Biomassa is in Nederland met 54% de grootste bron van hernieuwbare energie. Het energieverbruik uit deze bron groeit nog steeds, in 2020 zelfs met 10%. Deze stijging is vooral te danken aan de hogere inzet van biomassa in kolencentrales. In de discussie over het klimaatbeleid staat biomassa in een kwade reuk, omdat de duurzaamheid niet kan worden gegarandeerd. Als leveranciers elders bossen kappen om hier de biomassacentrales van brandstof te voorzien, schieten we daar qua emissies weinig mee op.
Ooit was de energievoorziening in ons land voor 100% afhankelijk van biomassa. Eeuwenlang hebben we geprofiteerd van de beschikbaarheid van turf. Dat mag tegenwoordig geen biomassa meer heten, maar is uiteindelijk toch een vorm van door de natuur samengeperste en gedroogde plantensmurrie. Bij de opkomst van de Republiek rond 1600 beschikte ons land over een voorraad winbare turf van circa 190 duizend hectare; dat is 6,2 miljoen m3 turf. Deze voorraad is in de periode tot 1980 vrijwel helemaal opgebruikt.
“Historisch bezien is het klimaateffect van de turfconsumptie beperkt”
De turfwinning heeft letterlijk diepe sporen nagelaten in het landschap. Hoog- en vooral laagveen is volledig uitgegraven en omgezet in landbouwgrond. Bijna 300.000 hectare grond is in de loop van vele eeuwen voor de turfwinning omgewoeld, zo’n 10% van het totale landoppervlakte. Zonder turf zou ons land er vandaag de dag heel anders hebben uitgezien: Vooral in het Westen en Noordoosten van het land, waar de benaming veenkoloniën nog herinnert aan de grote afgraving.
In 2018 trof ik op vakantie tot mijn verrassing turf aan in het kacheltje van onze Airbnb in het noorden van Ierland. Inderdaad blijkt Ierland samen met Finland wereldwijd de grootste consument van turf als energiebron: 4,1 respectievelijk 7,9 Mton wordt er jaarlijks in die landen aan turf verstookt. In heel Europa is dat 17,3 Mton. In de rest van de wereld wordt nauwelijks turf gestookt.
Turf vormt tegenwoordig in de classificatie van het IPPC een eigen categorie, ergens tussen biomassa en fossiele energie in. Turf groeit erg langzaam, ongeveer 1 millimeter per jaar. Het duurt dus 1500 jaar voordat die laag van 1,5 meter weer is aangegroeid. Dat kun je nauwelijks ‘hernieuwbaar’ noemen. Bovendien is de emissiefactor vergelijkbaar met die van steenkool. De Europese turfconsumptie voor energie produceert jaarlijks 17,9 Mton CO2. Met al het turf dat in ons land is afgegraven, is in de afgelopen eeuwen zo’n 1.900 Mton CO2 de atmosfeer ingeblazen. Historisch bezien is het klimaateffect van de turfconsumptie met andere woorden beperkt.
“Het is eigenlijk schandalig dat biomassa wordt gebruikt voor de meest laagwaardige toepassing: energie”
Deze historische terugblik leert ons nog een andere les. De beschikbaarheid van brandstof op eigen bodem was voor de Republiek in de roerige 17de eeuw van onschatbare waarde. Andere landen worstelden met energiecrises doordat de bossen langzamerhand waren opgestookt.
Holland importeerde veel hout uit de Scandinavische landen. De beschikbaarheid van turf voorkwam dat dit hout in de kachel verdween. Het werd gebruikt voor meer hoogwaardige toepassingen zoals scheepsbouw. Holland werd in deze eeuw de belangrijkste scheepsbouwer van Europa en dat zorgde voor veel welvaart. Dit succes was onmogelijk geweest als onze toenmalige landgenoten het schaarse hout eenvoudig hadden opgestookt.
Toch is dat precies wat er tegenwoordig met de schaarse grondstof biomassa gebeurt: Het eindigt in de kachel, zij het eentje van een iets groter formaat dan in de 17de eeuw. Het is eigenlijk schandalig dat biomassa wordt gebruikt voor de meest laagwaardige toepassing: energie. Hoger in de waardeketen kan biomassa worden gebruikt om chemische bouwstenen te produceren, voedsel en veevoer te maken en er zijn toepassingen denkbaar voor medicijnen. Toegegeven, meestal wordt dit potentieel toegedicht aan andere vormen van biomassa dan hout zoals algen en planten. Waar het mij om gaat is dat de opportuniteitskosten geen enkele rol lijken te spelen in het debat over biomassa. Ja, de bron van houtige biomassa is mogelijk niet duurzaam en dat is belangrijk om te weten. Maar nog belangrijker is het besef dat we schaarse grondstoffen moeten inzetten voor de toepassing waar zij maatschappelijk gezien het meest zullen renderen. Als onze voorgangers in de 17de eeuw het beschikbare hout hadden gebruikt als brandstof was hun een bloeiende industrietak ontnomen. Zo heeft onze maatschappij er belang bij te voorkomen dat veelbelovende toepassingen op basis van groene grondstoffen in de kiem worden gesmoord, omdat het basismateriaal wordt opgestookt in de energiecentrale. Via SDE+ is er voor miljoenen aan subsidiegeld besteed aan het meestoken van biomassa. De innovatieagenda voor de bio-based economy was heel wat kariger bedeeld.
De Europese markt voor groene chemie zou volgens onderzoek in 2030 al een omvang kunnen hebben meer dan 10 miljard euro. Nederlandse bedrijven zouden bij die ontwikkeling voorop moeten lopen. Mijn oproep aan de formateur zou zijn om hoogwaardige toepassingen van biomassa ruimhartig te ondersteunen.
Bronnen:
CBS (2021), 11% energieverbruik in 2020 afkomstig uit hernieuwbare bronnen.
J.W. de Zeeuw (1978), Peat and the Dutch golden age.
E. Smeets e.a. (2014), Evaluating the macroeconomic impacts of biobased applications in the EU, European Commission, Joint Research Centre Science and Policy Reports.