Enkele jaren geleden, in 2018, stond ik als spreker voor een groep bezoekers van Flame. Deze meerdaagse hoogmis van de Europese gassector vindt jaarlijks plaats in het Amsterdamse Okura Hotel en brengt mensen bijeen die allen één kenmerk gemeen hebben: Ze vertegenwoordigen bedrijven en instellingen die zich op een of andere manier bezighouden met de productie, distributie en verkoop van met name aardgas. Ik was daar aanwezig namens een van de sponsors van de conferentie, mijn toenmalige werkgever GasTerra.
Ik had besloten te spreken over een voor onze olie- en gaswereld ongemakkelijk onderwerp: maatschappelijk verantwoord ondernemen. De kernboodschap van mijn verhaal was dat bedrijven die de financiële belangen van hun aandeelhouders centraal stellen en, in samenhang daarmee, weinig waarde hechten aan andere dan de operationele, kostentechnische en commerciële aspecten van hun activiteiten, op lange termijn hun continuïteit op het spel zetten. Ter illustratie hiervan had ik een PowerPoint-presentatie meegenomen die slechts twee dia’s bevatte: een voorblad en een fotocollage van door de plaatselijke gaswinning beschadigde en verzakte huizen in Groningen.
“Je zou het een variatie kunnen noemen op de slogan van De Tegenpartij van Van Kooten en De Bie: geen gezeik, iedereen rijk”
In 2018 was de omvang van dit probleem al tot onbeheersbare proporties gegroeid. Het was het jaar waarin het kabinet op voorspraak van minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat besloot de gaswinning uit het beroemde en inmiddels beruchte veld binnen afzienbare tijd geheel te beëindigen. Tot vreugde van de Groningers, van wie de meesten echter niet direct beseften dat er een keerzijde zat aan dit kloeke besluit: tijdelijke stopzetting en revaluatie van de herstel- en versterkingsoperatie (het aardbevingsbestendig maken van de woningen in het gebied), die toen al enige tijd gaande was. Mede als gevolg daarvan ontstond een bureaucratisch moeras, dat nu, vijf jaar en een parlementaire enquête verder, nog altijd niet is gedempt.
Na afloop van mijn presentatie bleek dat een aantal van mijn (buitenlandse) toehoorders de ministeriële ingreep onbegrijpelijk vond. Hoe is het mogelijk, redeneerden zij, dat een land besluit om voor honderden miljarden aardgas in de grond te laten zitten, notabene terwijl het overgrote deel van de baten van winning in de staatskas terecht komt. Gebruik dat geld om snel technologische oplossingen te verzinnen die de stabiliteit van de bodem voldoende herstellen en getroffenen schadeloos te stellen, maar produceer ondertussen vooral vrolijk door. Je zou het een variatie kunnen noemen op de slogan van De Tegenpartij van Van Kooten en De Bie: geen gezeik, iedereen rijk.
“Solide argumenten vóór voortgezette binnenlandse gaswinning blijken niet meer te tellen”
Helaas, zo werkte het toen niet en zo werkt het nog steeds niet. Waar het hier om draait, is wat in goed Nederlands de license to operate heet. Dat begrip omvat veel meer dan een vergunning van de overheid om ergens te boren of een fabriek te bouwen. Het gaat om het maatschappelijk draagvlak dat zeker in onze tijd benodigd is voor elke industriële activiteit. Dat is in Groningen zo grondig verspeeld dat de op zich niet onlogische argumenten die zouden pleiten voor de voortzetting van de gaswinning, aan dovemansoren zijn gericht. De gang van zaken sinds het kabinet besloot om het Groningenveld te sluiten, heeft de zaak wat dit betreft alleen maar verergerd. Franz Kafka had er, had hij nu geleefd, een beklemmende Nobelprijswaardige roman over kunnen schrijven, in de stijl van Het Slot of Het Proces.
De oorlog van Rusland tegen Oekraïne en de daaruit voortvloeiende energie- (lees gas-) crisis heeft daar niets aan veranderd. In een opinieartikel in NRC van 24 maart j.l. verbazen Jilles van den Breukel en Lucia van Geuns van de Haagse denktank HCCS zich hierover. Zij storen zich aan het eindrapport van de parlementaire enquête naar de winning van het Groningengas. De enquêtecommissie, vinden zij, heeft uitsluitend oog gehad voor de negatieve kanten, zijnde de eenzijdige focus op financieel gewin, de maatschappelijke ontwrichting en de onwil zo niet onmacht van de betrokken bedrijven en instanties om de problemen bij de wortel aan te pakken. Alsof de Nederlandse samenleving in die ruim 60 jaar van gaswinning ook niet ruim heeft geprofiteerd van deze toevallig hier aanwezige bodemschat. Solide argumenten vóór voortgezette binnenlandse gaswinning blijken niet meer te tellen: de sociaaleconomische voordelen in een tijd dat het bezuinigingsspook weer de kop opsteekt, de kleinere impact op het klimaat in vergelijking met geïmporteerd gas, de bijdrage aan de leveringszekerheid nu er geen kubieke meter meer uit Rusland deze kant op komt, allemaal waar maar het valt in het niet bij de maatschappelijke ellende die is aangericht en nog steeds voortduurt. Het Groningenveld is daardoor een gepasseerd station en het pleidooi van Van den Breukel en Van Geuns mosterd na de maaltijd.
Jammer is dat wel. Meer dan 50 jaar ging het goed, totdat na een forse aardbeving in een Gronings dorp veel te langzaam het besef doordrong, óók bij mij, dat door de waarde van de gaswinning vooral in financiële en economische termen te blijven definiëren, in feite een tijdbom onder de uitermate lucratieve exploitatie van het veld was gelegd.
“Groningen is een case die illustreert hoe een systeem dat primair op groei en winstmaximalisatie is gericht, uiteindelijk vastloopt”
Groningen is op klein formaat een case die illustreert hoe een systeem dat primair op groei en winstmaximalisatie is gericht, uiteindelijk vastloopt. Een vergelijkbare, maar veel grotere tijdbom ligt al een tijdje onder ons economische groeimodel, dat in Europa in combinatie met de sociale wetgeving van na de oorlog velen ongekende welvaart heeft gebracht, maar sinds de neoliberale hervormingen van de jaren negentig in zichzelf verstrikt is geraakt. De bewijzen liggen voor het oprapen: De vernietigende gevolgen van klimaatverandering, natuurverlies, afnemende biodiversiteit, industriële vervuiling en overlast, de groeiende ongelijkheid in de samenleving, falend bestuur, enzovoort. Kortom, het kapitalisme is, net als onze liberale democratie overigens, dringend aan een grondige verbouwing toe. De uitvoering daarvan zal grotendeels van onze bestuurders en politici moeten komen, zowel op nationaal, Europees als mondiaal niveau. Echter, bestuurders van vervuilende industrieën die geloven dat ze daarop kunnen wachten en ondertussen vrolijk door kunnen gaan op de oude weg, zouden eens een bezoekje aan de provincie Groningen moeten brengen, waar huizen soms al jaren in de stutten staan en de gaswinning binnenkort voortijdig stopt.
Een gewaarschuwd mens telt voor twee.