Je hoort het regelmatig: overheid, ga regie voeren over de energietransitie! Meestal wordt daarmee bedoeld: “regering, los alle problemen op.” Dat is niet eenvoudig. De overheid is op de energiemarkt slechts een van de partijen. Ieder met een eigen belang. Zo sturen energieproducenten en -leveranciers op winstmaximalisatie. Netbeheerders zijn weliswaar eigendom van de overheid, maar worden gestuurd door de ACM richting lage tarieven voor de consumenten. Rechters bevelen dat de overheid de transitie versnelt en wijzen vervolgens de maatregelen af. Evenzo het parlement, dat eerst een Klimaatwet aanneemt en vervolgens aan de poten van het klimaatakkoord zaagt. Dan zijn er nog flink wat formele en informele gremia die namens zichzelf, hun leden of de burgers hun mening geven en met alle middelen hun gelijk te bevechten.
“De energietransitie via wetgeving moeten (bij)sturen is dus nogal onhandig”
De overheid zelf heeft ook diverse gedaanten. Leuk dat Den Haag en Groningen een extra offshore windpark willen, maar geen kabel onder Schiermonnikoog! En altijd die verkiezingen, inclusief langdurige formatierondes. Wat voor beleid gaat het volgende kabinet voeren? Welke gemeenteraad durft haar nek uit te steken, wetende dat er volgend jaar maart gestemd wordt? Ondertussen vormt de energiemarkt een groot systeem, waarbij alle delen op elkaar inwerken en op elkaar afgestemd moeten zijn. Regie is dus wel degelijk gewenst. Die is er onvoldoende en de gevolgen zijn overal zichtbaar. Zonneweides liggen op onhandige plekken, de groei van de warmtemarkt stokt, biomassa wordt verboden zonder alternatief, CCS heeft inmiddels tien jaar vertraging, de 2 miljard m3 groen gas verdwijnt uit beeld. Voorts wordt snelle verduurzaming van onze industrie onhaalbaar door gebrek aan infra en duurzame elektronen en moleculen. Wat is dat eigenlijk, regie door de overheid? Dat Rutte als dictator alle besluiten neemt en met harde hand afdwingt dat iedereen meedoet? Vast niet. Maar wat kan de overheid dan concreet doen, behalve ambities formuleren en met iedereen praten? Eigenlijk niet veel meer dan wetten maken, met de subsidiebuidel zwaaien en aan de belastingschroef draaien. Toch moet de transitie slagen. Arme Haagse ambtenaren.
De tekst loopt hieronder door.
Wetgeving is enorm tijdrovend. Niet in het minst omdat de genoemde partijen daar allen hun eigen visie op hebben en lobbyisten hun werk met verve doen. In een stabiele omgeving is dat nog wel te behappen. De energietransitie vereist echter flexibiliteit en wendbaarheid. Wetgeving loopt per definitie achter. De energietransitie via wetgeving moeten (bij)sturen is dus nogal onhandig. Zwaaien met de subsidiebuidel is optie twee. Enorm kostbaar en ook complex omdat vrijwel alle grote investeringsbesluiten in het buitenland worden genomen. Bovendien gelden er (terecht) strenge Europese staatssteunregels, terwijl subsidie juist de ultieme vorm van staatssteun is. Den Haag moet zich dan ook in allerlei bochten wringen voor toestemming uit Brussel. Dat lukt niet altijd, soms ten dele, en leidt vaak tot suboptimale en onhandige oplossingen. Bovendien gaat dat Brusselse proces gepaard met een lange doorlooptijd.
“Energiebelastingen vormen bepaald geen voorbeeld van de sterkste schouders”
Blijft over het draaien aan de belastingschroef. Dat past natuurlijk uitstekend in het neoliberale denken: prijs omhoog, vraag naar beneden. Benzine kost inmiddels 2 euro per liter en aardgas 1 euro per m3. De belastingschroef heeft echter haar glans verloren. Prima in modellen, maar niet in de praktijk. De burger blijkt geen ‘homo economicus’ en juist de zwakkeren zijn relatief vaak de dupe. Niet iedereen kan zich een Tesla veroorloven en mag wonen in een goed geïsoleerd (huur)huis met een ruim dak en zonnepanelen. Energiebelastingen vormen bepaald geen voorbeeld van de sterkste schouders. En waarom zouden alleen de rijken op vliegvakantie mogen? Hoge belastingen maken het aantrekkelijk activiteiten naar het buitenland te verplaatsen. Ik woon 70 km van de dichtstbijzijnde Duitse stad en weet dat velen uit mijn dorp regelmatig de auto pakken en daar hun boodschappen doen en tanken.
“Tussen ambities en realisatie gaapt een geweldige kloof”
Natuurlijk, de overheid moet de grote lijnen uitzetten, ambities formuleren en een klimaatwet aannemen. Maar dat is ruim onvoldoende. Schiermonnikoog wilde 100% energieneutraal in 2020 zijn. Het is 5% geworden. Tussen ambities en realisatie gaapt een geweldige kloof. Er is zoveel te regisseren. Er moeten zoveel keuzes worden gemaakt. Welke technieken. Wanneer? Wie? Overleg met instanties en burgers. Plannen maken en bijstellen. Concretiseren. Onderhandelen. Afstemmen. Detailleren. Communiceren. Vergunningen aanvragen. Aanjagen. Risico’s nemen en managen. Subsidies aanvragen. Contracten opstellen. Financieren. Ontwerpen. Flexibiliteit en opties inbouwen. Problemen oplossen. Kansen pakken. Scope aanpassen. Enthousiasmeren. Werk uitbesteden. Noem maar op. Dat doe je er als overheid niet even bij. Het vereist een projectorganisatie met korte lijnen, heldere mandaten en snelle en efficiënte besluitvorming. En een geweldige drive. Ondertussen wil Schiermonnikoog in 2030 energieneutraal zijn. Een vertraging van tien jaar. Zou het ze nu wel lukken? Dit geldt ook in het groot. Dat CCS noodzakelijk is weten we al lang. In 2004 startte Nederland het CATO-onderzoeksprogramma. In 2009 ging Shell aan het werk in Barendrecht. Vervolgens kwam ROAD. Ook mislukt. Anno 2021 hebben Gasunie, het Havenbedrijf Rotterdam en EBN er hun schouders onder gezet. Pas nu gaat het lukken. Ondertussen is kostbare tijd verloren en geen ervaring opgedaan. In 2024 moet de eerste CO2 nu onder de grond. Twintig jaar later.
“Hoelang blijf je proberen en hoelang ben je bereid te wachten?”
Ooit richtte Nederland voor aardgas de Gasunie op. De overheid stuurde als aandeelhouder. De regie bij de uitrol van aardgas gebeurde bedrijfsmatig door Gasunie, dat op haar beurt marktpartijen inschakelde voor de uitvoering. Het is onontkoombaar dat we opnieuw die kant opgaan. Landen als Zweden (Vattenfall) en Denemarken (Oersted, Energinet.dk) doen dit al. Hun overheidsbedrijven zijn volop actief in de energietransitie, terwijl de overheid op afstand als aandeelhouder de richting aangeeft. Niet voor niets heeft Vattenfall de leus: binnen een generatie fossielvrij. In Nederland geldt het adagium dat overheidsbedrijven pas in actie mogen komen als ‘de markt faalt’. Een vaag begrip, want hoe stel je vast dat ‘de markt’ heeft gefaald en dat het niet aan iets anders ligt? Hoelang blijf je proberen, hoeveel subsidiegeld stel je beschikbaar en hoelang ben je bereid te wachten of het toch nog lukt? Hebben we die luxe wel?
Ik roep de politiek op dit Nederlandse adagium aan te passen. Niet marktfalen, maar benutting van competenties zou de drijfveer moeten zijn om overheidsbedrijven in te schakelen bij de energietransitie. Dat zij daarbij marktconform moeten werken en een groot deel van het werk aan ‘de markt’ zullen uitbesteden, is evident.
Wie meer wil lezen over dit onderwerp, verwijzen wij naar: