Olof van der Gaag: Beter om tijdig maatregelen te nemen voor als het tegenvalt
Hoe mooi zou het zijn: krantenkoppen als 'Doelen Energieakkoord nu al overtroffen', ‘Daling CO2-uitstoot gaat sneller dan verwacht' of 'Groei duurzame energie voor op schema'.
De werkelijkheid is helaas anders. Mogelijk haalt een kritische kop sneller de krant maar daar kunnen we ons niet achter verschuilen. Deze week bericht het CBS bijvoorbeeld dat de CO2-uitstoot in 2016 met 1% is gestegen. De energietransitie is razend complex en zit vol onzekerheden. Dat is niet te veranderen maar we zouden er wel slimmer mee kunnen omgaan. Omdat één ding namelijk wel zeker is: we moeten rap van onze CO2 af. Er kan evenmin veel discussie zijn over het feit dat we pas net zijn begonnen, gezien de stijgende CO2-uitstoot, de toename van het energieverbruik en de moeizaam bereikte 6% duurzame energie.
Een goede doelstelling is noodzakelijk om duidelijkheid te geven en maatregelen te kiezen. Uiteindelijk doen de maatregelen het werk. Doelen stellen is mooi, maar doelen halen is nog veel mooier. Alle betrokkenen bij de energietransitie maken voortdurend inschattingen van wat er nodig is. Binnen het Energieakkoord loopt dit via onafhankelijk onderzoek door PBL/ ECN en afspraken over beleid via de Borgingscommissie onder leiding van Ed Nijpels.
Omdat we de doelen zo graag willen halen en de benodigde maatregelen vaak pittig zijn, is de neiging om rooskleurig naar die voorspellingen te kijken begrijpelijk. Dit geldt zeker voor politici, die vaak als eerste worden afgerekend en draagvlak moeten vinden voor nieuw beleid.
““Aan het begin van de transitie is het beter als de kans op meevallers beduidend groter is dan de kans op tegenvallers””
Neem bijvoorbeeld de uitspraak van de rechter in de
klimaatzaak van Urgenda: Nederland moet in 2020 25% minder CO2
uitstoten dan in 1990. De regering wil zich daar (terecht) aan houden, ondanks
hoger beroep. Omdat 2020 zo dichtbij is, zou het bereiken van die verplichting
inmiddels behoorlijk zeker moeten zijn. Maar niets is minder waar, bleek uit een
studie die CE Delft onlangs deed in opdracht van de NVDE: we komen op
-24,8% tot -20,5%.
In plaats van te hopen dat het meevalt, kunnen we beter tijdig maatregelen
nemen voor als het tegenvalt. Aan het begin van de transitie is het beter als de
kans op meevallers beduidend groter is dan de kans op tegenvallers. We hebben
immers nog zo'n eind te gaan dat alle meevallers sowieso nuttig zijn richting
het einddoel.
Een ander voorbeeld is het nieuwe advies van ECN over de subsidie voor duurzame
energie (SDE+) in 2018. De SDE+ is het belangrijkste werkpaard van de
energietransitie. Het is zeer wenselijk dat dit werkpaard monter z'n werk kan
blijven doen. In 2020 moet het aandeel duurzame energie in Nederland zijn
gestegen van 6% nu naar 14%: een immense uitdaging. Het werkpaard SDE+ moet dus
gaan sprinten en dat lukt niet als hij ook over hindernissen moet springen en
pirouettes moet draaien. En dat is wat er met dit advies dreigt te gebeuren: de
voorwaarden zijn te ongunstig om met flinke zekerheid te verwachten dat de
eindsprint succesvol genoeg zal zijn. Bij de voorjaarsronde 2017 bleef er al
168 miljoen euro subsidie onbenut en dat getal zou kunnen oplopen. Dat is op zich
geen probleem - maar wel als we daarmee de doelen niet halen en die kans is te
groot.
Optimistisch over het bereiken van doelen en zuinig met de inzet van middelen:
dat is beter op z'n plek wanneer we 90% van de energietransitie hebben voltooid.
Dan is teveel doen misschien echt zonde. Tot die tijd is het verstandig om
Calvinistisch te rekenen aan het bereiken van doelen en eerlijk te zijn over de
benodigde middelen. De kans om successen te vieren, wordt dan een stuk groter -
en laten we dat Bourgondisch doen.
Olof van der Gaag is directeur bij de
Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE). Op Twitter is hij te volgen
onder @olofvdgaag. De NVDE is
een ondernemersorganisatie van ruim 1.000 bedrijven voor 100% duurzame energie