Pieter Boot: "Doelen energiebesparing veel
moeilijker te halen dan die voor duurzame productie"
De minister van Economische Zaken heeft gelijk als hij in zijn begeleidende brief aan de Tweede Kamer wijst op een aantal opmerkelijke prestaties uit zijn regeerperiode. Ook de ondertekenaars van het Energieakkoord hebben reden tot blijdschap over de cijfers. Na jaren stagnatie begint het aandeel hernieuwbare nu echt te stijgen en de 16 procent in 2023 komt in zicht. De jaarlijkse energiebesparing neemt verder toe en door de energietransitie komen er meer banen in Nederland bij dan er verdwijnen. Mede door de lage wereldmarktprijzen van energie is de verwachting dat de energierekening van huishoudens in 2020 lager is dan in 2015. Vooral door toevalligheden, aanpassing van getallen uit het basisjaar en met veel slagen om de arm lijkt de uitstoot van broeikasgassen in 2020 fors te dalen, zodat deze met enkele extra maatregelen in de buurt zou kunnen komen van de opdracht die de Haagse rechtbank de Nederlandse Staat meegaf in de Urgendazaak.
““Alles wat makkelijk was is dan al gedaan””
Tot zover
het goede nieuws, dat gevierd mag worden. Maar de nieuwe Nationale
Energieverkenning toont ook een andere kant. Dat is de kwetsbaarheid van onze
energietransitie voor mogelijke stagnatie van het Europese beleid en vooral de
uitdaging voor de langere termijn. Europa is zo verdeeld dat we bij de
ratificatie van de klimaatafspraken van Parijs nog maar in de mondiale
middenmoot bleken te zitten. Al jaren wordt over verbetering van de Europese emissiehandel
(ETS) gesproken, maar de voortgang daarin is gering. En Europees beleid is
belangrijk, neem bijvoorbeeld het ETS-systeem. Of neem het in omvang
belangrijkste besparingsinstrument in ons land: de Europese normering van personenauto's.
Zonder krachtig Europees beleid lukt het niet. Dat wreekt zich vooral op
langere termijn. Na 2020 blijkt de uitstoot van broeikasgassen in ons land dan
ook nog maar nauwelijks verder te dalen. In 2030 hebben we dan ten opzichte van
1990 een reductie van een kwart bereikt - daar hebben we dan 40 jaar over
gedaan, waardoor er bij ongewijzigde beleidskoers voor Nederland nog slechts 20
jaar resteren om de ambitie van 80-95 procent te realiseren. Alles wat
makkelijk was is dan al gedaan. Ook zullen de benodigde grote stappen in de
verduurzaming van de kapitaalintensieve en vaak concurrentiegevoelige
energie- en industriesector veel tijd kosten. Het systeem is taai.
De weerbarstige praktijk leert ons verder dat het de partijen van het
Energieakkoord nog veel zwaarder valt om het gestelde doel van energiebesparing
te halen dan dat van hernieuwbare energie. Van de beoogde extra
energiebesparing wordt twee derde gerealiseerd. En dat kwam niet omdat de
partijen niet wilden, maar omdat het heel moeilijk is. Minister Kamp kondigt
in zijn brief aan de Tweede Kamer optimistisch aan dat het met extra
inspanning wel zal lukken. Hoe precies is nog niet bepaald. En ook de beste
beleidsinstrumenten behoeven experimenten en een zorgvuldige invoering en
blijken alleen geleidelijk tot wasdom te komen. Denk daarbij bijvoorbeeld
aan de hele voorgeschiedenis van de huidige regeling voor stimulering van
hernieuwbare energie. Ook kunnen instrumenten na een aantal succesvolle jaren
weer op onverwachte problemen bij doorgroei stuiten. Er wordt nu veel hoop
gevestigd op de resultaten van een energiebesparingsverplichting voor
energiebedrijven - terecht, in andere landen heeft dat veel opgeleverd en
tien jaar geleden hadden we het bijna ingevoerd. Maar vooral de ervaringen in
het Verenigd Koninkrijk laten zien dat je je niet bij voorbaat rijk mag
rekenen: in het begin lukt het wel, maar als de makkelijke maatregelen
eenmaal genomen zijn wordt het een stuk moeilijker. In het VK kwamen ze daar
vervolgens niet uit, dus Nederland zal heel slim moeten opereren om dat beter
te doen. Energiebesparing lukt alleen met een veelheid van samenhangende
besparingsinstrumenten en als mensen, bedrijven en de politiek het echt willen.
De Nationale Energieverkenning 2016 laat zien welke mooie eerste stappen er
zijn gezet. Maar het werk is pas begonnen.
Pieter Boot is Hoofd sector Klimaat,
Lucht en Energie bij het Planbureau voor de Leefomgeving