Frans Rooijers over dat voor de komende energietransitie energiebesparing te langzaam gaat om de klimaatverandering het hoofd te bieden
CE Delft bestaat dit jaar veertig jaar. Als Centrum voor Energiebesparing zijn we destijds begonnen op het moment van een aangekondigde energietransitie, die uiteindelijk wel plaatsvond, maar wel een geheel andere kant op ging dan toen vanuit de overheid en de energiesector bedacht. Het voorgestelde transitiepad was een explosieve groei van het elektriciteitsgebruik en een half dozijn kerncentrales erbij. Het werd een stabilisering van het energiegebruik, forse efficiencyverbetering en weinig nieuwe energiebronnen.
En kijkend naar de cijfers van de vorige energietransitie, is de vraag wat nu de lessen zijn die we uit die veertig jaar kunnen trekken. Er is veel veranderd in de energiesector, van een publiek bolwerk naar een gereguleerde marktsector. Een verbreding van de discussie over de elektriciteitsvoorziening naar een woud van tafels die gericht zijn op de vraag naar energie in alle sectoren en voor alle energiefuncties. De angst voor het opraken van de fossiele brandstoffen is veranderd in de angst dat we het allemaal gaan opstoken met de daaraan verbonden klimaatverandering.
De eerste les is dat energiebesparing de hoofdrol heeft gespeeld in de vorige energietransitie, dat het effectief was, maar erg traag gaat en zorgt voor een stabilisatie van het energiegebruik en niet voor een halvering ervan. Het gasgebruik voor huishoudens was in 1978 circa 3500 m3 per woning terwijl dat nu 1600 m3 is. Ruim vijftig procent verbetering van de efficiency door isolatie en HR-ketel, maar vooral afgedwongen door energiebelasting en EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt). Maar door stijging van het aantal huishoudens van 4,8 naar zeven miljoen is de absolute daling van het energiegebruik voor verwarming vijfendertig procent, maar tegelijkertijd steeg de elektriciteitsvraag ondanks alle spaar- en LED-lampen en standby-knoppen. Want ook hier was de stijging van onze welvaart met de massale aanwezigheid van computers, mobiele telefoons, tablets een duidelijke tegenkracht.
“Van de vijftien jaar die er waren toen ‘Parijs’ werd getekend is alweer twee en een half jaar verpraat”
Langzaam, maar gestaag is het gasgebruik gedaald, niet alleen bij de huishoudens maar - in mindere mate - ook bij bedrijven. Het gebruik van aardgas daalde met een kwart. De efficiencyverbetering zorgde ervoor dat met een groeiende economie, een factor vier in veertig jaar, het finale energiegebruik iets daalde (vijf procent) en de inzet van aardolie en kolen ongeveer gelijk bleef omdat alternatieve energiebronnen, zoals de hernieuwbare energie in 1978 nog heette, slechts 6,6 procent van de fossiele brandstoffen kon vervangen.
Centrum voor Energiebesparing, onder welke naam CE Delft in 1978 begon, was een mooie naam voor de vorige energietransitie. Maar voor de komende energietransitie gaat energiebesparing te langzaam om de klimaatverandering het hoofd te bieden. De aandacht zal volledig moeten gaan naar schone energiedragers en -bronnen, zoals al ingezet met het lopende Energieakkoord. En daarbij zou het meer moeten gaan over het instrumentarium.
Dat is de tweede les uit veertig jaar CE, veertig jaar energietransitie, namelijk dat alle aandacht steeds maar weer gaat naar de technieken. Uitgebreide discussies over warmtepomp of warmtelevering, bandenspanning of rijsnelheid, warmtekracht of procesvernieuwing. Maar het succes van energiebesparing in de afgelopen veertig jaar was gelegen in de instrumentatie, zowel in de huishoudens als in de industrie. Zonder EPC en Energiebelasting was HR++glas niet ontwikkeld en nu standaard geworden, was de HR-ketel niet zo'n succes geworden.
En wat dan opvalt bij het klimaatakkoord op hoofdlijnen is dat, met uitzondering van de gebouwde omgeving waarvoor een complete aanpak op tafel ligt, van techniek, instrumenten en proces, er op de andere tafels veel techniek is, maar nauwelijks iets concreets is ontstaan over het noodzakelijke instrumentarium, zoals bijvoorbeeld een tendersysteem voor CO2-reductie in de industrie, of een mechanisme om de onrendabele top door te rekenen in de producten, of rekeningrijden met CO2-differentiatie, of een leveranciersverplichting voor het aandeel CO2 in alle energiedragers.
Hier ligt de uitdaging voor de tweede helft van 2018. Want de tijd dringt. Van de vijftien jaar die er waren eind 2015 toen ‘Parijs' werd getekend om de CO2-emissie te halveren, is alweer twee en een half jaar verpraat zonder drastische transitie in het energiegebruik of CO2-emissie. Terwijl hoe meer tijd er verstrijkt, hoe moeilijker het wordt dat doel te bereiken.
Frans Rooijers is directeur van CE Delft