Aad
Correljé: “Maar weinig goederen worden gemaakt zonder olie”
In het streven naar een afname van de CO2-uitstoot ligt een sterke nadruk op de verduurzaming van de energievoorziening. Het langere termijn perspectief wordt bepaald door een sterke vermindering van het gebruik van fossiele energiebronnen. Dat betreft de voorziening van elektriciteit en warmte. Daarnaast heeft het terugdringen van de transport gerelateerde emissies de aandacht, waarbij dat de mogelijkheden daarvoor nogal verschillen per type transport.
De vraag hoe we in de toekomst gaan voorzien in de koolstof bouwstenen die ons in staat stellen van alles en nog wat te maken, zonder gebruik te maken van olie (of aardgas) wordt echter zelden of nooit gesteld. Integendeel, vaak berusten de mogelijke oplossingen voor duurzame opwekking en een efficiënt gebruik van energie op lichte en sterke materialen, die weer gebaseerd zijn op de aan olie en gas verbonden koolstofchemie. En ook in een duurzame samenleving zullen geneesmiddelen, make-up, ICT-componenten, wasmiddelen, kleren en meubels niet zonder koolstofverbindingen geproduceerd kunnen worden. Ook, of juist, een circulaire economie vergt een enorme capaciteit om materialen te hergebruiken.
““Het is onwaarschijnlijk dat ‘de markt’ een geleidelijke transitie zal faciliteren naar een nieuwe, duurzame, koolstoftechnologie””
Het olie en gas gebaseerde raffinage- en petrochemiecomplex
tussen de Rijnmond en de Schelde is bijzonder in meerdere opzichten. Het
systeem heeft een groot deel van zijn succes te danken aan de integratie tussen
bedrijven, die zowel met elkaar samenwerken in het uitwisselen van
productstromen en complementaire processen, als dat ze met elkaar concurreren.
Daarnaast bieden de hoogontwikkelde haven- en andere transportfaciliteiten
goede verbindingen met afzetmarkten en andere industrieën in het achterland,
terwijl de ligging aan de Noordzee het mogelijk maakt de benodigde grondstoffen
uit de hele wereld te importeren.
Een dergelijke constellatie lijkt een garantie voor een bloeiende toekomst.
Immers, de huidige kennis van de koolstofchemie, de ervaring met grootschalige
productieprocessen en, natuurlijk, de relatie met de afnemers bieden ruime
mogelijkheden om de huidige petrochemie geleidelijk te innoveren en te
transformeren in de duurzame koolstofchemie van de toekomst. Andere
grondstoffen en hergebruik waar mogelijk, duurzame energie, efficiëntere
processen, nog meer uitwisseling tussen bedrijven, opslag van CO2
voor zover nodig. Een nieuwe toekomst voor de ketels op de Maasvlakte!
Toch is dit geen gelopen race. Er worden natuurlijk vraagtekens gezet bij de
stelling dat de koolstoftechnologieën van de toekomst ontwikkeld zullen worden
door de huidige petrochemische industrie. Mogelijk wordt dat beter gedaan door
innovatieve ondernemers, die zich specifiek op die vernieuwingen richten. Maar
hoe dergelijke innovaties in grootschalige procestechnologie uitgevoerd kunnen
worden en hoe dat in de waardeketen van grondstof tot eindgebruiker opgenomen
zal worden is een ander verhaal. Daar ligt waarschijnlijk toch een belangrijke
rol voor de huidige bedrijven. Die moet dan echter wel in staat zijn dergelijke
innovaties op te pikken en in te passen in hun ‘systeem'.
En daar ligt het grote vraagstuk, want een financieel gezonde sector en een
economisch goed functionerende markt zijn keiharde randvoorwaarden voor het
investeren in innovatie. De bedrijven hebben in Europa allemaal te maken met de
huidige marktomgeving van de raffinagesector en de petrochemie. Een
traditioneel probleem van dergelijke grootschalige, sterk plaatsgebonden en
technisch rigide industrieën, waarbij investeringen groot zijn en op de lange
termijn terugverdiend moeten worden, is dat zowel het sluiten als het openen
van bedrijven problematisch is. De markt wordt dan ook al jarenlang gekenmerkt
wordt door overcapaciteit in Europa en een groeiende mismatch tussen de
productie en de vraagstructuur. Tegelijkertijd zien we een groeiende capaciteit
aan complexe, moderne bedrijven in het Midden Oosten, Azië en de VS, vaak met
lage energiekosten. Dat leidt tot intense concurrentie en lage doorzetten met
sterk fluctuerende marges in Europa. Bovendien bestaat er een hoge mate van
onzekerheid over de marktontwikkelingen en de vraagstructuur, die afhangt van
het Europese duurzaamheidsbeleid en de implementatie daarvan door de lidstaten.
Het is daardoor onwaarschijnlijk dat ‘de markt' een geleidelijke transitie zal
faciliteren naar een nieuwe, duurzame, koolstoftechnologie. Net als in de
energiesector lijkt het ook hier van groot belang dat de overheden lange
termijn doelstellingen en beleid gaan formuleren, terwijl de industrie haar
ambities kenbaar gaat maken in de ontwikkeling van een moderne, innovatieve en
duurzame raffinage en petrochemie. Op naar de ketels van de toekomst!
Aad Correljé is universitair hoofddocent
Economie van Infrastructuren aan de TU Delft en verbonden aan het Clingendael
International Energy Programme.