Hans Altevogt: "Groeiende eenheid groene gezindten en zelfmarginalisering regimespelers grootste winst Energieakkoord"
Tienduizenden mensuren zijn de afgelopen maanden in de Sociaal Economische Raad besteed aan onderhandelingen over een Nationaal Energieakkoord voor Duurzame Groei. Aan tafel de traditionele regimespelers (werkgevers en vakbeweging), maar ook de regimespelers-van-straks: het groene bedrijfsleven en de milieuorganisaties. Inzet: een schaalsprong in de energietransitie van 4 procent duurzame energie nu naar 16 procent in 2020. Dat moet vanwege de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie uit 2001 en 2009, die politiek is vertaald in Bruggen slaan, het regeerakkoord van VVD en PvdA.
Omdat vorige kabinetten deze eeuw nog niets deden aan duurzame energie en 2020 rap nadert, moet Nederland nu meer doen in kortere tijd. Bij wanprestatie riskeert elk (volgend) kabinet tientallen, wellicht honderden miljoenen euro's aan EU-boetes. Naast internationale hoon, natuurlijk.
Ieder oordeel over het recentelijk gesloten energieakkoord is juist. Getoetst aan wat nodig is, hebben we een nogal niksig akkoord-op-hoofdlijnen. Maar gemeten naar waar we vandaan komen, is het akkoord zonder meer revolutionair te noemen. Ik vind beide, maar wacht af hoe deze pudding straks proeft als we echt aan tafel gaan en ons al dan niet verslikken in duivelse details.
Als participant-observator zag ik een fascinerend, soms ontluisterend proces. Een ontketende coalition of the willing, die haar must run-vermogen wil loslaten op de 21e eeuw, tegenover een overmacht van gevestigd grauw, dat zichtbaar zucht onder al die groene ambities: actuele vergroeningsdrift versus 20e-eeuwse fossiele behoudzucht.
“"Getoetst aan wat nodig is, hebben we een nogal niksig akkoord-op-hoofdlijnen. Maar gemeten naar waar we vandaan komen, is het akkoord zonder meer revolutionair te noemen."”
Energieakkoord en SER-proces roepen dan ook een paar existentiële vragen op. Hoe onderhandelbaar is verduurzaming tegen klimaatverandering anno 2013 eigenlijk nog? Is de dreigende discontinuïteit van onze beschaving en samenleving een kwestie die zich juist niet leent voor onderhandelingen, maar voor een no nonsense-regie van rijkswege met een vleugje gebiedend despotisme op een werkende markt?
Andere vraag: is de Sociaal Economische Raad, bevolkt door behoudzuchtige koepels van regimespelers, het geschikte gremium voor een akkoord over duurzame groei? Energietransitie impliceert immers trendbreuken en ander regimeongemak en verandering schuurt nou eenmaal met behoudzucht. Sterker nog: hoe legitiem is deelname van regimespelers die achteruit onderhandelen door te doen alsof Nederland zijn Europese verplichtingen kan ontduiken en die zich niet gebonden achten aan het regeerakkoord? Het akkoord moest toch een antwoord geven op de vraag HOE 16 procent duurzame energie moet worden gerealiseerd, niet op de vraag OF dat moet? Kortom: zouden we een energieakkoord over duurzame groei niet liever tenderen en laten uitwerken in een of meer coalities van wel-willenden?
Een andere existentiële vraag, opnieuw actueel geworden in het SER-proces, is die naar de grenzen van het politieke domein. Niet gehinderd door neoliberale sentimenten zie ik de staat graag als hoeder van ononderhandelbare algemene belangen, zoals de duurzame-energietransitie. Omdat die energietransitie door marktfalen niet vanzelf tot stand komt, is interveniërende sturing en regulering nodig om de markt te corrigeren en beter te laten werken. Maar herkent u die staat? Is het niet zo dat de rijksoverheid haar eigen hindermacht organiseert door zichzelf te devalueren tot regimespeler, omdat zij tot in de vezels van haar beleid de waarden en belangen van fossiele continuïteit, economische groei en bestaande banen deelt en verdedigt?
Dat de groene coalition of the willing in potentie ook een coalition of the winning
is, danken we aan de ‘duurzaam' gegroeide eenheid tussen bedrijven van
vele groene gezindten (inclusief voormalige regimespelers), lagere
overheden en milieuorganisaties. Wat hen meer dan voorheen bindt, is
gedeeld vertrouwen in eigen kunnen, toekomst en moreelethisch gelijk:
duurzaamheid in uitvoering!
Misschien is de coming out van dit besef en de zelfmarginalisering van regimespelers de grootste winst van het Energieakkoord en SER-proces.
Hans Altevogt is campagneleider bij Greenpeace