In ‘Parijs’ noch in zijn voorganger (‘Kyoto’) of uitwerking (‘Glasgow’) staat niet dat fossiel niet meer kan, er staat dat unabated fossiel niet meer mag. Idem in een recente EU-position paper. ‘Abated’ betekent dat CO2-afvang en opslag, CCS, wordt toegepast op de inzet van fossiel, niet dat fossiel niet meer kan. Het IPCC, zoals in het kersverse Syntheserapport, spreekt steeds over klimaatrisico’s van fossiel ‘without additional abatement’. Vermindering van broeikasgassen is immers het hoofddoel van het internationale klimaatbeleid, niet vermindering van fossiel per se. Al is natuurlijk een te verwachten uitkomst dat sturen op minder CO2 ook tot minder fossiel zal leiden, maar als resultante, niet als primair doel.
De exacte doelformulering werkt door in de instrumentenkeuze en -vormgeving. De grondslag, ofwel het aangrijpingspunt voor instrumenten, Europese en Nederlandse, is broeikasgasreductie. Denk bijvoorbeeld aan het Europese emissiehandelssysteem ETS en de Nederlandse SDE++-regeling. Broeikasgasreductie zien we ook terug in de veelheid aan wetenschappelijke scenario’s. Die ‘sturen’ haast allemaal op broeikasgassen (doel), met als gevolg dat er meer energie-efficiency komt, meer hernieuwbare energie, mogelijk ook kernenergie, minder fossiel, en meer CCS. Punt is dat zo’n beetje alle opties nodig zijn om de klimaatverandering binnen de perken te houden, en om de emissiearme energiehuishouding en de transitie daarheen ook betaalbaar te houden. Een of meer opties weghalen uit de mix betekent een grotere kans dat de doelen niet worden gehaald, of dat de kosten hoger zijn om het doel te halen dan nodig is, of allebei.
“We warmen ons in belangrijke mate aan een illusie van een snel realiseerbare, fossielvrije energiehuishouding”
Het groeiende probleem is echter dat deze noties in het maatschappelijke en politieke debat zijn zoek geraakt. We zijn collectief gaan denken dat een fossielvrij energiesysteem om de hoek ligt: nog een klein duwtje, en dan zijn we er. Veel milieuorganisaties roepen dat, maar ik heb de indruk dat dit wensdenken breder heeft postgevat: ook in departementen, in het niet-zo-energieintensieve deel van het bedrijfsleven en in een breder publiek. Een paar jaar geleden was de kloof tussen wat de werkelijke verhoudingen fossiel en duurzaam zijn en wat het publiek denkt dat de verhoudingen zijn al enorm. We warmen ons in belangrijke mate aan een illusie van een snel realiseerbare, fossielvrije energiehuishouding. De netbeperkingen, personeelstekorten, stikstofdilemma’s en grondstoffenschaarste en -prijzen maken het beeld van de groeisnelheid van hernieuwbaar niet vrolijker: we lijken al op een maximaal tempo te zitten.
Gemiddeld in Europese landen is het aandeel hernieuwbaar in de energiemix iets meer dan 20%, de helft daarvan is overigens biomassa. Ook als er in de komende tijd nog veel meer beleid wordt ingezet op energie-efficiency en groei van hernieuwbare bronnen, dan nog zal in de komende jaren heel wat fossiel verstookt zijn voordat de verhouding 100% hernieuwbaar en 0% fossiel is bereikt. Moeten we dat fossiel dan maar, tegen de uitspraken van Parijs, Glasgow, IEA en andere in ‘unabated’ verstoken? Of zou het misschien toch verstandig zijn de CO2 van het nog niet weggeconcurreerde fossiele gebruik af te vangen en op te ruimen?
“Kennelijk vindt Jetten stoppen met fossiel belangrijker dan CO2-reductie, terwijl de betaalbaarheid er niet toe doet”
De rede zegt: ja natuurlijk! Alleen, de illusie verhindert dat we dat ook echt doen. Zie bijvoorbeeld de brede angst voor een carbon takeback obligation. Dikwijls te horen is dat we niet aan beleid voor het ‘ontkolen’ van fossiele stromen hoeven te beginnen. Bijvoorbeeld “omdat we toch al weten waar het heen moet, namelijk fossielvrij” (dixit een medewerker van Milieudefensie, alsof dat morgen al gelukt kan zijn). Of omdat een verbod op fossiele reclame als een wonder ineens tot reductie van fossiel en CO2 zou leiden (dixit een actiegroep, maar het wonder moet nog wel worden onderbouwd). Of omdat gevreesd wordt dat met een carbon takeback obligation langer van fossiel gebruik zou worden gemaakt dan zonder zo’n instrument. Dixit minister Jetten in zijn brief: kennelijk vindt hij stoppen met fossiel belangrijker dan CO2-reductie, terwijl de betaalbaarheid er niet toe doet. “Het effect dat de invoering van een CTBO- beleid heeft op het gebruik van fossiele brandstoffen is daarmee niet in lijn met het kabinetsbeleid dat doelstellingen stelt met betrekking tot de reductie van broeikasgasemissies.” Maar onze studies naar de carbon takeback obligation en de modelberekeningen die daarvoor zijn gemaakt, tonen juist dat een CTBO borgt dat de klimaatdoelen worden gehaald, en wel tegen de laagste mogelijke (systeem)kosten. In scenario’s zonder takeback obligation worden ofwel de doelen niet gehaald, ofwel als de doelen wel worden gehaald is dat duurder dan met een CTBO.
“Kennelijk is de doelstelling van emissiereducties sluipenderwijs ingeruild voor een doelstelling van fossielvrij”
Kennelijk is de doelstelling van emissiereducties sluipenderwijs ingeruild voor een doelstelling van fossielvrij. Gegeven de forse implicaties daarvan: hogere kosten van klimaatbeleid en een grotere onzekerheid dat de doelen worden gehaald, verdient zo’n koerswijziging een grondig debat in het parlement. Als er een democratisch gelegitimeerde uitspraak ligt dat we naar fossielvrij dienen te streven liever dan naar emissievrij dan trek ik deze column terug. Maar tot dan blijft de redenering valide dat zolang er in de komende jaren nog een ongelofelijke bak fossiel wordt verstookt, het goed klimaatbeleid is ervoor te zorgen dat die fossiele stromen zoveel mogelijk CO2-vrij worden ingezet. Niet voor niets bepleit het recente IBO-rapport ‘borgend beleid’ dat het halen van de emissiedoelen moet garanderen. De ingrediënten daarvoor liggen klaar. Dat vergt niet per morgen een fossielvrije energievoorziening, als wel illusievrij klimaatbeleid.