Dorette Corbey: "Miljardensubsidies biomassabijstook in kolencentrales weggegooid geld"
Steek de kop niet langer in het zand, zeggen energieonderzoekers Jepma, Mulder en Boot. Zij stellen dat de resultaten van het emissiehandelssysteem (klimaatbeleid) en die van beleid gericht op het stimuleren van duurzame energie elkaar opheffen. Dat komt door het waterbedeffect. Hebben ze gelijk?
Waterbed
Eerst het argument. Het emissiehandelssysteem (voluit Emissions Trading System, ETS) zou een waterbed zijn: verminder op een punt de druk, dan ontstaat ergens anders ook minder druk. Wanneer er - al dan niet gesubsidieerd - meer duurzame stroom op de markt komt dan daalt de vraag naar fossiele elektriciteit. De fossiele centrales hoeven minder CO2-emissierechten te kopen om hun uitstoot te compenseren, waardoor de prijs van CO2-rechten zal dalen. Daardoor kunnen andere bedrijven goedkoper CO2 uitstoten. Inderdaad - een waterbedeffect.
Maar dat is geen blinde vlek in het in het Europese klimaatbeleid zoals Jepma, Mulder en Boot beweren; het is juist de bedoeling van het ETS. Kern van het emissiehandelssysteem is dat bedrijven zelf uitmaken wanneer ze investeren in schone technologie: vroeger of later. Als ze het vroeger doen, hebben ze minder rechten nodig (of houden ze rechten over). Als ze het later doen, zullen ze rechten moeten (bij)kopen. Elk bedrijf maakt daarin zijn eigen strategische afweging. Die afweging zal gebaseerd zijn op afschrijvingstermijnen van bestaande installaties, en op de prijs en beschikbaarheid van schonere technologie.
Hoe meer bedrijven snel investeren in schone technologie, hoe lager de CO2-prijs, want er zijn minder kopers van CO2-rechten. Het omgekeerde geldt ook. Maar andere bedrijven zullen anticiperen en dat heeft dan een corrigerend effect.
Het waterbed is de kern van het ETS - en daarbij is het essentieel dat het riante bed langzaam leegloopt. Met de start van de nieuwe handelsperiode is het waterbed al minder comfortabel geworden - in de komende jaren zal het waterbed overal ongemakkelijker zijn.
““Het is uiteraard aan de politiek om de afweging te maken wie moet opdraaien voor de kosten: de belastingbetaler of de vervuiler””Subsidies
Het argument is dus nogal merkwaardig, maar is er toch reden te denken dat subsidies het klimaatbeleid - het ETS - teniet doen? Subsidies op duurzame energie drukken prijs van CO2. Dat is ook al eerder - terecht - door de Algemene Rekenkamer geconstateerd. Hoe meer subsidies, hoe meer de ‘klimaatkosten' bij de overheid en daarmee bij de belastingbetaler komen te liggen, in plaats van bij de vervuiler. Het is uiteraard aan de politiek om de afweging te maken wie moet opdraaien voor de kosten: de belastingbetaler of de vervuiler (die ze vervolgens weer doorberekent aan de consument).
Schone toekomst - maar zonder miljarden subsidies op biomassa
Met subsidies voor duurzame energie dalen de kosten van CO2-rechten, waardoor de prikkel om te investeren in schone technologie minder wordt. Subsidies kunnen dus beter vermeden worden. Er is echter een uitzondering: wanneer Nederlandse bedrijven het verliezen van bedrijven uit subsidieparadijzen elders in Europa, zijn subsidies te rechtvaardigen. Voor producten of diensten die vooral op nationale markten worden geleverd geldt die rechtvaardiging niet.
Wat mij betreft zijn de miljarden die omgaan in het subsidiëren van het bijstoken van biomassa in kolencentrales weggegooid publiek geld. Elektriciteit is immers vooral een nationale markt of een Noordwest-Europese markt. Elektriciteitsbedrijven kunnen hun hogere kosten grotendeels doorberekenen aan hun klanten, en dan betalen we allemaal mee aan de verduurzaming. In plaats van het subsidiëren van het bijstoken van biomassa kan het publieke geld beter besteed worden. Bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van echt nieuwe en schone technologie. Als we dat doen dan bereiden we ons sneller en beter voor op een economie die ‘low carbon' is. En dat heeft economisch maar ook maatschappelijk heel veel voordelen.
Dorette Corbey is de voorzitter van de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa. Ze is daarnaast voorzitter van het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit en als directeur betrokken bij zowel de Adviesraad voor Wetenschap en Technologie als bij de Energieraad.