Zoeken

Klimaatakkoord 2.0

Auteur

Roland Pechtold

Het succes van het Klimaatakkoord 2.0 valt of staat met een pragmatische en betrouwbare overheid. Dat vergt volgens Roland Pechtold doelgericht denken, niet procesgericht denken

Het Klimaatakkoord is bijna twee jaar oud. In het akkoord staan meer dan 600 afspraken om de uitstoot van CO2 te reduceren, tot in ieder geval 49% in 2030. Het akkoord is de opvolging van het in 2015 gesloten klimaatakkoord van Parijs en de Nederlandse Klimaatwet. Een geweldig akkoord dat handvatten biedt richting 2030.

Sinds de presentatie van het Klimaatakkoord in 2019 is er veel veranderd. Denk alleen al aan de verhoging van het CO2-reductiedoel van de EU naar 55% en nieuwe inzichten over de verwachte extra stroomvraag. Dit betekent dat Nederland sneller en harder aan de slag moet met het behalen van de klimaatdoelen. Het belang van effectief en efficiënt klimaatbeleid wordt alsmaar groter. Ook in de formatie. Het is daarom tijd voor een update: het Klimaatakkoord 2.0.

In het Klimaatakkoord geven de sectoren elektriciteit, industrie, gebouwde omgeving, landbouw en mobiliteit aan hoe het reductiedoel in 2030 gehaald moet worden. Deze update van het Klimaatakkoord focust voornamelijk op elektriciteit en de industrie en bestaat uit vier punten:

“1. Verhoog het opwekdoel van 2030 van 35TWh aan schone energie op land”

De realisatie van duurzame elektriciteitsopwekking, zoals zonne-energie, is een groot succes. Niet voor niets lijkt het klimaatdoel voor 2030 van minimaal 35TWh aan schone stroomopwek op land al in zicht. Maar dat betekent niet dat we gas terug moeten nemen. Onze stroomvraag zal namelijk, door elektrificatie van onze samenleving, de gebouwde omgeving en de industrie, aanzienlijk toenemen. Alleen al voor de elektrificatie van de industrie is er volgens de stuurgroep Extra Opgave, die op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat een advies heeft uitgebracht over de mogelijke aanvullende elektriciteitsvraag, 45 TWh extra hernieuwbare energie nodig in 2030. Voorkom daarbij het ‘kip-ei’-probleem door de elektrificatie en duurzame opwek synchroon te laten lopen.

“2. Maak van draagvlak meer dan een financiële deal”

Het creëren van draagvlak voor hernieuwbare opwek is door het Klimaatakkoord platgeslagen tot een ‘streven naar 50% lokaal eigendom’. Dat is jammer, want dat geeft de indruk dat draagvlak alleen maar draait om geld. Draagvlak gaat juist om goede communicatie, inspraak, overleg over de landschappelijke inpassing, stimuleren van biodiversiteit en ecologie en het creëren van (lokale) werkgelegenheid. Lokale overheden nemen dit ‘streven’ vaak over, in sommige gevallen zelfs als verplichting. Dat zet een rem op de energietransitie. In de praktijk gaat het namelijk anders: Er is in de regio soms onvoldoende financiële slagkracht om daadwerkelijk eigenaar te worden of er is juist helemaal geen behoefte aan dit eigenaarschap. Andere financiële middelen zijn dan mogelijk, zoals een omgevingsfonds. Breng nuance in het ‘streven naar 50% lokaal eigendom’ en zet juist ook de ‘niet-financiële’ waarden centraal. Het klimaatbeleid loopt al ver voorop. Zo kunnen omwonenden geen eigenaar worden van een nieuwe woonwijk, asfaltweg, industrieterrein, fabriek of ziekenhuis die op exact dezelfde of nabijgelegen locaties als duurzame energiebronnen kunnen verschijnen. Waarom moet dit dan wel voor klimaatreddende maatregelen die broodnodig zijn voor onze toekomst?

“3. Waardeer de kwaliteit van ruimte”

Het Klimaatakkoord 2.0 moet gaan sturen op de kwaliteit van ruimte. Dat betekent dat het Klimaatakkoord 2.0 zich ook moet uitspreken over de manier van het geven van subsidie. De Regionale Energiestrategieën sturen veel op slimme innovatieve combinaties met zonne-energie, maar deze zijn, doordat ze de combinatiefunctie vervullen, vaak duurder om te realiseren. Zorg ervoor dat slimme innovatieve combinaties zoals zonne-energie op water of boven parkeerplaatsen en fruit extra subsidie krijgen. Verplicht daarnaast dat grote daken altijd moeten worden voorzien van zonnepanelen. Dit geldt voor zowel bestaande als nieuw te bouwen daken. Zo gaat kwaliteit van ruimte voor en kunnen de Regionale Energiestrategieën ook werkelijkheid worden.

“4. Ga niet voor ‘of of’, maar ‘en en’”

Het Klimaatakkoord 2.0 moet meer sturen op de inzet van subsidie voor verschillende reductietechnieken. Zo is de SDE++, die wordt gefinancierd door de Opslag Duurzame Energie, geschikt voor de opwek van duurzame energie. Daarmee ontstaat er kostenreductie, geen oversubsidiëring, gezonde concurrentie onder vergelijkbare technieken en deze technieken kunnen snel en met grote zekerheid leveren. Als aan één van deze voorwaarden niet wordt voldaan, wordt het succes van de regeling ondermijnd. De regeling leent zich daarom niet voor alternatieve CO2-vermijdende technieken als Carbon Capture and Storage (CCS) en kernenergie. Dit zijn nou eenmaal geen CO2-reducerende technieken.

Het succes van het Klimaatakkoord 2.0 valt of staat met een pragmatische en betrouwbare overheid. Dat vergt doelgericht denken, niet procesgericht denken. Het nieuwe kabinet zal de handschoen op moeten pakken, uit het ‘ivoren’ torentje moeten komen en de energietransitie echt moeten faciliteren. Pak de regie, geef duidelijkheid, wees consistent, zorg voor zekerheid, stimuleer en neem barricades, zoals lange vergunningstermijnen of regelgeving die de uitbreiding van het elektriciteitsnet vertraagt, weg. Klimaatdenken moet centraal komen te staan. Een fundamenteel andere manier van denken voor nu en in de toekomst. Willen we de klimaatcrisis écht bestrijden dan vergt dat nog veel meer dan ‘heel veel klimaat’, namelijk transformationeel klimaatleiderschap.

Roland Pechtold

CEO, GroenLeven zonne-energie