Wat bleek? Mijn deelautobedrijf vervangt hun auto’s al weer voordat ze hun klimaatschuld hebben afgelost. Lithium en nikkel delven, batterijen maken, staal smelten, het is intens voor ons Aardje. 34 duizend schone kilometers zijn nodig om dat weer goed te maken, en mijn bedrijf verkoopt ze al na 20 duizend kilometer.
Daarna rijdt er weer gewoon één eigenaar in. Geen probleem, zou je zeggen, want de auto blijft elektrisch. Beter dan benzine verbranden, toch? Nou, niet per se. Blijven we in oude auto’s rijden, dan sparen we het klimaat, zelfs al verbranden we benzine. Want staalfabrieken, containerschepen, ze zijn intens voor ons Aardje.
Zelfs de Rijksoverheid stimuleert oude auto’s: youngtimers (bouwjaar 2010 of eerder) hebben lage bijtelling. En mijn stad zorgt dat de lucht nog schoon blijft: alleen euro-4 of euro-5 krijgt nog parkeervergunningen. Alle pijlen wijzen naar de jonge youngtimer op benzine.
En dus bedacht ik wat ik zou doen: een Saab 9-5 uit 2004 of 2006 of 2010 kopen, het merk waarin mijn vader reed in de jaren dat hij stierf, dertig jaar geleden. Hoe gaaf om in eenzelfde auto als hij te rijden? Of anders een klein Alfaatje? In zo’n elegante Italiaanse reed mijn ex-schoonmoeder voor ze haar azuurblauwe e-Golf kocht, die met twee kilometer elektrisch bereik waarover ik al eens schreef.
Ik wilde het echt. Ik geloofde het oprecht, dat mijn zoektocht tot een einde zou komen. Een jaar columns schrijven over hoe te rijden en het klimaat te sparen zou culmineren in de koop van een Zweedse of Italiaanse occasion. Dat zou het schoonste zijn.
En toch.
Ik heb nog een plottwist in petto. Stay tuned.