Op 7 september bood de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) zijn advies over kernenergie aan minister Jetten aan. De Raad was niet voor of tegen. Hij beval aan niet specifiek over een enkele technologie na te denken, maar dit te doen vanuit beleidskeuzes over het hele energiesysteem. Die keuzes moeten ingegeven worden door het politieke oordeel over vijf kernwaarden: Welke energiezekerheid is gewenst, hoeveel kost het en wie betaalt dat, hoe gaan we met veiligheid om, welk oordeel wordt aan verschillende energiebronnen gegeven inzake duurzaamheid, en wat is dan rechtvaardig (zowel inzake het besluitvormingsproces als de verdeling van lusten en lasten tussen landen en generaties)? De Raad dacht dat op deze vragen nog geen goed antwoord mogelijk is en daarom moet eerst de feitenbasis versterkt worden. Maar omdat minister Jetten haast heeft en in 2023 zijn Nationaal Plan Energiesysteem 2050 wil presenteren, erkende de voorzitter van de RLI in de op de aanbieding volgende discussie dat er haast is. Toch is die extra kennis voor de RLI erg belangrijk omdat men signaleert dat er in het verleden te vaak bijna-besluiten plaatsvonden die op het laatste moment toch weer werden herzien.
“Alle studies zijn het eens over de volstrekte dominantie van wind- en zonne-energie in de toekomstige Nederlandse elektriciteitsvoorziening”
In het advies is een schat aan materiaal te vinden. Zo wordt er nauwgezet verslag gedaan van 13 studies die ingaan op het verschil in kosten van een energiesysteem met en zonder kernenergie. Hiervan komen er 12 – met allerlei kanttekeningen – tot de voorzichtige conclusie dat een energiesysteem met kernenergie waarschijnlijk per saldo goedkoper of even duur is dan een systeem zonder. Slechts een enkele studie concludeert dat een systeem met kernenergie even duur of duurder is, maar dat is geen optimalisatiestudie en het buitenland wordt in de modelberekening niet meegenomen. Ik denk dat het oordeel van per saldo voor of tegen kernenergie afhangt van twee andere punten.
Alle studies zijn het eens over de volstrekte dominantie van wind- en zonne-energie in de toekomstige Nederlandse elektriciteitsvoorziening. In 2030 is dat al drie-kwart, daarna nog meer. Duitsland kiest dan principieel voor een elektriciteitsvoorziening met alleen wind- en zonnestroom, maar dat lukt alleen als veel noodzakelijke groene waterstof wordt geïmporteerd. Het Verenigd Koninkrijk vertrouwt niet op alleen zon en wind, maar vindt het zekerder om ook enige kernenergie te hebben als het bijvoorbeeld in de winter enkele weken niet zou waaien. Nederland is nauwer met omringende landen verbonden dan het VK. Dus een beetje Dunkelflaute is wel op te vangen door import van stroom uit Frankrijk. Maar dat is niet oneindig. We moeten kiezen welk risico we daarin willen lopen.
“Hoe kunnen we de overheid als systeemregisseur vertrouwen als deze bij 1 opwekkingsvorm een eigen belang heeft?”
De RLI is niet erg expliciet over de rol van de overheid en dat lijkt me een tweede kernvraag. Zowel het VK als Frankrijk laten zien dat deze bepalend is voor het al of niet bouwen van nieuwe kerncentrales. Frankrijk staat voor de keus om tussen 6 en 14 nieuwe kerncentrales te bouwen – naast levensduurverlenging van een aantal bestaande – en heeft EdF volledig genationaliseerd om dat zelf ter hand te kunnen nemen. Het VK doet het wat ingewikkelder. In de huidige parlementaire periode, dat wil zeggen uiterlijk 2024, wordt daar een besluit genomen over een nieuwe kerncentrale. Boris Johnson hield er in zijn laatste week als minister-president nog een gepassioneerde rede over, maar kon het besluit niet doordrukken. De gedachte gaat rond dat de overheid 20% eigendom van de nieuwe centrale zou nemen, dat EdF gevraagd wordt ook een aandeel van 20% te nemen en dat marktpartijen, zoals pensioenfondsen, gevraagd wordt de overige 60% te verschaffen. Dat zou dan kunnen op basis van een aanpak die het VK al kent met veelal private infrastructuur: Het consortium krijgt geld vanaf het moment dat gebouwd wordt, en de overheid minimaliseert de risico’s voor de investeerders. Dit verlaagt het risico, waardoor het gevraagde rendement op de naar verluid noodzakelijke 30 miljard pond sterk afneemt. Onder zulke voorwaarden zijn de kosten dan lager dan in een systeem met alleen hernieuwbaar opgewekte elektriciteit, omdat minder elektriciteitsnetten nodig zijn. Als je dit even tot je door laat dringen is dat het einde van de huidige elektriciteitsmarkt.
Welke investeerder vertrouwt de Nederlandse overheid nog bij tenders wind op zee als men weet dat de overheid een eigen belang heeft in kerncentrales (die rendabeler zijn als ze veel kunnen draaien, wellicht ten koste van de wind op zee)? En wat vinden we ervan als burgers bovenop hun toch al hoge elektriciteitsrekening nu al een premie gaan betalen voor een kerncentrale die pas over 10 of wellicht zelfs 15 jaar gaat produceren – zoals in het Britse idee voorzien? Waarom gaat de overheid dan zelf niet ook andere vormen van energieproductie zelf doen? Maar ook: Zelfs als we dat na lange discussie zouden willen, kan de overheid het aan? Hoe gaat het passen in de plannen die nu voorliggen in het kader van de energieoorlog van Rusland? Hebben we daarvoor nog de kennis en menskracht? Wie doet de onderhandelingen met EdF op een voor Nederland voordelige wijze? Hoe kunnen we de overheid als systeemregisseur vertrouwen als deze bij 1 opwekkingsvorm een eigen belang heeft? In theorie kan dat natuurlijk wel, ook het Gasgebouw heeft 50 jaar gefunctioneerd zonder dat er veel kritiek was. Maar het lijkt me een hoge prijs voor een opwekking die maximaal 10% van de elektriciteitsproductie zal leveren. Anderzijds: de elektriciteitsmarkt gaat toch veranderen en we moeten toch samen met omringende landen optrekken, dus wat is er op tegen daar kernenergie bij te betrekken? En KLM laat zien dat samenwerking met Frankrijk niet altijd makkelijk is, maar we zijn niet meer alleen op de wereld. En er is weer een reden om op de middelbare school Frans te leren.
“Er moet nu scherp gekozen worden in wat ‘need to know’ en ‘nice to know’ is.”
Ten slotte de timing. Minister Jetten wil dit najaar de contouren van zijn nationale plan voor het energiesysteem presenteren en volgend jaar het finale voorstel aan het parlement doen. Alle studies die daarna verschijnen hebben minder betekenis. Er moet dus nu scherp gekozen worden in wat ‘need to know’ en ‘nice to know’ is.
Ergo: de RLI heeft een degelijk advies gemaakt over kernenergie, waarin het achterliggende materiaal rijke informatie biedt. Een goede discussie daarover is nodig, want de geoormerkte 5 miljard euro ligt klaar en kan ook anders besteed worden. Naast de vijf waarden die de RLI noemt, lijkt me de vraag bepalend of we op termijn vrijwel volledig in de elektriciteitsvoorziening van wind en zon afhankelijk willen zijn, en hoe dominant de overheid in de energievoorziening moet worden. En verder studeren is goed, maar het moet op tijd af.