Zoeken

Klimaatbeleid: Lopen we voorop, achteraan of in het midden?

Pieter Boot analyseert de positie van Nederland met betrekking tot het klimaatakkoord. Ons land zit in de middenmoot en kan nog veel leren.

Nu het ontwerp-klimaatakkoord is gepresenteerd neemt ook het publicitaire verzet toe. Het gaat immers ergens over. Dat verzet spitst zich toe op de geringe opbrengst (Nederland als klein landje in de woestijn van gekkies) en de hoge kosten (die ook nog eens op de burger worden afgewenteld). Over de kosten is pas iets zinvols te melden als de planbureaus deze hebben doorgerekend. Ik zal hier ingaan op de vraag of Nederland nu echt zo voorop loopt. Het antwoord zal genuanceerd zijn.

Al voordat het ontwerpakkoord verscheen, toonde werkgeversvoorman de Boer zich bezorgd. Nederland kan zich niet veroorloven te veel voorop te lopen. Het level playing field moet geborgd blijven. Het kabinet heeft de zorg deels aan zichzelf te danken. De toenmalig D66 fractievoorzitter Pechtold noemde het regeerakkoord van het huidige kabinet immers ‘het groenste ooit’. Maar op de meeste officiële lijstjes van aandelen hernieuwbare energie of afname van broeikasgassen sinds 1990 staat Nederland doorgaans vrij laag.

Het toeval wil dat rond de presentatie van het ontwerp klimaatakkoord de Climate Change Performance Index 2019 verscheen. Dit rapport is uitgebracht door een aantal Duitse instellingen, waaraan ook de Wageningse hoogleraar Niklas Hoehne een bijdrage leverde. In deze Index zijn de resultaten van de klimaatinspanningen van 56 landen en de Europese Unie gepresenteerd. Er is niet alleen naar cijfers gekeken, maar ook naar het beleid van de onderzochte landen is door expert judgement bezien. Voor Nederland leidt dat tot drie conclusies.

Ten eerste zitten we in de middenmoot, in een stijgende lijn. We staan op plaats 28. In 2017 waren we nummer 34. De eerste drie plaatsen zijn leeg, want de strenge auteurs vinden dat geen enkel land voldoende doet om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan. Maar liefst vijftien EU-landen en de Europese Unie als geheel gaan ons voor. Zweden staat op vier, Saoedi-Arabië staat onderaan.

Ten tweede blijkt de stijging vooral te komen door het recente klimaatbeleid. Zowel door het nationale beleid als nog meer door onze klimaatdiplomatie waarin we op nummer acht staan. De inzet van het kabinet is niet onopgemerkt gebleven. De totale ranking is gebaseerd op een fors aantal criteria die voor veertig procent samenhangen met de broeikasgasemissies (waaronder per hoofd van de bevolking, trend, doel 2030), voor twintig procent met de inspanningen inzake hernieuwbare energie (aandeel, toename, ambitie), voor twintig procent met het energieverbruik (zoals per hoofd van de bevolking, trend en ambitie) en de resterende twintig procent door het klimaatbeleid (nationaal en internationaal). Bij de prestaties inzake broeikasgasemissies scoren we 35-45 punten van de honderd, bij het energieverbruik 25-45 en bij hernieuwbare energie 40-50. Dat is dus nog geen dikke voldoende. Het energieverbruik is natuurlijk ook lastig door onze geografische positie en sterke energie-intensieve industrie.

Ten derde is het zeker niet zo dat we als een gekke Henkie in ons eentje aan de slag zijn. Als gezegd, heel goede landen zijn er niet. Maar de groep als ‘goed’ geoormerkte landen (waaronder veel Scandinavische en Baltische landen, maar ook India en de Europese Unie als geheel) neemt ruwweg een zesde van de mondiale CO2-emissies voor zijn rekening. Met de groep ‘gemiddelde’ landen waartoe naast Nederland ook China (in plaatsing stijgend), Duitsland (dalend) en Frankrijk (dalend) behoren, is dat ruwweg de helft van de mondiale emissies.

“Nederland is geen gekke Henkie, maar kan nog veel leren”

Enkele observaties zijn dat ook in landen waar het relatief goed gaat, het transport een hardnekkige sector blijkt te zijn. Tevens hebben meerdere landen (zoals het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) vastgelegd op welk moment de laatste kolencentrale dicht gaat. Denemarken laat zien hoe een land ondanks weinig ambitieus recent beleid door een stevige basis toch doorgaat emissies te reduceren. De auteurs kijken kritisch naar Duitsland, niet alleen vanwege de bruinkoolcentrales, maar ook door het ontbreken van een geïntegreerd beleid om het Parijsakkoord daadwerkelijk te implementeren.

Kortom: de groep landen die klimaatprestaties of ambities heeft die vergelijkbaar zijn met Nederland en de staten die het beter doen dan wij, nemen de helft van de mondiale emissies voor zijn rekening. Dat is voor Nederland goed nieuws! Er zijn mogelijkheden om coalities te vormen, met kansen om processen of oplossingen die wij hier verzinnen ook elders toe te passen.

Dat Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten in de groep van de laagst geoormerkte landen te vinden zijn, zal niet velen verbazen. Dat ook Canada (teerolie), Japan (weinig beleid) en Zuid-Korea (wel beleid, maar dramatische prestaties) daar staan was nieuw voor mij. En er zijn ook slechter presterende Europese landen buiten Polen. Zo staan Hongarije, Slovenië, Estland, en Cyprus lager dan ons land en is Ierland hekkensluiter.

Kortom, Nederland is een middenmoter! In stijgende lijn – geen gekke Henkie, maar deel van een peloton met volop kansen door van elkaar te leren, in coalities sneller verder te komen en door slimme oplossingen te exporteren.