Coby van der Linde: "De energietransitie is dynamisch en nauwelijks voorspelbaar"
Met voldoende lome zomerdagen tussen het indienen van de plannen van de klimaattafels en het denken aan de volgende fase, moet het besef toenemen dat er nog heel veel huiswerk te maken is. In veel van de voorstellen gaat het om technische potentie, maar is er nog geen sprake uitgewerkte economische modellen, laat staan van een draagvlak voor bijvoorbeeld eventuele aanpassingen in de marktinrichting. Zo lang er sprake is van pilots en kleinschaligheid kan er met uitzonderingen gewerkt worden, buiten de marktinrichting omdat het nu nog typisch voorstellen zijn die nog in de onderzoek- en ontwikkelingsfase zitten. Zelfs bij opschaling van een technologie of van het marktbereik kan in de vroege introductiefase nog wel een passende mouw gevonden worden in de huidige inrichting van het energiemarktsysteem. Er komt echter een moment in de introductiefase dat economische onderbouwing van een verder uitrol nodig is zodat het marktbereik groter kan worden en de technologie de concurrentie aan kan met alternatieve opties. Daarbij spelen verwachtingen omtrent het regulering- en overheidsbeleid een belangrijke rol. Dit betreft onderwerpen als organisatie en eigendom van de waardeketen, de rol van lange termijn contracten en de ontwikkelingen in relevante markten elders.De Nederlandse inzet om een ambitieuzer doel na te streven dan het EU 2030 beleid is een eerste uitdaging. Het Europese emissiehandelssysteem zal indien het Nederlandse beleid niet EU-breed gedragen wordt, op zijn (onbewezen) best, de EU-doelen reflecteren en om die reden zal de CO2-prijs als prikkel voor de Nederlandse 2030 doelen te kort schieten. Een tweede uitdaging is dat ondernemingen (maar ook de overheid) in Nederland geacht worden zich te houden aan de EU-energiemarktinrichting en regulering. Ik denk hierbij aan de strenge EU-regels ten aanzien van (ongeoorloofde) staatsteun, wat het formuleren van een energietransitie bestendig industrie- of economisch structuurbeleid moeilijk maakt.
““We missen dynamisch economisch denken””
Een volgende uitdaging bij het vinden van economische onderbouwing is de ideologische strijd over wat wel en niet past in een route naar een Parijs-bestendige energiehuishouding. Het klimaatbeleid draait vooral om het verminderen van broeikasgassen, maar de aanpak van broeikasgassen staat niet altijd centraal in de politieke discussie. In de politiek wordt namelijk een richtingenstrijd gevoerd over wat wel en niet goede manieren zijn om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Voor de een zijn maatregelen die leiden tot een verbetering van de koolstofvoetafdruk van fossiele brandstoffen een onbegaanbare weg en zijn alleen investeringen in hernieuwbare energie bespreekbaar, voor de ander zijn CO2-emissie verlagende technologieën voor fossiele brandstoffen wel een noodzakelijk onderdeel van een route naar een lage koolstofeconomie.
Energie-intensieve industrieën zijn onderdeel van de energietransitie en zij moeten de gelegenheid krijgen om door de tijd heen hun processen aan te passen. Dat is belangrijk omdat het aanbod van duurzame energie ook in 2030 nog achter blijft bij de snelheid van onze wensen. ‘Tussenoplossingen' moeten soelaas brengen in het verlagen van de CO2-uitstoot. Zonder steun voor deze tussenoplossingen is het wachten geblazen, wat ook niet past binnen de gestelde beleidsdoelen.
Indien beleid om de koolstofvoetafdruk van fossiele energie te verminderen niet kan rekenen op voldoende politiek draagvlak, dan rest de industriele sector alleen de discipline van het EU ETS om vorderingen te maken met emissiereducties. De extra ambities van de Nederlandse regering zullen dan, zonder aanpassing, of binnen een beperkter deel van de energie-economie moeten gerealiseerd of via meer draconische maatregelen moeten worden afgedwongen. Dit op straffe van een aanzienlijke verslechtering van het investeringsklimaat in Nederland.
De uitkomst van de discussie over transitiepaden en wat daar wel en niet in past, bepaalt voor een belangrijk gedeelte de potentiele economische onderbouwing van de nu ingediende plannen. De weinig dynamische opvatting over de ontwikkeling van energiemarkten en de statische benadering van energiebeleid kunnen ons parten spelen in het realiseren van de doelen. Immers, het ondersteunen van koolstofreductieplannen in een pilot of demonstratiefase zijn pas echt effectief als er zicht bestaat op het ontwikkelen van een markt voor de nieuwe aanpak. Inpasbaarheid in bestaande delen van het energiesysteem en belangstelling in andere markten voor eenzelfde oplossingsrichting kunnen belangrijke aanwijzingen zijn voor de slagingskansen van een bepaalde aanpak.
De aanpak van de klimaattafels heeft wel een interessante dynamiek in Nederland op gang gebracht, maar helaas nog niet in het dynamische economisch denken. Het zoeken is nog naar de ‘transitiebuitenboordmotor', namelijk een manier om vooral de markt zijn werk te laten doen. Als we enkele decennia terugkijken, dan dwingen de ontwikkelingen op internationale energiemarkten ons tot enige bescheidenheid op het gebied van voorspelbaarheid. We hebben meer niet dan wel voorzien. De energietransitie zal net zo verlopen, na een zetje in de rug bij de start, een geweldig dynamisch en soms onvoorspelbaar verloop richting 2050.
Coby van der Linde is directeur van het Clingendael International Energy Programme (CIEP)