Zoeken

‘We hebben robuust klimaatbeleid nodig’

Volgens CDA-Kamerlid Henri Bontenbal wordt in de politiek teveel gepraat over doelen en te weinig over uitvoerbaarheid. “Er wordt te gemakkelijk geroepen dat iets kan, niet kan of niet mag.”

Henri Bontenbal is, met korte tussenpozen, sinds 1 juni vorig jaar lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Bij de laatste Kamerverkiezingen was hij net buiten de boot gevallen, maar in verband met het ziekteverlof van (toen nog) CDA-collega Pieter Omtzigt, het vertrek uit de politiek van Mona Keizer en de hernieuwde keuze van CDA-lijsttrekker Wopke Hoekstra voor het ministerschap viel de Kamerzetel definitief aan hem toe.

Voor de insiders in het energie- en klimaatdebat is Bontenbal geen onbekende. Als strategieadviseur bij netbeheerder Stedin zocht hij geregeld de publiciteit. Met energieonderzoeker en publicist Remco de Boer maakte hij tot z’n overstap naar de politiek een veelbeluisterde podcast over klimaat- en energiekwesties. Daarin en nu ook weer als fractiewoordvoerder energie, klimaat en digitale zaken laat hij zich kennen als een echte centrumpoliticus, die wars is van groene en andere scherpslijperij en zich bij voorkeur richt op uitvoerbare oplossingen van wat ook hij een “mega-urgent” probleem vindt: versnelde klimaatverandering.

-Je hebt betrekkelijk recent het bedrijfsleven verruild voor de politiek? Valt het mee of tegen?

Bontenbal: “Het is natuurlijk een flinke overstap geweest, maar ik kom niet als een groentje binnen en bouw voort op wat ik eerder heb gedaan. Wat ik moest leren, is het politieke handwerk. Het gaat hier in de Kamer niet om gelijk hebben, maar het krijgen. Bovendien ben ik volksvertegenwoordiger. Dat betekent dat het niet alleen maar draait om het bedenken van de slimste oplossingen voor het klimaatvraagstuk maar ook om het meenemen van opvattingen en gevoelens die leven in de maatschappij.

De scope van wat ik hier doe is vele malen breder dan vroeger. Ik kan daardoor niet zover de diepte in als ik de afgelopen jaren gewend was. Dat vind ik best ingewikkeld. Voorbeeld: het aanleggen van een waterstofnet. Op een gegeven moment moet je dat besluit gewoon nemen. De consultant in mij zou dan even doorvragen, een en ander nog eens doorrekenen, maar daar heb je hier de tijd niet voor. Dat brengt risico’s met zich mee.”

“Achter de schermen moet ik best hard duwen om waterstofprojecten van de grond te krijgen”

-Politici zijn primair bezig met doelstellingen en beleid. Zit daar niet het grootste risico? Dat het allemaal bij mooie plannen en ambities blijft die in de praktijk niet haalbaar blijken?

“Daarom vind ik ook dat altijd eerst nagedacht moet worden over de uitvoerbaarheid. Waar ik juist moeite mee heb, is dat in de politiek vaak alleen maar over doelstellingen wordt gesproken. Hoe vaak maak je in klimaatdebatten niet mee dat iemand zegt dat de doelen niet ambitieus genoeg zijn. Dat is net zoiets als aan gras trekken in de hoop dat het sneller gaat groeien. Als je roept dat het reductiedoel naar 60, 70, 80 procent moet, dat we veel meer energie moeten besparen en dat we nog meer wind op zee nodig hebben, moet je er wel direct bijzeggen hoe dat moet. Dit kabinet heeft zeer ambitieuze doelstellingen. De financiering is geregeld met een klimaatfonds maar de echte uitdaging zit in de uitvoerbaarheid. Hebben we genoeg mensen straks, gaan de vergunningsprocedures snel genoeg, zijn er voldoende kabels en leidingen? Dáár zitten de allergrootste bottlenecks en dáár moet de politiek de meeste aandacht aan geven.”

-Kun je een specifiek voorbeeld geven van hoe jij de praktijk aan de politiek probeert te koppelen?

“Waterstof. Als we een waterstofmarkt willen ontwikkelen, moet die wel een kickstart krijgen. We kunnen daarover lang en breed blijven praten, maar als bedrijven niet bouwen, gebeurt er helemaal niks. Daar zit constant mijn frustratie. Alleen maar praten, praten, praten. Achter de schermen moet ik best hard duwen om projecten van de grond te krijgen zoals in de Rotterdamse haven, waar ze elektrolyzers willen bouwen.”

-Dan heb je het over groene waterstof. Moeten we niet eerst volop blauwe waterstof (geproduceerd uit aardgas met afvang en opslag van CO2, red.) maken om voldoende kritische massa voor een waterstofmarkt te creëren?

“Daarmee moet je oppassen. De energiemarkt is heel erg veranderd de afgelopen tijd. De gasprijzen zijn door het dak gegaan en daarmee ook de business case voor blauwe waterstof. Het zou me daarom niet verbazen als we veel eerder naar groen gaan dan eerder gedacht. We moeten trouwens niet denken dat we dit in één keer kunnen regelen. Het is een proces, met tussenstappen. De eerste projecten zullen relatief kleinschalig zijn, met integratie van wind op zee, transportbedrijven en gebruikers. Daarna wordt het groter met prijsvorming, regulering, wellicht beurzen.”

“Wat we in de Tweede Kamer wel nodig hebben, is meer kennis van het energiesysteem”

-Je hebt ooit in een ander interview gezegd dat je jezelf beta tussen de alfa’s voelde. Afgaande op wat je net zei, is dat nog steeds zo.

“Dat is voor mij inderdaad soms best ingewikkeld, maar ik zou toch niet willen dat de hele Kamer uit beta’s bestaat. Wat we wel nodig hebben, is meer kennis van het energiesysteem. Er wordt te gemakkelijk geroepen dat iets kan, niet kan of niet mag. Ik probeer dan altijd terug te gaan naar toepasselijke studies en analyses van deskundigen. Wat zeggen die over biomassa, kernenergie, CO2-opslag, renewables? Praten, puzzelen, ideeën ontwikkelen hoort daar ook bij. Omdat we te maken krijgen met knelpunten in het elektriciteitsnet, heb ik daarvoor zelf een 12 puntenplan geschreven. Ik zie ook kansen voor kleine, relatief snel te bouwen modulaire kerncentrales. Dat stond niet op de agenda, dus heb ik gezorgd dat dit wel gebeurt. Alleen maar zeggen wat er fout is, zonder met een werkzame oplossing te komen, dat is niet mijn manier van politiek bedrijven.”

De tekst loopt hieronder door.

-Hoe realistisch zijn de huidige klimaatdoelen zoals in het Fit for 55-pakket van de Europese Commissie?

“Laten we niet uit het oog verliezen dat de klimaatopgave mega-urgent is. Het is een van de grootste vraagstukken van deze tijd, die raakvlakken heeft met tal van andere zaken zoals ongelijkheid, geopolitiek en de voedselvoorziening. We hebben daarom robuust klimaatbeleid nodig. Als ambitieuze doelen de druk opvoeren om goede plannen te maken, dan is dat prima. Maar mij gaat het niet om een procentje meer of minder. Waar het wel om gaat, is een geloofwaardig en consistent pad uit te zetten naar 2050. Hoe zorgen we dat we niet elk jaar weer snel wat nieuws moeten verzinnen, omdat we toevallig ‘Urgenda’ niet halen. Je kunt klimaatverandering niet op een corona-achtige manier aanpakken. Het is onmogelijk om de energietransitie 30 jaar lang op die manier vol te houden. Dit betekent dat je gaandeweg steeds weer moet bekijken wat de meest logische routes zijn. Gaan we voor het kortetermijnresultaat, kiezen we voor langjarige systeemtransities, hebben we een nieuwe industriepolitiek nodig? Daarbij gaat het niet alleen om verduurzamen maar ook om het versterken van het verdienvermogen van Nederland. We zijn een welvarend handelsland met een sterke industrie, een fijnmazige infrastructuur en perfecte ligging. Dus moeten we in staat zijn om dingen te doen die wereldwijd navolging vinden. Nederland draagt met 0,35% heel weinig bij aan de wereldwijde CO2-uitstoot maar we kunnen wel veel meer dan 0,35% bijdragen aan de oplossing. Ik zie wat dit betreft veel mogelijkheden op het gebied van waterstof, wind op zee, batterijtechnologie, laadpalen.”

“We zijn vergeten hoe essentieel een diverse energiemix is”

-Ingrijpende gebeurtenissen zoals nu de oorlog in Oekraïne kunnen alle verduurzamingsplannen en -projecten behoorlijk in de wielen rijden. Overheden zien zich genoodzaakt niet minder maar meer in te zetten op fossiele energie om de voorzieningszekerheid veilig te stellen. Kan het Klimaatakkoord inmiddels in de prullenbak?

“Het is niet zwart-wit. De huidige crisis versnelt de energietransitie ook. Er is nu ineens ruimte voor oplossingen die voorheen taboe waren. Voorbeeld: kernenergie. In het algemeen gaan transities met schokken en sprongen. Wat we momenteel meemaken, is ook een enorme wake-up call. Het besef dringt door dat we moeten streven naar meer strategische autonomie. En dat het beleid adaptief moet zijn om te kunnen reageren op die schokken.”

-De Nederlandse kolencentrales mogen nu op maximaal 35% van hun capaciteit draaien om CO2-emissies terug te dringen. Er gaan stemmen op om dat te veranderen om de gascentrales te ontzien. Verstandig?

“Gegeven de situatie waarin we zijn beland, ben ik daar niet tegen. Het is misschien wat gemakkelijk redeneren achteraf, maar het was beter geweest als bij het bepalen van die 35% al was nagedacht over wat als. We moeten uitkijken niet weer dezelfde fout te maken. Nu verschijnen studies over het massaal importeren van waterstof. Dan moeten we onszelf toch minstens de vraag stellen wat ons te doen staat als het niet of niet tegen een redelijke prijs beschikbaar is. Daarmee komen we op het punt van de diversificatie. We zijn vergeten hoe essentieel dat is. De bouw van nieuwe kolen- en gascentrales werd destijds ingegeven door de noodzaak te diversifiëren. Als het één duurder werd, kon je uitwijken naar het andere. Door daar onvoldoende oog voor te hebben, is het fout gegaan met Rusland. Als Europa voor maar 20% afhankelijk was geweest van Russisch gas, hadden we de importen veel gemakkelijker kunnen verleggen.”

-Ruilen we in de energietransitie de ene soort afhankelijkheid niet in voor de andere? Denk aan de grondstoffen die benodigd zijn voor duurzame energiedragers en bronnen en grotendeels uit landen buiten Europa moeten komen.

“Helaas is dat een realiteit waarmee we moeten leven. Ik vind daarom dat Europa beter moet nadenken over een grondstoffenstrategie. Afhankelijkheid is een gegeven, maar het maakt uit of die afhankelijkheid wederzijds is en of je het risico hebt gespreid. En we moeten nu eens echt werk maken van circulariteit. We hebben veel meer grondstoffen nodig die bio-based zijn of na gebruik een andere functie krijgen in de keten. Die slag moeten we nog maken.”

“Ik stel vast dat de wil om onderling samen te werken en hier een succes van te maken groot is”

-Over Europa gesproken, is het nog wel wenselijk dat individuele lidstaten eigen energie- en klimaatbeleid ontwikkelen, terwijl we gedwongen door de omstandigheden steeds meer gezamenlijk Europese antwoorden op de crisis moeten bedenken?

"We moeten er eerlijk over zijn dat de hoofdmoot wordt bepaald door Europa. Het Fit for 55-pakket is doorslaggevend bij alles wat we doen. Hoe we rijden, hoe we bouwen, hoe industrieën produceren, het wordt allemaal voornamelijk gedreven door Europese normering, regulering en het emissiehandelssysteem. Maar binnen dat kader moeten lidstaten het uitvoeren. Daarom vind ik het belangrijk dat zij hun beleid veel beter op elkaar afstemmen. Het is toch apart dat wij in ons coalitieakkoord hebben afgesproken dat we met kernenergie beginnen en onze buurlanden België en Duitsland ermee willen stoppen. En dat terwijl onze stroomnetten steeds meer geïntegreerd zijn. We hebben een platform om deze zaken te bespreken: het pentalaterale energieforum van de Benelux, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland. Ik zou Denemarken daar ook bij willen betrekken. We moeten besluiten nemen over de Noordzee, wind op zee, waterstof, CCS. Het is beter als we dat met elkaar doen.”

-Ook binnen ons eigen land is de uitvoering van het klimaatbeleid behoorlijk versnipperd. Lokale overheden die eigen plannen moeten opstellen, ministeries die ieder verantwoordelijk zijn voor een deel van het geheel. Kan dat niet beter worden gecoördineerd?

“Je moet jezelf eerst de vraag stellen wat je oplost als je het anders organiseert. Het is niet per definitie verkeerd dat je taken overdraagt aan gemeenten op voorwaarde dat het mandaat duidelijk is en de middelen en mensen beschikbaar zijn. Dat is de afgelopen jaren bij de verduurzaming van de gebouwde omgeving fout gegaan. De gemeenten kregen de regierol maar konden in feite weinig uitrichten, omdat de warmtewet er nog niet was. Ze hadden ook geen geld om mensen aan te nemen en projecten te financieren, afgezien van het programma aardgasvrije wijken, dat feitelijk een loterij is. Het Rijk is op dit punt niet eerlijk geweest. Dit hebben we geprobeerd te repareren in het coalitieakkoord. De warmtewet moet voor het einde van het jaar worden ingediend. Er is 800 miljoen gereserveerd voor fte’s. Er komt een warmtefonds. Dit gezegd hebbende denk ik wel dat er meer sturing van boven moet komen om lokale doelen en plannen te beoordelen. Daar gaan de bewindslieden over, ieder op hun specifieke beleidsterrein. Ik stel vast dat de wil om onderling samen te werken en hier een succes van te maken groot is.”

Tekst: Anton Buijs