Rob Aalbers, Centraal Planbureau: "Emissiemarkt 50 keer goedkoper dan subsidie op zonnepanelen"
Per kilowattuur opgewekte zonne-energie ontvangen huishoudens ruim 14,3 cent subsidie van de Staat der Nederlanden. Als we voor het gemak even aannemen dat hiermee daadwerkelijk CO2 wordt bespaard, dan betekent dat een ton CO2 besparen via zonnecellen ongeveer 250 euro kost. En dat terwijl de CO2-prijs op de emissiehandelsmarkt ongeveer 5 euro per ton bedraagt.Dit is bij lange na niet het enige voorbeeld waar de effectieve CO2-prijs ver boven de prijs op de emissiehandelsmarkt ligt. In een vorig jaar gepubliceerd rapport laat de OECD zien dat de effectieve CO2-prijs in de OECD-landen schommelt tussen nul en 1.500 euro per ton. Nederland is hierop dus bepaald geen uitzondering!
Wat is hier aan de hand? Waarom geven we 250 euro uit om een ton CO2 te besparen via een zonnecel, terwijl we diezelfde ton CO2 via het emissiehandelssysteem voor 5 euro hadden kunnen besparen? Een vaak genoemd argument is dat we hiermee de innovatie van duurzame technologie stimuleren. En hoewel dat op zich correct is, dringt zich toch de vraag op of dat niet efficiënter kan. Kunnen we met minder geld niet hetzelfde doel bereiken?
““Als een technologie ver van der markt staat, moeten we minder geld uitgeven aan het uitrollen ervan””
Hoewel deze vraag met de huidige kennis helaas
niet volledig te beantwoorden is, zijn er wel eenvoudige vuistregels te geven
die het beleid een stuk efficiënter zouden maken. De eerste vuistregel is dat
naarmate een technologie verder van de markt staat (lees: duurder is), we
minder geld uit moeten geven aan het uitrollen van die technologieën. Het
stimuleren van innovatie via het uitrollen is voor deze technologieën immers
veel te duur. In steeds meer landen ziet men - al dan niet noodgedwongen - de
zin van deze vuistregel in. Zo heeft Spanje vorig jaar diep gesneden in de veel
te riante subsidies voor windmolens en zonnecellen en zal Duitsland - als de
voortekenen niet bedriegen - op korte termijn volgen. Ook in Nederland is het
besef neergedaald dat een open-einde stimulering van nieuwe technologieën een
bodemloze put is. Zo is de hybride auto met ingang van dit jaar uit het
0%-tarief gehaald. En mocht de installatie van zonnecellen in Nederland echt
van de grond komen, dan is het - denk ik - snel gedaan met de vrijstelling van
energiebelasting!
De tweede vuistregel is dat we het geld daar moeten besteden waar het het
meeste oplevert. Stimulering van windmolens moet dus plaatsvinden in landen
waar het hard waait, zoals in Engeland, Ierland, Noorwegen en Nederland;
stimulering van zonnecellen in de zuidelijke lidstaten, zoals Frankrijk, Spanje
en Italië.
De derde en laatste vuistregel is dat voor technologieën die (nog) ver van de
markt af staan de kosten eerst via onderzoek en ontwikkeling omlaag moeten
worden gebracht. Omdat dit een onzeker traject is - niemand kent immers de
toekomst - is het devies hier om duizend bloemen te laten bloeien. Dan staan er
altijd wel een paar mooie tussen, die we later kunnen gebruiken.
Mocht een technologie overigens het R&D-stadium al voorbij zijn - maar nog
steeds te ver van de markt af staan - dan kan in kleine stapjes begonnen worden
met de uitrol. Geen 6.000 megawatt wind op zee dus, maar 1.000. En geen 200.000
elektrische auto's in 2020, maar 25.000. Als de kosten voldoende dalen, kan het
volgende stapje worden gezet. Ook hier geldt dat we vele nog te dure bloemen
moeten laten bloeien om zo innovatie te stimuleren. Als die innovatie succesvol
is, zetten we een stapje extra, zoniet dan doen we een stapje terug.
Maar daalt de CO2-uitstoot dan wel voldoende, als we zo voorzichtig
te werk gaan? Jazeker, want door deze vuistregels in acht te nemen, vallen er
Europees gezien vele tientallen miljarden te besparen. Een fractie daarvan is
voldoende om de CO2-uitstoot elders in Europa te laten dalen. Dan
kunnen we de rest - en het gaat Europees gezien om zeker tientallen miljarden
per jaar - aan andere nuttigere dingen besteden.
Rob Aalbers is econoom
en programmaleider bij het Centraal Planbureau. Hij schrijft zijn columns op
persoonlijke titel.
---
Verantwoording gebruikte cijfers:
1. De energiebelasting in 2014 op elektriciteit bedraagt 11,85 cent/kWh. Inclusief BTW is dit 14,3385 cent/kWh.
2. De impliciete CO2-prijs kan worden bepaald door dit bedrag inclusief BTW te delen door de CO2-emissiefactor volgens de referentiepark-methode (zie Harmelink et al., 2012, Berekening van de CO2-ermissies, het primair fossiel energiegebruik en het rendement van elektriciteit in Nederland, EZ/CBS/ECN/PBL) . Dat geeft 0,143385/0,57*1000=251,5 euro per ton CO2. Hier is 0,57 kg/kWh de CO2-emissiefactor volgens de referentiepark-methode in 2010 (het meest recente jaar dat beschikbaar is)