Zoeken

Pragmatisch klimaatbeleid

Auteur

Margriet Kuijper

Deze week wordt in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek gehouden over het Draghi-rapport en zijn er commissiedebatten over de Energieraad en over Waterstof, groen gas en andere energiedragers. Een goed moment voor Margriet Kuijper om wat meer detail in te gaan op de vraag hoe pragmatisch klimaatbeleid voor Nederland zou kunnen worden vormgegeven.

Het afgelopen jaar zie je het meer en meer voorbijkomen. Politici en experts die pleiten voor pragmatisch en realistisch klimaatbeleid. Nu moet ik eerlijk zeggen dat dit gemengde gevoelens bij mij oproept. Aan de ene kant spreekt het mij aan. Als techneut en projectmanager vind ik ook dat we realistisch moeten zijn in het stellen van onze doelen en dat beleid en regelgeving op effectieve en efficiënte wijze die doelen haalbaar moeten maken. Aan de andere kant vertrouw ik het voor geen cent. Ik heb lange tijd bij Shell gewerkt als milieu- en duurzaamheidsmanager. Als de bazen aankondigden dat het tijd was voor meer pragmatische milieu- en duurzaamheidsplannen, dan betekende dat meestal dat er minder scherpe doelen gesteld zouden worden en dat er minder budget voor zou zijn. In goede tijden (lees hoge olie- en gasprijzen) was dit nodig omdat alle mensen en middelen nodig waren voor meer productie, en in slechte tijden was een pragmatische aanpak nodig omdat er meestal reorganisaties kwamen en omdat er geen mankracht en budget meer was voor ‘nice-to-haves’. Kortom, een pleidooi voor meer pragmatisme en realisme was in feite vaak een pleidooi voor minder ambitie en een focus op het minimaal noodzakelijke.

“En premier Schoof vindt dat vier nieuwe kerncentrales goed passen in de bevlogen pragmatische klimaataanpak van zijn kabinet”

Veel van de recente pleidooien voor klimaatpragmatisme vallen helaas in die categorie. Het zijn vooral pleidooien om de prioriteit van de klimaatagenda voorlopig even wat lager in de rangorde te zetten. Viktor Orbán’s pleidooi voor pragmatisch klimaatbeleid is bijvoorbeeld vooral een pleidooi om boeren en de fossiele energie-industrie niet in de weg te zitten. Ook de nieuwe regering in Nederland pleit voor pragmatisme en heeft daarom al meerdere maatregelen stopgezet zonder daar nog nieuwe maatregelen tegenover te zetten. Recente pleidooien van de Griekse en Italiaanse premiers voor meer pragmatisch klimaatbeleid focussen meer op economische consequenties: "We cannot drive ourselves into industrial oblivion. Net Zero must be part of a broader European strategy and not the other way around." In het Verenigd Koninkrijk lijkt een nieuwe Labour-regering juist de andere kant op te gaan en weer druk te zijn met ambitieuze doelen stellen waarbij zelfs supporters zich afvragen of dit nog wel realistisch is.

Daarnaast zijn er ook groepen die slim gebruik maken van de huidige politieke steun voor meer klimaatpragmatisme om hun eigen favoriete oplossing te pushen. Zo was er een commentaar in FD dat argumenteerde dat ruimere regels voor groene waterstof een vorm van pragmatisch klimaatbeleid zou zijn. En premier Schoof vindt dat vier nieuwe kerncentrales goed passen in de bevlogen pragmatische klimaataanpak van zijn kabinet. Gezien de hoge kosten van beide opties is het niet direct duidelijk waarom dit als pragmatisch aangemerkt zou kunnen worden.

Deze week worden in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek gehouden over het Draghi-rapport en zijn er commissiedebatten over de Energieraad en over Waterstof, groen gas en andere energiedragers. Een goed moment dus om in wat meer detail in te gaan op de vraag hoe pragmatisch klimaatbeleid voor Nederland zou kunnen worden vormgegeven.

“Pragmatisch beleid moet effectief zijn in het behalen van de gestelde doelen voor Nederland, maar het moet ook effectief zijn op wereldschaal”

Pragmatisch beleid moet effectief zijn in het behalen van de gestelde doelen voor Nederland, maar het moet ook effectief zijn op wereldschaal. Dit betekent dat het verplaatsen van activiteiten of productie naar andere landen alleen zinvol is als daar de emissies lager zullen zijn en de activiteiten verantwoord (mens, milieu) uitgevoerd kunnen worden. Het betekent ook dat gezocht moet worden naar innovaties met zogenoemde hefboomwerking: Technieken of innovaties waar Nederland goede kaarten voor heeft en die wereldwijd ook nodig zijn voor het halen van de klimaatdoelen. En het betekent dat Nederland (via de EU) moet proberen de handelspositie te gebruiken om andere landen aan te moedigen de emissies van fossiele energie strenger te gaan reguleren (zoals de EU bijvoorbeeld gaat doen voor methaanemissies van LNG en aardgasimport).

Om de totale kosten zo laag mogelijk te houden moet er zoveel mogelijk techniekneutraal gewerkt worden. Laat technieken die dezelfde functie kunnen leveren (bijvoorbeeld verschillende soorten waterstof, verschillende warmtetechnieken, verschillende manieren om regelbaar vermogen te leveren) op prijs met elkaar concurreren. Onder pragmatisch klimaatbeleid betekent ‘efficiënt’ ook dat als hetzelfde doel (emissiereductie) sneller en goedkoper bereikt kan worden door fossiele energie met CCS dan met duurzame technieken, dat dat dan de voorkeur zou moeten hebben. De SDE++ regeling is min of meer gebaseerd op dit principe. Maar er zijn ook veel regels (vooral vanuit Brussel) die tegen dit principe ingaan. ‘Meteen echt duurzaam’ klinkt logisch en aantrekkelijk, maar leidt in de praktijk vaak tot het missen van 2030 doelen en hoge meerkosten (zie Tata voorbeeld).

“Regelgeving en subsidies moeten zoveel mogelijk simpel, betrouwbaar en voorspelbaar zijn”

Regelgeving en subsidies moeten zoveel mogelijk simpel, betrouwbaar en voorspelbaar zijn. Overlappende regelgeving voor hetzelfde doel moet waar mogelijk vermeden worden. Een groot verschil tussen regelgeving in de Verenigde Staten en de EU en Nederland is dat we hier alles in veel meer detail willen regelen en beheersen. Met als gevolg dat proceskosten vaak heel hoog zijn, en transparantie en effectiviteit juist laag. Vergelijk bijvoorbeeld de complexiteit van SDE++ en de extra CO2-heffing met de tax credits in de Inflation Reduction Act. En zie ook het recente rapport van de rekenkamer over de energie-efficiëntie verplichting en wat het zou kosten (heel veel) en opleveren (heel weinig) om die verplichting bij alle betreffende bedrijven te controleren.

We zijn het in Nederland redelijk eens dat in de toekomst elektriciteit veel belangrijker zal zijn en dat daarnaast waarschijnlijk ook nog energiedragers zoals waterstof, ammonia en warmte nodig zijn. Maar daarna splitsen de kampen zich al snel in voor- en tegenstanders van verschillende technieken gebaseerd op een mix van ideologische argumenten (het moet in een keer ‘echt’ duurzaam), technologie voorkeuren (kernenergie kan alle problemen oplossen) en onderliggende belangen (enorme waterstofnetten). Een betere analyse van sterke en zwakke punten zou nuttig zijn om beleidskeuzes te informeren.
Verder zou pragmatisch klimaatbeleid ook eerlijk moeten toegeven dat het een illusie is dat we in 2024 een scenario tot 2050 kunnen kiezen dat we graag willen en dat het daarna simpel een kwestie is van uitvoeren. Er zijn enorme onzekerheden die betekenen dat de toekomst in 2040 en 2050 er zeer zeker heel anders uitziet dan dat we nu denken. Pragmatisch klimaatbeleid zou ruimte moeten bieden voor bijsturen zonder dat de emissiedoelen direct in gevaar komen. Diversificatie is essentieel om de impact van doodlopende sporen (technieken die niet goed op gang komen) op te kunnen vangen en waar mogelijk te compenseren door andere opties die misschien beter lopen dan verwacht.

“Het is nog vaker de regel dan de uitzondering dat klimaat- en energiebeleid min of meer aparte beleidsdomeinen zijn”

De basisregel voor pragmatisch beleid zou kunnen zijn dat de overheid ‘wortels’ gebruikt voor veranderingen die de vraag naar fossiele energie verminderen (duurzame energie, kernenergie, etc.) en ‘stokken’ voor veranderingen die de koolstofintensiteit van fossiele energieverbruik verminderen (reductie methaanemissies en CCS). Hierdoor worden de nieuwe technieken relatief goedkoper en makkelijker te implementeren, en komt er een rem op het gebruik van fossiele energie doordat er een steeds groter deel van de veroorzaakte CO2-uitstoot afgevangen en opgeslagen zal moeten worden. Zonder subsidies (wortels) zal dit kostenverhogend werken. Voor het opschalen van de benodigde ondersteunende infrastructuur en voor innovatie zal voor beide doelen initieel overheidssturing (marktontwikkeling) en co-financiering nodig zijn.

Pragmatisch klimaatbeleid erkent dat klimaat- en energiebeleid elkaar sterk beïnvloeden. Het is vreemd dat dit gezegd moet worden. Maar het is nog vaker de regel dan de uitzondering dat klimaat- en energiebeleid (betrouwbaarheid, betaalbaarheid) min of meer aparte beleidsdomeinen zijn. Scenarioanalyses laten duidelijk zien hoe de interactie tussen klimaatkeuzes en energieprijzen werkt. In het algemeen geldt bijvoorbeeld dat ambitieuzere doelen tot hogere energieprijzen leiden vooral als er veel randvoorwaarden zijn zoals beperkte inzet van CCS en biomassa. Pragmatisch klimaatbeleid erkent dat betaalbare energie essentieel is voor een goed draaiende economie en voor draagvlak voor de transitie in de bredere samenleving. Flankerend beleid kan noodzakelijk zijn voor kwetsbare groepen en bedrijven.

“Onder pragmatisch klimaatbeleid is het inderdaad logisch om nog eigen gas te winnen voor eigen gebruik”

Op aandringen van de milieubeweging wil Tata haar emissies reduceren door van kolen over te stappen op groene waterstof. Al jaren worden er nu studies gedaan en er lijkt nog geen einde in zicht. Behalve dan misschien het einde van Tata in Nederland. Het is inmiddels duidelijk dat er in Nederland voorlopig niet genoeg groene stroom en elektriciteit zal zijn, dus wordt overwogen om eerst op aardgas over ter stappen of om groene waterstof uit Noorwegen te importeren. Daartoe werd onlangs een studie met Noorwegen aangekondigd. De pragmatische oplossing hier is om blauwe waterstof te gebruiken. Niet eerst aardgas, maar meteen waterstof dus. Dat is goedkoper en sneller te realiseren dan groene waterstof (want geen import, geen waterstofnet en geen waterstofopslag nodig). Het is effectief, efficiënt en maakt gebruik van nabije, offshore CO2-opslagcapaciteit (een van Nederlands sterke punten). Verder zal aanleggen van CO2-infrastructuur voor Tata Steel bijdragen aan het haalbaar maken van CO2-afvang bij meerdere, kleinere bedrijven in die regio.

Minister Hermans heeft creatief de bal bij de NAM neergelegd en gevraagd om de vergunningaanvraag voor het gasveld bij Ternaard vrijwillig in te trekken. Dit is in tegenstrijd met het kabinetsbeleid om eigen gasproductie juist aan te moedigen ,zolang Nederland nog gas nodig heeft. Onder pragmatisch klimaatbeleid is het inderdaad logisch om nog eigen gas te winnen voor eigen gebruik. Het heeft zowel milieu-, economische als geopolitieke voordelen over geïmporteerd LNG gas. Het draagt bij het betaalbaar en betrouwbaar houden van energie. Maar onder pragmatisch klimaatbeleid wordt ook erkend dat nieuwe ‘unabated’ fossiele energieprojecten een risico vormen voor de globale klimaatdoelen en dus vermeden moeten worden. ‘Unabated’ wil zeggen dat er geen hard plan is voor het verminderen (CO2-afvang en -opslag) van de emissies die bij gebruik van het aardgas zullen vrijkomen. Nederland en andere rijke landen hebben al besloten geen internationale financiering meer toe te zeggen voor ‘unabated’ fossiele energieprojecten in het buitenland, dus waarom zouden we dat in Nederland nog wel toestaan? Nederland zou het goede voorbeeld kunnen geven door te eisen dat als er nog nieuw gas gewonnen wordt er een plan of beleid moet zijn om zeker te stellen dat de emissies van dat gas tijdig naar Net Zero gereduceerd zullen worden.

“Nieuwe peaker gascentrales erbij bouwen die 90% van de tijd stil zullen staan, is al helemaal zonde van het geld en van de schaarse ruimte en resources”

Nederland heeft grootse plannen op het gebied van waterstof en wil vooroplopen met het ontwikkelen van een uitgebreid pijpleidingennet en meerdere waterstofopslaglocaties in zoutkoepels, voornamelijk in Groningen. Daar moet liefst zoveel mogelijk groene waterstof doorheen gaan. En wat we niet zelf kunnen produceren gaan we importeren. De technische en economische uitdagingen om dit te realiseren zijn enorm en enorm onderschat tot nu toe. Meer pragmatisch beleid zou uitgaan van een gefaseerde opbouw, waarbij de focus in eerste instantie zou moeten liggen op regionale waterstofinfrastructuur in en rond een beperkt aantal hubs waar grote gebruikers zich bevinden en waar groene en blauwe waterstof geproduceerd kunnen worden.

Een van de grootste onzekerheden in de energietransitie is nog hoe het elektriciteitssysteem betrouwbaar en betaalbaar gehouden kan worden bij grotere percentages wind en zon en bij toenemende (sterk variërende) stroomvraag voor de gebouwde omgeving, vervoer en industrie. Wat wel duidelijk is, is dat het net verzwaard moet worden en dat dat veel tijd gaat kosten, en dat op basis van huidige technologie het waarschijnlijk is dat er meer peaker gascentrales nodig zullen zijn om aan de toenemende elektriciteitsvraag te kunnen voldoen in perioden met weinig zon en wind. Meer elektrificatie van de energievraag betekent dus meer peaker gascentrales. Ook analyses uit andere landen en locaties (bijvoorbeeld VK, Texas, Duitsland) komen tot vergelijkbare conclusies. Pragmatisch klimaatbeleid zou veel uitgebreider moeten kijken naar de kosten, risico’s en baten van verschillende opties voor Nederland om regelbaar vermogen beschikbaar houden. Capaciteitsvergoedingen voor bestaande gascentrales zijn er al in andere landen (België bv) en zullen waarschijnlijk ook in Nederland nodig zijn. Centrales die een groot deel van de tijd op stand-by staan zijn dus relatief duur en inefficiënt. En nieuwe peaker centrales erbij bouwen die 90% van de tijd stil zullen staan, is al helemaal zonde van het geld en van de schaarse ruimte en resources. Het is hoog tijd om meer flexibele oplossingen te onderzoeken waarbij een centrale afhankelijk van de vraag verschillende producten kan leveren. Dat kan op basis van aardgas, maar waarschijnlijk ook op basis van kernenergie of bio-energie. In dit artikel wordt bijvoorbeeld het concept van een ‘Powdrogen’ centrale uitgewerkt waarin afhankelijk van de elektriciteitsprijs blauwe waterstof en/of elektriciteit wordt geproduceerd.

“De grote onzekerheid over hoe en hoe snel het gebruik van fossiele energie uitgefaseerd kan worden, betekent dat diversificatie belangrijk is”

Het meest positieve aspect van de discussies met bedrijven over maatwerkafspraken is dat het de overheid veel meer en beter inzicht geeft in wat bedrijven nodig hebben (regelgeving, vergunningen, infrastructuur) om tijdig emissies te kunnen reduceren. Echter, deze bedrijven vallen allemaal onder het ETS en zullen dus sowieso hun emissies moeten reduceren. Vanuit dat perspectief gezien is het een heel inefficiënte manier om op zijn best een kleine versnelling van de Nederlandse emissiereducties te krijgen (en op EU-niveau verandert het weinig). Doordat de onderhandelingen zo stroef verlopen is het verder nog maar de vraag of dit niet juist een vertragende werking zal hebben op de emissiereducties van deze bedrijven. Extra miljoenen of zelfs miljarden (Tata Steel) beschikbaar stellen voor snellere emissiereducties en/of ‘echtere’ verduurzaming is niet efficiënt en niet verdedigbaar onder pragmatisch klimaatbeleid. Die miljarden kan de overheid beter gebruiken om het vestigingsklimaat in Nederland aantrekkelijk te houden voor grote bedrijven.

Dit alles overwegende kom ik tot de volgende conclusies voor pragmatisch (maar toch zeer ambitieus) klimaatbeleid voor Nederland:

Op de langere termijn zal het invoeren van regelgeving zoals de Carbon Takeback Obligation (CTBO) de meest efficiënte manier zijn om al het resterende gebruik van fossiele energie tijdig klimaatneutraal te maken. Nederland zou dit instrument samen met andere Noordzeelanden kunnen verkennen, testen en verder vormgeven. Ook op EU-niveau is een CTBO een logische vervolgstap voor de 50 Mt injectiecapaciteit verplichting in 2030 voor olie- en gasproducenten (als onderdeel van de Net Zero Industry Act). Een CTBO bevordert producentenverantwoordelijkheid, keteninnovaties en tijdige ontwikkeling van voldoende CO2-opslagcapaciteit. Als het Nederland zou lukken om andere landen en de EU hierin mee te krijgen, dan zou dat wel eens de belangrijkste bijdrage van Nederland kunnen worden aan pragmatisch internationaal klimaatbeleid in combinatie met realistisch energiebeleid.

Margriet Kuijper

Margriet Kuijper is expert en adviseur op het gebied van klimaatbeleid, koolstofmanagement en Carbon Capture and Storage.