Al ruim twee jaar circuleerde het voorstel in Brussel, en begin juli presenteerde de Europese Commissie het officieel: in 2040 moet de EU 90% minder uitstoten dan in 1990. Die tussenstap is nodig op weg naar dé grote ambitie: netto-nul uitstoot in 2050. Volgens de Commissie heeft Wopke Hoekstra, Eurocommissaris voor Klimaat, Netto-nul en Schone Groei, een “pragmatische en flexibele” aanpak bedacht.
Zo wil Brussel binnen het EU-ETS ruimte maken voor permanente opslag van broeikasgassen, en mag vanaf 2036 3%-punt van de 90% worden behaald met carbon credits buiten de EU. “Hoogwaardige” credits, benadrukt de Commissie, die de bui van moeilijk te controleren buitenlandse reductieprojecten al voelt hangen. Maar opvallender dan de Doos van Pandora die hiermee zal opengaan, is hoe de Commissie de 90% aan de man brengt.
Het belangrijkste argument is dat de wetenschap het zegt: het moet. Daarvoor verwijst de Commissie naar het IPCC en de European Scientific Advisory Board on Climate Change. Al bij zijn aantreden als Eurocommissaris in 2023 stelde Hoekstra dat “de EU het goede voorbeeld moet blijven geven door ambitieuze doelstellingen vast te stellen die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs en de beste beschikbare wetenschappelijke kennis.”
“Ook de Europese Commissie communiceert vooral één kant van de medaille. En die glimt je tegemoet. Met de 90% wordt alles beter”
Bovendien, zo stelt de Commissie, doen we niets anders dan wat burgers van ons vragen. Zij willen ambitieus klimaatbeleid en geven daarmee een ‘solide mandaat’. Dat zou onder meer blijken uit de speciale Eurobarometer ‘Climate change’, een EU-opinieonderzoek, in opdracht van diezelfde Europese Commissie, dat vlak voor de presentatie van het 90%-doel verscheen. In het persbericht regende het hoge percentages ter ondersteuning van de Commissieboodschap.
Zo gelooft 85% van de ondervraagden dat klimaatverandering een serieus probleem is, steunt 81% het doel van klimaatneutraliteit in 2050 en vindt 85% dat het aanpakken van klimaatverandering een prioriteit moet zijn om de volksgezondheid en de kwaliteit van leven te verbeteren. “Uit deze enquête blijkt dat Europeanen (…) concrete en gedurfde acties willen”, zegt Hoekstra. Toch is dat slechts de helft van het verhaal.
Want het 98 pagina’s tellende rapport maakt niet duidelijk hoe ver de EU voor die ‘gedurfde acties’ mag gaan. Daar is niet naar gevraagd. Welke nadelen accepteren burgers? En hoe diep mag de EU in de buidel tasten? Dat is uiterst relevant, aangezien ‘klimaatverandering’ niet de grootste zorg blijkt, maar op een gedeelde derde plaats staat, samen met ‘de economische situatie’. Op één staat overigens ‘gewapende conflicten’, op twee ‘armoede, honger, gebrek aan drinkwater’.
In Nederland zagen we eerder iets vergelijkbaars. In april zocht het Sociaal en Cultureel Planbureau voor hun klimaatverandering-peiling het nieuws met de kop ‘Meerderheid Nederlanders vindt dat kabinet te weinig doet voor het klimaat’. Wat niet in het persbericht stond – en dus geen nieuws werd – was dat 70% van diezelfde Nederlanders ook ‘bezorgd tot heel erg bezorgd' is over het duurder worden van hun leven door klimaatmaatregelen.
Ook de Europese Commissie communiceert vooral één kant van de medaille. En die glimt je tegemoet. Met de 90% wordt alles beter. Zo opende Hoekstra zijn persconferentie met de zin dat het percentage “de volgende stap is op het pad om het concurrentievermogen te vergroten en te verbeteren, de onafhankelijkheid van de EU te versterken en de uitstoot te verminderen”. Ook zou het doel “in lijn zijn” met onder meer de Clean Industrial Deal en het Affordable Energy Action Plan.
“In tegenstelling tot Brussel ziet Den Haag inmiddels wél dat koploper willen zijn ook een keerzijde kent”
Bovendien houdt het doel – dat veel, véél ambitieuzer is dan de rest van de wereld – volgens de Commissie “volledig rekening met het huidige economische, veiligheids- en geopolitieke landschap”. Snelle, grootschalige decarbonisatie zou “investeringen in innovatie stimuleren, meer banen en groei creëren”, en het “industrieel leiderschap van onze bedrijven versterken”. Maar zo stellig als de woorden zijn, zo afwezig is de onderbouwing.
Ook de grote uitdagingen waarvoor de EU staat – het gebrek aan concurrentievermogen, de hoge energieprijzen, de concurrentiepositie van de energie-intensieve industrie, de zeer grote afhankelijkheid van China op het gebied van kritieke grondstoffen en datzelfde China dat Europese bedrijven met succes kapot concurreert – blijven ongenoemd. Alsof het klimaatbeleid daar niets mee te maken heeft.
En nee, natuurlijk is niet alles te wijten aan het EU-klimaatbeleid. Maar net doen alsof het klimaatkoploperschap van de EU er niets mee te maken heeft, is ook een ontkenning van de werkelijkheid. Feit is dat de beprijzing van uitstoot via het EU-ETS en de overvloed aan groene wet- en regelgeving hebben bijgedragen aan een ongelijk internationaal speelveld waarin Europese industrieën achterop raken.
In tegenstelling tot Brussel ziet Den Haag inmiddels wél dat koploper willen zijn ook een keerzijde kent. Dat het ongelijke speelveld dat de politiek hier de afgelopen jaren creëerde, bedrijven op achterstand heeft gezet. Dat een eenduidig, consistent decarbonisatiepad – wat de Europese Commissie óók als argument voor de 90% aanvoert – weliswaar in principe een goed idee is, maar niet als dat pad in het ravijn eindigt.
“In Brussel lijkt het er vooral op dat de Commissie is gaan geloven in de spin van haar eigen pr-machine”
Brussel kan wat dat betreft een voorbeeld nemen aan Den Haag, dat recent aankondigde het doel voor wind-op-zee terug te schroeven. Niet omdat het kabinet geen windmolens meer zou willen neerzetten, maar omdat in de praktijk de wal het schip keert. Minister Sophie Hermans zei daarover in de Volkskrant: “Als ik weet dat we een getal dat in de boeken staat niet halen, blijf ik niet met oogkleppen doorrennen.”
In Brussel lijkt het er vooral op dat de Commissie is gaan geloven in de spin van haar eigen pr-machine. Weliswaar klinken de ronkende persberichten fantastisch en suggereren de vele Acts, Deals en Plans dat alles onder controle is, het staat allemaal nog mijlenver af van implementatie, laat staan van effecten. De huid wordt al verkocht voordat er überhaupt een beer in zicht is. Dat is onhoudbaar. En vooral contraproductief. De weerstand neemt dan ook toe.
In juni keerde Frankrijk zich vrij onverwacht tegen de 90%. Ook Polen, Italië, Tsjechië, Hongarije en Slowakije zijn allesbehalve enthousiast. Intussen laat het Europees Parlement de leiding over de onderhandelingen over de 90% over aan de Patriots for Europe, een fractie die het doel liever vandaag dan morgen door de shredder haalt, net als de rest van het klimaatbeleid. De PVV, ook fan van de shredder in dat kader, is bij de fractie aangesloten, net als de partijen van Le Pen en Orbán.
Als EU-burgers zien dat die ‘gedurfde acties’ niet gratis zijn, dat nul uitstoot in de EU – nog maar goed voor 6% van de wereldwijde uitstoot – niet automatisch betekent dat daarmee het klimaat is ‘gered’, dat de EU een deel van z’n uitstoot simpelweg exporteert en delen van de industrie inderdaad vertrekken, kan het tij snel keren. Sommige politieke partijen zullen dat ressentiment maar al te graag aanwakkeren.
De uitdagingen voor de EU zijn enorm. Hoe langer de Commissie de risico’s, trade off’s en nadelen bewust buiten beeld houdt, hoe harder straks de weerstand zal zijn. En hoe meer de geloofwaardigheid op het spel komt te staan – van het klimaatbeleid én van de Commissie. Daar wordt de EU in ieder geval niet beter van.