De landbouw nam in 2020 17% van de Nederlandse broeikasgasemissies voor zijn rekening, meer dan het wereldgemiddelde van 10 tot 12%. Deze Nederlandse broeikasgasemissies zijn sinds 2002 niet gedaald. De Nederlandse emissiedaling in de landbouw in 1990-2020 van 18% – minder dan het totaal van 25% - vond volledig voor 2002 plaats. De Klimaat- en Energieverkenning (KEV 2021) raamde dat ook in de periode 2020 – 2030 nauwelijks een verdere daling zou plaatsvinden. Daarmee zouden de broeikasgasemissies in de landbouw in 2030 gelijk zijn aan die in 2002 en wordt het aandeel in de totale emissies 19 tot 22%, twee-derde van die van de hele industrie. De totale broeikasgasemissies waren in 2002 iets lager dan die in 1990. De KEV 2021 raamde daarmee een reductie in totale broeikasgasemissies in 2002 – 2030 van 38 tot 48%, tegen geen enkele reductie in de landbouw. Het is opmerkelijk dat dit verschil in het publieke debat niet is opgemerkt.
“Er zijn nog weinig concrete beleidsmaatregelen in de landbouw voorhanden”
In het Ontwerp Beleidsprogramma Klimaat (OKA) van minister Jetten over de aanpak van broeikasgasemissies beschrijft hij uitvoerig welke extra ambities het kabinet heeft en wat het voornemens is daaraan te doen. De totale gewenste reductie van het Coalitieakkoord is er een van 55 tot 60% ten opzichte van 1990 (en dus ook van 2002), in lijn met de nieuwe Europese aanpak en zijn pakket haalt er naar eigen inzicht een van 49 tot 62%. De gewenste reductie in de landbouw in het OKA is 43%. Wat er niet bijstaat, is dat in het Klimaatakkoord al was afgesproken dat de landbouw een reductie van 39,5% probeerde te bereiken – ondanks alle nieuwe financiële middelen is er dus niet heel veel bijgekomen.
De broeikasgasemissies in de landbouw kennen drie grote componenten: methaan van vooral koeien (ruwweg de helft) en mest van al het vee (een kwart), plus CO2 door energieverbruik in de glastuinbouw (nog een kwart). De akkerbouw levert weinig emissies. Minister Jetten hoopt in zijn aanpak dat de al in gang gezette maatregelen uit het Klimaatakkoord – waar de KEV vorig jaar dus nog nauwelijks een effect van kon ramen - en de ambitie van de glastuinbouw om in 2040 klimaatneutraal te zijn plus het meeliften op de stikstofaanpak voldoende zijn om ook het landbouwdoel te bereiken. Hij voegt er gelukkig aan toe nog eens na te denken als uit de KEV 2022 zou blijken dat het doel niet in zicht is, want er zijn nog weinig concrete beleidsmaatregelen in de landbouw voorhanden.
“Er wordt al jaren over de emissievrije kas gesproken, maar ook hier is de feitelijke voortgang bescheiden.”
Maar het echte klimaatdoel is niet de reductie in 2030, maar netto-nulemissie in 2050. Het is cruciaal nu al veel sterker over netto-nul na te denken, omdat anders bedrijven gaan investeren in een richting die later toch niet past. Welke landbouw en welk grondgebruik passen daarbij? De Europese benadering is hier dat in elk geval de emissie-opname van het landgebruik groter moet zijn dan de uitstoot van het vee, maar in Nederland is ook het landgebruik door daling van veenbodems en weinig bos uitstoter. Boeren hebben recht op een duidelijk en standvastig lange termijnbeeld.
Waarom is dit allermaal toch zo lastig? Ik denk dat er meerdere redenen zijn. Emissiereductie in vooral de veeteelt is weliswaar relatief goedkoop, maar ook moeilijk. Koeien zorgen voor methaan, je verbouwt ze minder makkelijk dan een fabriek of woning. Een vermindering van het aantal is de enig zekere weg om dat te reduceren, aanpassing van voer en stallen is onzekerder. Er wordt al jaren over de emissievrije kas gesproken, maar ook hier is de feitelijke voortgang bescheiden. Een tweede reden lijkt me dat de boerenorganisaties sterker en wilder hun huidige positie verdedigen dan bijvoorbeeld die uit de industrie, en dat de politieke lobby van boeren en vleessector uitermate krachtig is. Voorafgaand aan het klimaatakkoord verzetten de industriële belangenbehartigers zich sterk tegen de huidige aanpak van een CO2-prijs bij uitstoot boven een bepaalde benchmark plus subsidies, toen de politiek die prijs toch had ingevoerd werden gaandeweg de mogelijke voordelen ervan duidelijk. De boerenorganisaties overdrijven de mogelijke gevolgen van een stevige aanpak – zoals nu voor stikstof in elk geval aangekondigd – ook schromelijk. Door reductie van het aantal koeien zou het ‘hart uit het landelijk gebied verdwijnen’. In werkelijkheid wonen er 3 miljoen mensen in wat het CBS plattelandsbuurten noemt, waarvan ruwweg 20.000 veeteeltbedrijven en het aandeel van de hele landbouw in het nationaal inkomen is 1,4%.
“Een slimme CO2 prijs zoals we al in de industrie hebben, zou ook emissiereductie in de Nederlandse landbouw zekerstellen”
Waarom kiest de regering niet voor de aanpak die ook voor de industrie is gekozen? Naast ruimhartige subsidies komt er dan een CO2-prijs die het doelbereik zeker stelt, voorlopers beloont en achterblijvers laat betalen. De totale opbrengst van de prijs is nihil, want hij bewerkstelligt alleen een herverdeling binnen de sector. Boeren kiezen zelf hun oplossing. De een gelooft meer in productievermindering en natuurinclusiviteit, de ander in technologie. Dat moet dan natuurlijk gecombineerd worden met de gebiedsspecifieke aanpak gericht op natuurverbetering, waarvoor provincies plannen gaan maken. Maar het kan daarvan een stevige component vormen. Bij de broeikasgassen maakt het immers niet uit waar ze gereduceerd worden, als dat maar gebeurt. Voordeel van zo’n prijs is dat deze ook als beloning kan gelden voor de nodige vermindering van emissies door landgebruik. Minder inklinking van veengebieden en uitbreiding van bossen wordt dan nog meer beloond, te betalen door degenen die hun emissies minder dan de benchmark reduceren. De prijs vergt ongetwijfeld nadere doordenking, goede registratie en handhaving, dus daarom is het van belang daar snel mee te beginnen. Het is ook niet de hele beleidsoplossing, maar een deel daarvan. Zonder aanpassing van voeding en dieet wordt minder vleesproductie in Nederland anders alleen gecompenseerd door meer elders.
Nederland heeft een hoog efficiënte landbouw die werkt tegen lage prijzen in steeds grotere bedrijven. Boeren zijn ontevreden, de natuur lijdt en broeikasgassen dalen er onvoldoende. Alleen hopen dat provincies dat oplossen lijkt me wishful thinking. Er kan meer. In Denemarken heeft de regering, met instemming van boerenorganisaties, een landbouwdoel van 55 tot 65% broeikasgasreductie in 2030 vastgesteld en een CO2-prijs in de herfst aangekondigd. Waarom kan dat in Nederland niet? Een slimme CO2-prijs zoals we al in de industrie hebben, zou ook emissiereductie in de Nederlandse landbouw zekerstellen en voor nieuwe inkomsten voor vooroplopende boeren kunnen zorgen.