Zoeken

Weer glans aan de Duitse Energiewende?

Door recente besluitvorming lijkt de Duitse Energiewende weer enige glans te krijgen. Pieter Boot legt uit hoe dat gebeurt.

Het glanzende imago van de Energiewende was wat afgebladderd. Het was toch wel erg duur, waarom bleven de kolencentrales maar draaien, daalden de broeikasgasemissies nog wel? Terechte aandachtspunten. Recente besluitvorming lijkt de Wende weer enige glans teruggegeven te hebben. In deze bijdrage loop ik drie punten langs: het beleidspakket gericht op de klimaatdoelen van 2030, de aanpak van kolencentrales en de kosten van hernieuwbare energie – dit laatste in relatie tot het anti-corona crisispakket. We beginnen met de emissies dit jaar.

Net zoals Nederland dreigde Duitsland het (bij hen politiek bepaalde, bij ons door de rechter opgedragen) klimaatdoel voor 2020 niet te halen. In Duitsland is dat 40% minder broeikasgasemissies dan in 1990, in Nederland 25%. Het jaar is nog niet voorbij, maar voor beide landen is goed denkbaar dat dit door de coronacrisis wellicht toch gaat lukken. Dat zou te danken zijn aan enkele factoren: een incidentele daling van de energievraag door verminderde economische activiteit, een hoge productie van door wind en zon opgewekte elektriciteit die kolencentrales uit de merit order drukt en een lage gasprijs. In het eerste halfjaar van 2020 was hernieuwbaar opgewekte elektriciteit goed voor vrijwel de helft van het Duitse stroomverbruik.

“In Duitsland is er nog geen strategie om van het aardgas af te gaan.”

In december 2019 kwam in Duitsland een omvangrijk op 2030 gericht klimaatprogramma tot stand. Het doel daarvan is nog wat ambitieuzer dan van het Nederlandse klimaatakkoord – een daling van de broeikasgasemissies van 55 tot 56%, tegen 49% bij ons – maar de beoogde daling in de komende tien jaar is er minder. Onafhankelijke ramingen uit maart van dit jaar door twee instituten indiceerden dat dat doel met het programma nog niet wordt gehaald (- 51 tot 52%), vooral omdat de maatregelen in de verkeerssector onvoldoende zijn. Anders dan in Nederland, waar de grote kwantitatieve klappen van het klimaatakkoord in de energievoorziening en industrie gemaakt moeten worden, zetten de Duitsers ook zwaar op emissiereductie in de gebouwde omgeving in. Momenteel wordt een kwart van de woningen door olie verwarmd, de helft door gas en 15% is aangesloten op warmtenetten. Onze oosterburen verwachten veel van een CO2-prijs op autobrandstoffen, stookolie voor woningen en gas. Bij gas is daar ook wel ruimte voor: de Duitse gasprijs voor kleinverbruikers is aanmerkelijk lager dan de Nederlandse (5,9 ct per kWh eind 2019 die na de CO2-heffing toeneemt tot 7,1 in 2025, tegen 9,7 ct in Nederland). Door het klimaatprogramma wordt verwarming door olie bemoeilijkt. Berekend is dat bij de helft van de huizen warmtenetten of (bio-)gas een goed alternatief kan vormen. Nieuwbouw heeft in de praktijk drie ongeveer even grote verwarmingsbronnen: elektrische warmtepompen, (bio-)gas en warmtenetten. In Duitsland is er nog geen strategie om van het aardgas af te gaan.

“Critici vinden de vergoeding voor te sluiten bruinkoolcentrales te royaal.”

Duitsland worstelt met zijn kolen. Begin juli kwam daarover na twee jaar nadenken wetgeving tot stand. Het betreft een routekaart over de sluiting van bruin- en steenkoolcentrales, compensatie voor de eigenaren en ondersteuning van de bruinkoolregio’s. De centrales sluiten in drie stappen. In de eerste stap tot 2022 sluit 15 GigaWatt (GW) steenkool en 15 GW bruinkool. In de tweede is dat tot 2030 8 GW steenkool en 9 GW bruinkool. En dan sluiten tot 2038 de resterende centrales, waarbij men door periodieke evaluaties beziet of dit ook 2035 kan zijn. Een steen des aanstoots voor de milieubeweging was dat deze zomer nog een nieuwe steenkoolcentrale mocht openen; dat wordt nu gecompenseerd door wat omvangrijker sluiting van oudere steenkoolcentrales. Voor alle centrales is een einddatum wettelijk vastgelegd. Voor eigenaren van bruinkoolcentrales is de vergoeding tot en met de tweede stap al bepaald. Critici vinden deze te royaal omdat door marktomstandigheden de centrales toch al minder draaien. Voor steenkoolcentrales wordt de vergoeding door een ‘omgekeerde SDE+’ bepaald: Er zijn momenten vastgelegd waarin via een veiling eigenaren kunnen aangeven hoeveel ze per MW te sluiten capaciteit vragen, waarbij het maximumbedrag per veiling is vastgelegd. Jaarlijks daalt dat bedrag, waarmee de Duitse bondsregering hoopt dat er veel te sluiten capaciteit in de eerste rondes wordt aangeboden. Als gezegd duurde het lang om tot een besluit te komen, waarbij een eerder door veel gedragen partijen tot stand gekomen advies van de kolencommissie toch niet helemaal en tegen hoge kosten is overgenomen.

“Vooral de toename van wind op land is in Duitsland in het slop geraakt.”

Lastig is ook de vernieuwing van het beleid gericht op de bevordering van hernieuwbare elektriciteit, de zogenoemde EEG. Deze EEG bestond in april 20 jaar, zodat de subsidietermijn van de eerste installaties afloopt. Vooral de toename van wind op land is in het slop geraakt: Na jaarlijkse toenames van 4 GW is deze vooral door strakkere ruimtelijke ordeningsregels en veel procedures van omwonenden teruggevallen tot 1 GW. Het kostenprobleem is rigoureus aangepakt. Al jarenlang bedraagt de jaarlijkse subsidie voor hernieuwbaar opgewekte elektriciteit een slordige 26 tot 27 miljard euro, dat is 6,8 ct/kWh voor kleinverbruikers. Zonder ingreep zou deze EEG-heffing volgend jaar tot 8,6 ct stijgen, vanwege een lage elektriciteitsgroothandelsprijs (in het Duitse systeem betekent dat een overeenkomstig hogere ‘onrendabele top’) en afgenomen verbruik (het noemereffect). De Duitse regering heeft dat aangepakt door eerst een deel van de genoemde CO2-heffing terug te sluizen naar de EEG-pot, en daarna 11 miljard euro van het corona crisisherstelpakket in deze pot te stoppen. Door deze maatregelen zal de EEG-heffing volgend jaar naar verwachting ongeveer halveren. In het crisispakket is ook de doelstelling voor wind op zee opgehoogd zonder dat daar budgettaire middelen voor nodig geacht worden en is de bovengrens van de capaciteit van kleinschalige zon-PV opgeheven. Bij elkaar moet dit een forse bijdrage kunnen leveren aan het behalen van het doel van 65% hernieuwbare elektriciteit in 2030, die anders naar verwachting op 55% was blijven steken. Het totale ‘groene’ deel van dit anticrisispakket bedraagt ongeveer een derde van het totale bedrag van 130 miljard. Als Nederland dat ook zou doen, zou het hier om zo’n 11 miljard euro gaan.

De verbouwing van de EEG is nog niet af. In oktober zal een nieuwe totaalaanpak worden gepresenteerd. Maar Duitsland kijkt ook al verder. In een grote studie, Ariadne genaamd, waarin zo’n 26 kennisinstellingen samenwerken, zal in twee stappen worden bezien welk pakket beleidsmaatregelen nodig is (groenboek) en na intensieve consultaties van burgers ook haalbaar lijkt (witboek) om in 2050 klimaatneutraal te kunnen zijn.

De Duitse Energiewende heeft enige glans terug.