"Europese instituties moeten markten beter bijhouden"
Eind jaren negentig heeft Europa ingezet op een van zijn grootste experimenten op energiegebied, namelijk het liberaliseren van de energiemarkten. Dat wil - als we ons op gas concentreren - bijvoorbeeld zeggen dat de voorheen geïntegreerde gasbedrijven werden gesplitst in transport- en handelsbedrijven, vrije toetreding tot de handelsmarkt op basis van non-discriminatie werd bevorderd en tevens werd gestimuleerd dat steeds meer gas op liquide markten werd verhandeld. Door een gericht beleid hoopte Brussel uiteindelijk te bereiken dat - net als voor de meeste andere goederen en diensten - ook voor gas er een geïntegreerde Europese markt ontstaat waar prijzen op een liquide en transparante markt tot stand komen op basis van vraag en aanbod. Voor stroom geldt uiteraard een vergelijkbaar verhaal.
De eerste EU Directive die op dit beleid inzette was van 1998. De hoop is dat het liberaliseringtraject zal zijn voltooid in 2014. Een overgangsperiode dus van ruim 15 jaar. Van die 15 jaar is nu ruim 80 procent om, dus rijst de vraag waar we nu staan.
Stel dat je zou geen idee hebben wat het antwoord op deze vraag zou zijn. Dan zou je waarschijnlijk vermoeden dat de organisatie en regels inmiddels wel min of meer op orde zou zijn, maar dat de praktijk van de geïntegreerde gasmarkt daar nog wat bij zou achterlopen. Immers, zo zou je verwachten, regels en instituties kun je op basis van je design aanpassen, en vervolgens mag je dan hopen dat de economische werkelijkheid zich voegt naar het design. Je zou bovendien vermoeden dat in de energiewereld niet dezelfde designfout zou optreden als ten aanzien van de eurozone - eerst maar beginnen met een munt en dan later ‘onder druk' regels rond fiscale eenheid maar eens regelen.
Vreemd genoeg is de werkelijkheid in de gasmarkt, net als bij de euro, echter omgekeerd. Econometrisch onderzoek rond bijvoorbeeld de werking van de gasmarkt in Europa laat namelijk zien dat markten onder invloed van arbitrage de laatste jaren razendsnel integreren in de richting van eigenlijk een prijs en één prijspatroon. Met andere woorden: nationale gasmarkten zijn eigenlijk vrijwel verdwenen, zij het dat er nog wel grotere Europese regionale markten kunnen worden onderscheiden.
Maar daar staat dan tegenover dat we nog steeds zitten met voornamelijk nationale instituties. Zo hebben we nog steeds reguleringsbeleid in hoofdzaak via nationale reguleerders - weliswaar met enige coördinatie en een begin van een Europese regulator, ACER - maar de focus in het reguleringsbeleid is nog steeds nationaal. Dit terwijl de nationale gasmarkt eigenlijk al verdwenen is.
Ook de meeste Europese netbeheerders zijn in hoofdzaak nog nationaal gericht. Weliswaar doet ons land het nog relatief goed met het internationale gasrotonde concept en de eerdere netuitbreidingen naar Duitsland, maar Nederland is eerder uitzondering dan regel. En zelfs voor ons land zou stagnatie in het internationaliseringsbeleid van onze gasdienstverlening een miskenning betekenen van het feit dat nationale gasmarkten iets van het verleden zijn.
Kortom, binnen de Europese gasmarkt hobbelen de instituties achter de marktontwikkeling aan in plaats van, zoals je zou verwachten, het omgekeerde. Dat is niet goed, want een sterk Europese marktwerking maar typisch nationale beleidsfocus creëert allerlei risico's: verkeerde afwegingen, verkeerde accenten, verkeerd prioriteiten en verkeerde concepten.
Net zoals een strak gecoördineerd fiscaal beleid nu snel in de EU moet worden ingevoerd om de euro te redden, moet om de Europese gasmarkt te ondersteunen het tempo in de richting van Europese regulering en internationaliserende netbeheerders dus gewoon omhoog.
Catrinus Jepma is professor Energie en Duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en professor Economie aan de Open Universiteit Heerlen. Hij is wetenschappelijk directeur van het Energie Delta Gas Research (EDGaR) en het EDIaal programma van het Energy Delta Institute.
Volg ons op Twitter: @energiepodium