Zoeken

"Herverkiezing democraat meer in handen van Israël dan Mitt Romney"

Net als klagen over het weer is klagen over de hoge benzineprijs een erkende bezigheid van velen. Voor het slechte weer kan het KNMI niet verantwoordelijk worden gehouden, maar de schuld voor hoge benzineprijzen kan moeiteloos in de schoenen van olieproducerende landen, oliemaatschappijen en natuurlijk ‘de politiek' worden geschoven. In Europa is het aanwijzen van overheden als ‘schuldige', gezien de exorbitante hoeveelheid belasting die in de literprijs is verwerkt, niet onterecht. In ons land zijn velen het tijdelijke kwartje van Kok niet vergeten, dat niet zo tijdelijk was als beloofd.

Ook in de Verenigde Staten wordt geklaagd over de benzineprijzen. Die zijn daar inmiddels onderwerp van de verkiezingsstrijd tussen republikeinen en democraten. Republikeinse kandidaten kunnen president Obama niet langer beschuldigen van het kapotmaken van de economie. De politiek van quantitative easing, het pompen van nieuw geld in de economie, blijkt positief uit te pakken. De Amerikaanse economie krabbelt langzaam omhoog, hoewel de schuldenlast nog niet echt wordt aangepakt. Het mogelijk ongewilde bijeffect van het aanzetten van de geldpersen was overigens wel de export van inflatie naar landen die nauw aan de dollar zijn verbonden. Dit en een zwakke dollar zorgde ervoor dat energie- en voedselprijzen wereldwijd stegen. Die stijging was vervolgens een van de oorzaken van de opstanden in de Arabische wereld.

Terug naar Amerika. Daar betalen automobilisten aan de pomp inmiddels een recordbedrag van $3,80 per gallon. Dat is in onze ogen een bedrag waarover wij slechts kunnen dromen: $1dollar per liter; wij zitten ruim boven het dubbele. In Amerika pakken de republikeinen de hoge olieprijzen bij afwezigheid van andere harde negatieve economische indicatoren aan om de kiezers tegen Obama te mobiliseren. Dat lukt. Een opiniepeiling van The Washington Post van 12 maart liet zien dat twee derde van de Amerikanen Obama's benzineprijsbeleid afwees. En naar mate de prijs steeg, slonk zijn aanhang. Maar het is in belangrijke mate onterecht om Obama voor die prijsstijging verantwoordelijk te houden. De Amerikaanse benzineprijzen worden vanwege de lage belastingen minder door de overheid bepaald dan hier in Europa.

Toch heeft Obama de sleutel tot de olieprijs in belangrijke mate in handen. De prijs voor een vat ging naar ruim $125 toen Libië, een kleine speler op de oliemarkt, vanwege een revolutie de kranen moest dichtdraaien. Voor die stijging en de negatieve effecten voor de economie, was vooral de Franse president Sarkozy verantwoordelijk. Ook Obama droeg enige verantwoordelijkheid, want hij wist zijn Franse collega niet van de interventie af te houden en gaf er vervolgens militaire en politieke steun aan. Met Iran ligt dat anders. Als Obama Israël niet van een aanval weet af te houden, schiet de olieprijs mogelijk naar de $200 per vat. Dit zal het economisch herstel frustreren en geeft de republikeinen de wind in de zeilen. Zo bezien ligt de herverkiezing van Obama meer in handen van Israël dan in handen van Mitt Romney of Newt Gingrich, die overigens een aanval op Iran minder afkeuren dan Obama.

Rob de Wijk is directeur van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) en professor Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden. In zijn column gaat hij in op de energievoorziening in het licht van de internationale verhoudingen.


Volg ons op Twitter: @energiepodium

Rob de Wijk

Rob de Wijk is directeur van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) en professor Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden. In zijn column gaat hij in op de energievoorziening in het licht van de internationale verhoudingen.