"Tijdens de wedstrijd worden de doelpalen verplaatst"
#catrinusjepma
Stel dat iemand wil investeren in een schuur naast zijn woning, omdat hij zijn auto liever onder dak heeft staan. Wat moet hij dan als investeerder regelen? Allereerst de financiering, vervolgens moet er een tekening worden gemaakt, een aannemer geregeld en een vergunning bij de gemeente aangevraagd.
Hij heeft dus met vier spelers te maken: de bank, de architect, de aannemer en de gemeente. De eerste drie komen normaal gesproken binnen enkele weken met een aanbod; de vergunning duurt wat langer vanwege de inzageprocedure. Dit is een kwestie van enkele maanden. Daarna kan de bouw beginnen. Hij weet precies waar hij aan toe is. Als er nog onzekerheden zouden zijn, zou hij er waarschijnlijk niet aan beginnen.
Stel nu echter dat halverwege de bouw opeens de aannemer meldt dat bij nader inzien de klus tegenvalt. En dat het daardoor niet alleen langer gaat duren, maar ook behoorlijk duurder wordt. Stel vervolgens dat de gemeente aankondigt dat bij nader inzien ‘vanwege aanvullend bezwaar van omwonenden' er nog aanvullende eisen gesteld worden aan de vergunning, zodat - aldus hun advies - het hun raadzaam voorkomt de persoon te adviseren voorlopig te stoppen met de bouw (daarmee de aannemer een extra argument biedend om de kosten te verhogen). Dit omdat er waarschijnlijk een nieuwe tekening (op zijn kosten uiteraard) moet worden gemaakt. Dan zouden u en ik in de hoge staat van verontwaardiging verkeren en wellicht een advocaat bellen. Hetzelfde verhaal zou tijdens borrels en verjaardagen collectief afschuw en verbijstering over zoveel onbetrouwbaarheid oproepen: ‘dat kan niet waar zijn!'.
De bovenstaande ‘kleine' casus heeft drie kenmerken: het gaat om een overzienbaar bedrag, er is geen serieus maatschappelijk belang mee gemoeid en het aantal spelers is te overzien.
Maar stel nu dat het zou gaan om een grote casus waar miljarden mee zijn gemoeid, waarvan het maatschappelijke belang enorm is, evenals het aantal betrokken spelers. En stel dat in een dergelijk geval het proces van goedkeuring voor de investeerder zo lang zou duren dat deze eigenlijk niet ontkomt aan het risico dat de werkzaamheden halverwege worden stilgelegd. En stel dat dan ook zou gebeuren. De verontwaardiging zoals bij de kleine casus zou dan toch eigenlijk moeten overslaan in een grote, collectieve verontwaardiging.
Toch lijkt dat laatste, wanneer we even overschakelen naar de realiteit van bijvoorbeeld de grootste energie- en infrastructurele investeringen in ons land, nauwelijks het geval. Het op basis van deelbelangen en handige juridische procedures vertragen of zelfs stilleggen van grote projecten wordt in de publieke discussie vaak bezien als ‘David die Goliath toch maar mooi te pakken neemt', of ‘eigen schuld, dikke bult'. En niet, zoals in het geval van de garage, als een geval van een onheus bejegende investeerder.
Hoe het kan dat sentimenten ten aanzien van de bovenstaande kleine en grote casus vaak zozeer uiteen lopen, is voer voor psychologen.
De huidige situatie is dat er in het geval van de garage zekerheid is. Het is juridisch praktisch niet mogelijk dat een speler ongestraft tijdens de wedstrijd de doelpalen verplaatst. Maar in het ingeval van grote maatschappelijke projecten is tijdens de uitvoering de juridische ruimte om van afspraken af te wijken veel groter. De kosten worden afgewenteld op de investeerder.
De vraag hoe dat kan, is voer voor herbezinning op de inrichting van ons administratieve rechtssysteem.
Catrinus Jepma is professor Energie en Duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en professor Economie aan de Open Universiteit Heerlen. Hij is wetenschappelijk directeur van het Energie Delta Gas Research (EDGaR) en het EDIaal programma van het Energy Delta Institute.