bezoedeld? Of positief geformuleerd: schreeuwt
die constatering niet om mega-inspanningen om de energievraag met een factor 10
naar beneden te innoveren? Als Shell zich van oliebedrijf via gasbedrijf steeds
meer tot technology provider ontwikkelt,
dan is het een logische stap ook technologieën te bedenken die de vraag
verminderen.
Ik zie het echter nog niet gebeuren. Mijn vraag naar de bias in de innovatieportfolio alleen al leidde tot enige
vertwijfeling, en het mogelijke antwoord allicht nog meer. Blijkbaar is het
binnen de logica van het bedrijf en de markten waarop het opereert nu niet aan
de orde om accenten te verschuiven naar innovaties in het eindgebruik.
Mijn tweede observatie en vraag zijn hiermee nauw verbonden: hoe kan de innovatiekracht
van bedrijven als Shell helpen de opwarming van de aarde tot 2 graden te
beperken? Het zou behulpzaam zijn als Shell het concept van het carbon
budget zou omarmen. Er is een case te
maken er binnen zo'n carbon budget nog een duidelijke rol voor het bedrijf is
weggelegd. Het carbon budget impliceert dat andere fossiele brandstoffen met
een hogere carbon footprint moeten worden weggedrukt, dat de carbon footprint
van gas en olie ook flink omlaag moet (en kan) door beperking van de
methaanemissies, en door CCS in te zetten (waar Shell zich overigens wel voor inspant).
En uiteraard, zie mijn eerste punt, door de vraag naar energie drastisch te
verlagen.
Ik zie een typisch moleculenbedrijf niet
zo snel een elektronenbedrijf worden,
wat nogal eens wordt bepleit ('Shell moet in zon en wind gaan'). Rondlopend in
de laboratoria in Amsterdam voel je: de bedrijfscultuur is er een van
moleculen, niet van elektronen, die sprong is te groot. Maar sterke accenten op
innovaties bij het eindgebruik en op zero
carbon-moleculen zou wel degelijk een small
step voor Shell op weg naar een giant
leap for mankind kunnen zijn. De vraag is nog of Shell die koerswijziging
uit eigener beweging inzet, of dat deze wordt afgedwongen door financiers,
aandeelhouders, actiegroepen en overheden? Ik gok op het laatste: onder druk
van buitenaf wordt alles vloeibaar. Dat geldt zeker voor gas.
Jan Paul van Soest is partner bij De
Gemeynt, samenwerkingsverband van adviseurs, denkers en entrepreneurs, zie www.gemeynt.nl.