Zoeken

Rob de Wijk:"Presidenten zetten strategische voorraden in om stemmen te winnen"

Met enige regelmaat duiken berichten op dat landen hun strategische olievoorraad willen inzetten om de prijs laag te houden. Zonder precedent is dit niet. Medio 2011, na het uitbreken van de burgeroorlog in Libië, besloot het Internationaal Energie Agentschap (IEA) om gedurende een periode van dertig dagen 60 miljoen vaten olie uit de strategische reserves in te zetten. Sinds medio 2010 lag de vraag gemiddeld 770.000 vaten per dag boven het aanbod. Toen door de oorlog 2 procent van de wereldproductie wegviel werd het gat tussen vraag en aanbod nog groter. Het gevolg was dat de prijs tot boven de 100 dollar per vat steeg. De maatregel had overigens hoegenaamd geen structureel effect. Desondanks valt de inzet van strategische reserves in geval van calamiteiten, zoals oorlog, zeker te rechtvaardigen.

Dat ligt anders met de inzet van die reserves voor politieke doelstellingen. Toch lobbyden landen als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Verenigde Staten de afgelopen maanden voor de inzet van de strategische reserves. De reden? Vooral de presidentsverkiezingen in de twee laatste landen. Obama loodste zijn land uiteindelijk redelijk door de crisis, maar zou kunnen struikelen over de hoge prijzen van benzine aan de pomp. En voor president Sarkozy was het niet veel anders. Lagere olieprijzen waren een van de weinige mogelijkheden voor de mateloos impopulaire president om een deel van het electoraat aan zijn kant te krijgen. De inzet van de strategische voorraden zou slechts soelaas voor de korte termijn bieden, maar mogelijk was dat juist genoeg om de beide presidentskandidaten een steuntje in de rug te geven.

Opmerkelijk is dat juist de westerse landen met hun interventionisme en dwangdiplomatie zelf bijdragen aan de hoge olieprijzen. Per 1 juli worden de nieuwe sancties tegen Iran van kracht. Deze voorzien onder meer in een embargo van de Iraanse olie-export die de olieprijzen ongetwijfeld opjagen. Tel dit bij de tijdelijke verstoringen door conflicten in Zuid-Soedan, Jemen, Libië en Syrië en de aanhoudend hogere vraag uit opkomende economieën en het is duidelijk dat de hoge olieprijzen het gevolg zijn van een mix van westers interventionisme, interne conflicten en een structureel hogere vraag. Structureel hoge prijzen zijn overigens al jaren geleden door het IEA voorspeld. In zijn Medium Term Oil Market Report ging het IEA er in 2007 van uit dat door de groei van opkomende economieën als China en India de vraag naar olie per jaar met 2,2 procent stijgt. Na 2012 zou de productie de vraag niet meer kunnen bijhouden. Daarna voorspelde het IEA tussen 2010 en 2015 een ernstig olietekort. Ondanks dat het westen door een recessie is getroffen, zijn de olieprijzen hoog gebleven vanwege mix aan oorzaken die ik hierboven heb genoemd.

Als westerse economieën daadwerkelijk de olieprijs naar beneden willen krijgen, zullen ze minder afhankelijk van deze fossiele brandstof moeten worden door groene alternatieven te ontwikkelen of het verbruik met behulp van technologische doorbraken drastisch te verminderen. Het omwille van electoraal gewin aanspreken van de strategische reserves is feitelijk niet meer dan volksverlakkerij.

Rob de Wijk is directeur van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) en professor Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden. In zijn column gaat hij in op de energievoorziening in het licht van de internationale verhoudingen.


Volg ons op Twitter: @energiepodium

Rob de Wijk

Rob de Wijk is directeur van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) en professor Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden. In zijn column gaat hij in op de energievoorziening in het licht van de internationale verhoudingen.