Onlangs was ik in Londen voor de International Petroleum (IP) Week. Op de conferentie viel op dat er dit jaar, naast de toekomst van olie, veel meer werd gesproken over de grote rol die gas (pijpleiding of LNG) speelt bij de energietransitie. Daarnaast was ook hier weer de conclusie dat de oliesector een imagoprobleem heeft bij een deel van de bevolking en tekort schiet in de manier waarop zij communiceert met de maatschappij. Ik zal dit uitleggen aan de hand van opmerkingen van twee belangrijke sprekers.
De eerste spreker was Amin Nasser, CEO van Saudi Aramco. Hij was onlangs in Davos, net als vele andere CEO’s en politieke leiders. Zijn observatie was dat veel van zijn (vooral Europese) stakeholders denken dat het binnen 5 tot 10 jaar gedaan zal zijn met de oliesector. Dat met de komst van elektrische auto’s de vraag naar olie zal verdampen (auto’s zijn goed voor ongeveer 20% van de mondiale vraag naar olie), en dat duurzame energie de enige juiste oplossing zal zijn. Zijn constatering was dat er voor 80% van de olievraag nog geen passende en betaalbare alternatieven zijn. En dat het flexibele aanbod van duurzame energiebronnen zoals zon en wind op een gegeven ogenblik leiden tot infrastructurele problemen als daar niet een oplossing voor wordt gevonden. In Noord-West Europa willen we nog weleens vergeten dat sommige landen zich de duurzame oplossing niet kunnen veroorloven. Of dat landen om geopolitieke redenen kiezen voor olie en/of kolen. Volgens Nasser is er naast het klimaatprobleem ook vooral een ‘crisis of perception’. Bij deze perceptiecrisis gaat men ervan uit dat iedereen kost wat kost volledig inzet op de energietransitie om zoals afgesproken in Parijs de klimaatverandering tot stilstand te brengen.
“Naast klimaatprobleem is er vooral een ‘crisis of perception’”
Volgens Nasser moet de olie en gassector zich houden aan vijf beginselen om aan de perceptiecrisis te ontkomen:
- Het openlijk delen van de zorgen rondom klimaatverandering en de benodigde verlaging van de CO2-uitstoot. Tegelijkertijd zorgen voor het aanbod van betaalbare, betrouwbare en schone energie
- Laten zien dat de sector haar verantwoordelijkheid neemt. Dat doet zij met waarden die de aandeelhouders ook nastreven: werkgelegenheid, diversiteit, compliance en accountability. Met de winning van olie en gas maken landen de stap weg van armoede;
- Het verduurzamen van de sector door innovatie en technologische ontwikkeling;
- Het maximaliseren van de toegevoegde waarde van de natuurlijke bronnen. De olie- en gassector draagt immers ook voor een deel bij aan de economische groei;
- En tot slot het veranderen van de manier van communicatie waarop de verbinding wordt gelegd en diegene waarmee verbinding wordt gelegd.
Tweede spreker Bob Dudley, CEO van BP, deed daar nog een schepje bovenop. Volgens Dudley heeft 80% van de wereldbevolking nog nooit in een vliegtuig gezeten. Een groot deel wil dat wel en zal dat te zijner tijd ook gaan doen. Van de populatie leeft 80% ook nog onder het ‘well-being’ niveau. Een stijging van de welvaart gaat over het algemeen gepaard met meer energieverbruik. In BP’s Energy Outlook zal er volgens BP in 2040 nog steeds sprake zijn van een aanzienlijke vraag naar olie en gas (50% van de totale energievraag). Dudley gaf aan zijn aandeelhouders tevreden te moeten houden én tegelijkertijd aantrekkelijk te blijven tijdens en na de energietransitie. “Prepare for a lower carbon world”, zei hij.
Nu hoor ik velen van u denken dat Saudi Aramco en BP eigen agenda’s hebben, dat zij gebaat zijn bij de olie- en gasverkopen en daarom tijd proberen te rekken. Maar zelfs als u daarin gelijk heeft, hebben ze volgens mij toch ook een punt. We hebben recent gezien wat voor prijsbewegingen een relatief klein tekort of overaanbod aan olie kan bewerkstelligen. Stelt u zich eens voor dat de investeringen verder opdrogen, terwijl de mondiale vraag naar olie gestaag blijft toenemen. Een enorme prijsstijging kan hele negatieve gevolgen hebben voor de mondiale economie, en daarmee ook voor de energietransitie.
Het einddoel, de Parijsdoelstellingen, is bekend. De manier waarop je daar moet komen nog niet. Niet alleen in Den Haag bij de vorming van het klimaatakkoord, maar ook in Londen tijdens de IP Week is iedereen er zich volgens mij volledig van bewust dat er een verdere loskoppeling moet komen tussen economische groei, de vraag naar energie en de mondiale CO2-uitstoot. Toch is er ook vandaag en morgen nog een behoefte om aan de vraag naar energie te voldoen. Niet alleen het einddoel, maar ook de weg ernaartoe, is onderdeel van het Parijsakkoord. En die weg zal nog lang niet alleen met duurzame oplossingen kunnen worden ingevuld. Het aanbod van energie zal toereikend en betaalbaar moeten blijven. Om dit te bewerkstelligen zullen overheden meer moeten samenwerken. Met elkaar én met het bedrijfsleven om efficiëntie, verduurzaming en juiste en volledige communicatie richting de maatschappij te bevorderen. Bespreek daarbij niet alleen waar ‘we’ tegen zijn, maar ook wat we wél willen. Kijk of dat voldoende is, en of dat technisch haalbaar. En zoek vervolgens naar de mogelijkheden om dit in te passen. Door het geven van duidelijke richtlijnen kunnen overheden heldere en langjarige kaders scheppen. Markten kunnen dan bepalen wie de uiteindelijke winnaars en verliezers worden van de energietransitie. Ook vanuit die economische optiek lijken we meer gebaat bij een gecontroleerde transitie dan bij een ongecontroleerde transformatie.