Lukt het Europa om energie-intensieve industrie te behouden?
Volgens het meest recente World Energy Outlook 2013 van het Internationaal Energie Agentschap (IEA) zijn de gasprijzen opgeklommen ten opzichte van het lage niveau van 2012. Maar nog steeds zijn de prijzen in Amerika een derde van die in Europa en een vijfde van die in Japan. Voorts is de elektriciteitsrekening van industriële afnemers in Europa en Japan gemiddeld twee keer zo hoog als die in Amerika. Interessant is dat het IEA constateert dat de energieprijzen in beperkte mate doorwerken in de concurrentiekracht van een land. Tegelijkertijd zijn die prijzen wel van groot belang voor de energie-intensieve industrie, zeker wanneer deze zich op exportmarkten richten. Te denken valt aan chemie, staal, aluminium en bijvoorbeeld olieraffinage.Door de schalierevolutie in de Verenigde Staten lijkt het prijspeil daar de komende jaren structureel lager te liggen dan in Europa. Hoe verhoudt zich dit met het Energieakkoord? Volgens berekeningen van ECN bedraagt het totaal aan investeringen in de periode 2013-2023 € 14 miljard voor wind op zee. Deze investeringen moeten voor economische groei en werkgelegenheid zorgen. Van belang voor deze berekening is dat in het Energieakkoord een kostendaling van wind op zee van 40 procent is afgesproken, die door minister Kamp als taakstelling wordt gezien.
““Die lagere energierekening is vooral te danken aan energiebesparing, niet aan de prijs van de energie zelf””
De
SER meldt tevreden dat het Energieakkoord niet alleen goed is voor het milieu,
maar ook voor de Nederlandse economie: het levert tienduizenden nieuwe banen
op, verbetert het concurrentievermogen van de industrie en vergroot de export.
De winst zit volgens minister Kamp in de lagere energierekening voor burgers en
bedrijven en voor een stevige werkgelegenheidsimpuls, in het bijzonder in de
bouwsector. Die lagere energierekening is vooral te danken aan energiebesparing,
niet aan de prijs van de energie zelf.
Al eerder heb ik op deze plek geconstateerd dat het hoge prijsniveau in Europa
multinationals, met name in de chemie, minder in hun Europese bedrijven
investeren en hun kaarten op de VS zetten. Het PWC rapport Shale gas: A renaissance in US
manufacturing? constateerde dat door aanhoudend
lage energieprijzen de Amerikaanse maakindustrie, met name de
energie-intensieve bedrijven rond 2025 een miljoen mensen meer aan het werk
zouden kunnen houden. De chemie en de metaalindustrie profiteren het meest.
Chemie is een van de belangrijkste sectoren van de Nederlandse economie. In
deze sector vinden naar verhouding ook grote Research en Development (R&D)
uitgaven plaats. Daarmee levert de chemie een belangrijke bijdrage aan de
huidige werkgelegenheid en de toekomstige economische groei die het in toenemende
mate van R&D-investeringen moet hebben. Als dit soort bedrijvigheid vanwege
de hoge energieprijzen uit Nederland vertrekt is dat dus slecht.
Interessant is te weten of deze industrie in staat is energie-efficiënt te
worden en daarmee voor Nederland kan worden behouden. In het Energieakkoord is
een grote ambitie uitgesproken voor energiebesparing in de industrie en de
gebouwde omgeving. Maar bijvoorbeeld het Planbureau voor de Leefomgeving
constateerde dat de ambitie hoog is en met de maatregelen in het Energieakkoord
waarschijnlijk niet kan worden gehaald. Energiebesparing zal overigens ook
worden afgedwongen. Het nieuwe EU Energy Directive zal EU-lidstaten gaan verplichten
om vergaande besparingsmaatregelen te implementeren. Gezien alle onzekerheden
is het de vraag of dit allemaal gaat lukken en of energie-intensieve bedrijven
niet naar Amerika gaan uitwijken.