Catrinus Jepma, Energieprofessor RUG: "Energiesector kan groeien én vergroenen met groen gas en power-to-gas"
Ik kan me goed voorstellen dat het zweet in de handen staat bij Wiebe Draijer. De SER-voorman coördineert nu hét traject om Nederland naar een nieuwe, schonere energietoekomst te brengen - het Energieakkoord. Doel is in belangrijke mate om te zorgen dat we onze klimaatdoelen halen en 16 procent van de Nederlandse energieopwekking in 2020 duurzaam is. Dat is een enorme stap op zo'n korte termijn. Het zal niet gemakkelijk zijn om met alle partijen, van milieubeweging en lokaal groen tot fossiele industrie en met werkgevers en werknemers tot een compromis te komen dat dit mogelijk maakt.
Dat komt vooral omdat veel ontwikkelingen, die overigens buiten de invloed staan van de partijen die werken aan het Energieakkoord, de verkeerde kant op wijzen. Ik noem er een paar. Belangrijk is dat de CO2-prijs te laag is. Het emissiehandelssysteem drijft de industrie zo niet de gewenste kant op van vergroening en energiebesparing. Daarnaast is CCS, CO2-opslag in de grond, nodig om de internationale klimaatdoelstellingen te behalen. De werkelijkheid is dat er in Europa veel te weinig gebeurt op dit gebied, de optie lijkt momenteel vrijwel van tafel. Derde punt is de trage voortgang van onshore wind in Nederland. In de praktijk blijkt het moeilijk om steeds meer windmolens in dit volle land te plaatsen. Offshore wind is het alternatief, maar de kosten daarvan liggen veel hoger. De overheidsfinanciën dwingen tot terughoudendheid. Het bijstoken van biomassa in kolencentrales is een alternatief. Dit kan en tikt goed aan voor de groene energiedoelstelling. Maar bijstook is weinig innovatief, betreft een laagwaardig gebruik van biomassa en creëert nauwelijks werkgelegenheid. Vakbonden en milieubeweging zullen dus niet erg enthousiast zijn over deze optie.
Groene groei
Draijer heeft aangekondigd dat het Energieakkoord voor economische groei moet zorgen. Dat is een verstandige, maar ook stevige uitspraak, zeker als je weet dat de gasbaten, goed voor 10 tot 14 miljard euro per jaar, gaan teruglopen. TNO kwam deze week met een rapport waarin het juist waarschuwt voor een te snel afscheid van fossiele bronnen, omdat dit de economie ernstig kan verzwakken. Het onderzoeksinstituut wijst er op dat een vijfde van de staatsinkomsten afkomstig is vanuit het huidige, grotendeels fossiele energiesysteem: 12,4 procent van het Nederlandse bruto binnenlands product zou van sectoren komen die van onze gas, kolen en olie afhankelijk zijn. Als energie door een stevig op transitie gericht Energieakkoord duurder wordt, komt die industrie onder druk. Topsectoren als chemie en voedsel zullen dan nog vaker zeggen dat ze niet in Europa kunnen blijven. En dat terwijl deze partijen nu al onder zware druk staan door de schaliegasrevolutie in de Verenigde Staten. TNO maakt dus een belangrijk punt.
Kansen bij groen gas en power-to-gas
Maar, en ook daar vraagt TNO aandacht voor, we moeten in de eerste plaats kijken naar de kansen. Die liggen in ons land in mijn ogen speciaal bij nieuwe vormen en toepassingen van gas. Gas zal in de toekomst niet meer alleen uit de bodem worden gehaald, maar ook op andere manieren worden geproduceerd. Met nieuwe gasvormen als groen gas (gasproductie uit biomassa) en power-to-gas (uit duurzame energie via elektrolyse en eventueel methanisering waterstof en schoon (aard)gas maken, dat kan worden toegevoegd aan het gasnet) heeft Nederland grote kansen. De positionering van nieuwe vormen van gas verdient dus meer aandacht. De kansen die hier liggen voor de groene economie worden nogal onderschat door de meeste partijen in het energiedebat. Juist binnen het gasgebouw kunnen we grote stappen maken met gas als deel van de transitie. Dankzij opslag en flexibiliteit kan gas, en dus ook groen gas en power-to-gas, de wilde fluctuaties in het aanbod van andere groene energie goedkoop helpen opvangen.
Nederland kan, zoals Draijer zegt, zijn industrie vergroenen én vergroten. Maar we moeten ons afvragen op welke componenten van die transitie we ons juist moeten richten. Het ‘laat alle bloemen bloeien' energiebeleid van Nederland werkt niet. Een belangrijke oplossing is nieuw gas. Onze kennis en toepassingen geven ons op voorhand een internationaal leidende positie. Die kunnen we te gelde maken.
Catrinus Jepma is professor Energie en Duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen en professor Economie aan de Open Universiteit Heerlen. Hij is wetenschappelijk directeur van het Energie Delta Gas Research (EDGaR) en het EDIaal programma van het Energy Delta Institute.
Volg ons op Twitter: @energiepodium