Martien Visser: "Beleidsmatig hosanna, in de praktijk
kommer en kwel"
Maar warmtenetten zijn bezig met een revival. We willen namelijk huizen zonder aardgas. Dan zijn er niet veel mogelijkheden. Elektrisch verwarmen vergt enorme investeringen in woningisolatie en elektrische infrastructuur. Open haarden stinken. Groen gas is onvoldoende beschikbaar. Dus komen warmtenetten in beeld. Voorspeld wordt dat over ruim 20 jaar 50% van alle gebouwen in Nederland op een warmtenet is aangesloten.
De realisatie van die droom is nog ver weg. Want warmtenetten blijken duur. Het kabinet becijfert in haar IBO-rapport zelfs dat warmtenetten een van de kostbaarste maatregelen zijn om CO2 te besparen. Amsterdam ("Stad zonder Gas") stelt vast dat ze voor de uitbreiding van haar warmtenetwerk € 5-6 miljard tekort komt. Dat komt neer op een maatschappelijke kostenpost van € 800 per ton vermeden CO2. Niet iets om blij van te worden.
Forse kostenreducties zijn noodzakelijk, wanneer warmtenetten hun belofte willen waarmaken. Daar wil ik als lector in Groningen graag aan bijdragen. Maar er zijn nog meer beren op de warmteweg: de bronnen en de regelgeving.
Die warmtebronnen moeten uiteraard CO2-vrij zijn. Want anders helpen we het klimaat van de regen in de drup. Dus warmtenetwerken met aardgas als warmtebron, zoals Ypenburg, voldoen niet. Maar hoe duurzaam is restwarmte uit kolen- en gascentrales? Nog eventjes en we hebben zoveel windelektriciteit, dat die centrales grote delen van het jaar uit staan en dan produceren ze geen restwarmte. Gaan we die centrales dan vanwege de warmtevraag toch aanzetten? Lijkt me niet.
““Ik durf het haast niet op te schrijven, maar de technologische ontwikkelingen rond schaliegas in de VS kunnen ons helpen””
Restwarmte uit de industrie is eveneens niet zonder
problemen. Het kleinere euvel is dat er maar 57 PJ (bron: CE-Delft) beschikbaar
is. Nauwelijks voldoende voor 10% van onze gebouwen. Ernstiger is dat deze
restwarmte het gevolg is van inefficiënte productieprocessen. Zodra bedrijven hun
energie-efficiëntie gaan verbeteren, verdwijnt die restwarmte als sneeuw voor
de zon. En bedrijven die niet efficiënter worden, zullen volgens de
Energieagenda uit ons land verdwijnen. Dat laatste is trouwens altijd een
risico. Midden in de stad Groningen stond tot voor kort een prachtige suikerfabriek,
in potentie een ideale warmteleverancier. Nu resteert een kale vlakte.
Gelukkig hebben we nog warmte uit afvalcentrales, zult u denken. Maar ook die bron
van warmte wordt kleiner. Want we gaan naar een circulaire economie met minder
afval. Voorlopig compenseren we dat door afval te importeren, maar hoe lang
nog?
Geothermie is wel een goede mogelijkheid. Geothermie is weliswaar relatief duur,
maar de techniek staat nog in de kinderschoenen. Dat kan vast slimmer. Ik durf
het haast niet op te schrijven, maar de technologische ontwikkelingen rond schaliegas
in de VS kunnen ons daarbij helpen. We moeten de techniek dan wel gaan ontwikkelen.
En laten we onze warmtesystemen in elk geval alvast ‘geothermie-ready' maken. Restwarmte
vormt dan de transitiebrandstof.
Dan de regelgeving. Ruim 10 jaar na de eerste poging is er in 2014 eindelijk een
warmtewet gekomen. Dat een jarenlange discussie geen garantie vormt voor een
goed resultaat, is bekend. Dus zijn we al weer een tijdje bezig met aanpassingen.
Dat blijkt lastig. Niet verwonderlijk, want de warmtewetgeving is complex
geworden. Enerzijds beseffen we dat elk warmtesysteem uniek is en een lokaal monopolie
vormt. Anderzijds willen we de spelregels van de (internationale) vrije energiemarkt
toepassen. Dat laatste is eigenlijk onzinnig. Een korte blik op de minimale eisen
die de Europese regulators stellen aan een goed werkende markt, leert dat dit voor
warmtesystemen altijd een utopie zal blijven.
Toch moeten we daarmee doorgaan, vinden sommigen. Jarenlang hebben we consumenten
immers verteld dat door keuzevrijheid hun energierekening omlaag gaat. Als je
dan vervolgens die keuzevrijheid afpakt, dan volgt protest. Maar ja, denk ik, ook
niet iedereen is blij met een windmolen voor het huis. Als we het klimaat
willen redden, dan zullen we offers moeten brengen.
Door deze regelgeving ontbreekt voor warmte een regisseur die op basis van integrale
afwegingen besluiten kan nemen en (laten) uitvoeren. Zou de restwarmte van Tata
niet beter naar IJmuiden kunnen in plaats van naar Amsterdam? Kunnen we op
Ypenburg geen geothermie gaan ontwikkelen? In plaats daarvan dansen vele belanghebbenden,
met allemaal een eigen agenda, rond de warmtepot, in de hoop dat die zodanig met
subsidie wordt gevuld, dat er kan worden uitgedeeld.
De Energieagenda gaat helaas verder op het ingeslagen pad en kondigt aan dat
warmtenetten net zoals elektriciteit- en gasnetten gereguleerd gaan worden. Dat
betekent een flink risico voor de huidige investeerders. Stel dat warmtesystemen
in de toekomst efficiënter kunnen worden aangelegd. Laten we dat hopen. Gaat de
warmteregulator dan de bestaande netten benchmarken? En volgen er dan strafkortingen
voor de huidige investeerders?
Het slagveld overziende is het best bijzonder dat er plannen voor warmtesystemen
worden ontwikkeld. Tegelijk zien we veel initiatieven sneuvelen, of tenminste forse
vertraging oplopen. Zelfs de duurzaamheid dreigt in het gedrang te komen. In de
warmteplannen van Amsterdam wordt de CO2-uitstoot met slechts de
helft gereduceerd ten opzichte van normale Hr-ketels. Dat moet echt beter.
Warmtenetten. Ondanks mijn jeugdtrauma heb ik medelijden. Beleidsmatig is het
hosanna, in de praktijk kommer en kwel. Willen we ze eigenlijk wel? Zijn we
soms stiekem bezig met onzichtbare hand deze technologie de nek om te draaien? Want
waarom doen we toch zo moeilijk?
Als we het echt willen, dan zouden we een voorbeeld aan de ontwikkeling
van aardgas in Nederland moeten nemen. Vergeet dan die malle marktwerking! Kies
voor landelijke regie, met integrale afweging, heldere besluitvorming en lokale
uitvoering. Laten we dan werk gaan maken van kostenreductie. En laten we voor
geothermie een "kleine-velden-beleid" introduceren, waardoor die techniek en
tegen aantrekkelijk voorwaarden, waaronder een minimum afnamegarantie, tot grote
bloei kan komen.
Martien Visser is lector energietransitie &
netintegratie, Hanzehogeschool Groningen en Senior Advisor International
Business bij Gasunie. Hij schrijft zijn column op persoonlijke titel.