Zoeken

Het hopeloze proces naar een onuitvoerbare Warmtewet

Op 14 november sluit de termijn voor het inbrengen van vragen en opmerkingen door Kamerleden op het wetsvoorstel Wet Collectieve warmte (WcW). Met belangstelling heeft Helma Kip geluisterd naar de onlangs door de Kamer georganiseerde ‘Technische briefing’ en ‘Ronde tafel’ over dit wetsvoorstel. “De discussie met de (beperkt) aanwezige Kamerleden ging vooral over twee zaken: Hoe gaan de tarieven voor warmte straks uitpakken, en moet de warmtesector van grotendeels privaat (weer) worden omgezet in publiek?“

Op de eerste vraag bleek het voor de Kamerleden tijdens de Technische briefing moeilijk een goed antwoord te krijgen van de deskundigen. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) had nog niet goed in beeld hoe een en ander uit zou pakken. Wel kon deze toezichthouder op de uitvoering van de Warmtewet melden dat over het land heen de tarieven misschien wel een factor 4 van elkaar zouden kunnen verschillen. Vandaar wellicht dat veel deelnemers aan de Ronde Tafel het een goede gedachte van de minister vonden om - naast maximumprijzen gebaseerd op de werkelijke kosten (uitgangspunt van de nieuwe wet) - ook een (tweede) maximumprijs in te voeren. Zo’n maximum zou dan volgens enkele deelnemers vergelijkbaar moeten zijn met wat een warmte-afnemer anders voor gas zou betalen en straks voor een individuele warmte voorziening (veelal op stroom). Dat is in feite een soort ‘Niet meer dan anders’-tarief, een referentietarief, zoals nu al in de huidige wet geregeld is.
De vraag die dat oproept is: waarom zou de ACM dan nog - per net - een efficiënte kostenberekening moeten gaan maken en maxima vaststellen die op die efficiënte kosten gebaseerd zijn, als er toch al een (nieuw) referentietarief moet komen? Het is al een schier onmogelijke opdracht voor ACM om de efficiënte kosten te bepalen voor de vele, over de honderd, technisch zeer verschillende, netten en netjes in het land.
Daarbij komt ook nog dat de minister tevens de instelling en exploitatie van een ‘Vereveningsfonds’ heeft aangekondigd dat moet voorkomen dat projecten ineens niet meer rendabel zijn. Het zou gevuld moeten worden door alle warmtebedrijven samen en schuift bedragen heen en weer tussen de warmte-aanbieders als de tarieven teveel van elkaar gaan verschillen. Wat verbetert het wetsvoorstel daarmee aan de huidige situatie, die al uitgaat van een referentietariefmaximum. Welk probleem wordt er opgelost?

“Niet ondenkbaar is dat uiteindelijk zelfs de Staat de vele warmtebedrijven en -bedrijfjes onder haar hoede moet gaan nemen omdat gemeenten het niet aankunnen”

De tweede vraag werd - niet onverwacht - door de overheid-gerelateerde deelnemers beantwoord met opmerkingen als: publiek is goedkoper, betrouwbaarder of vertrouwder. De overige deelnemers vonden die discussie privaat of publiek maar betrekkelijk of zelfs niet interessant. De Raad van State had de minister geadviseerd hier nog eens goed naar te kijken omdat de Raad niet overtuigd was van nut en noodzaak om de - nog niet zo lang geleden door de gemeenten verkochte warmtebedrijven - weer verplicht in handen te leggen van publieke partijen. Onteigening is tenslotte een hele ingrijpende actie die tot veel geschillen kan leiden over noodzaak en vooral ook prijs.

Er gaat daarmee bovendien weer geld retour van publiek naar privaat (aankoop van netten) zonder dat er iets wordt opgelost. Niet ondenkbaar is dat uiteindelijk zelfs de Staat of een landelijk overheidsbedrijf de vele bedrijven en bedrijfjes onder haar hoede moet gaan nemen omdat gemeenten het niet aankunnen

“Wie gaat nu nog investeren in een project waarvan hij weet dat dit moet worden overgedragen aan een publieke partij?”

Waar iedereen het wel over eens leek, is dat dit hele wetgevingsproces een slot op de voortgang van projectontwikkeling zal zetten. Dat kan wel een jaar of vijf duren. Wie gaat nu nog investeren in een project waarvan hij weet dat dit moet worden overgedragen aan een publieke partij?
Ook waren de meeste partijen het er over eens dat de ontwikkeling van warmtenetten maatschappelijk wel rendabel is, bijdraagt aan de energietransitie en de toenemende congesties op het stroomnet kan beperken.


Het probleem lijkt te zijn dat een ‘referentietarief’ niet uit te leggen is. Nu niet en straks onder de nieuwe wet ook niet. Keer op keer wordt gesteld dat het huidige referentietarief ‘niet klopt’. Dat de toezichthouder dat niet goed vaststelt. Is de oplossing dat gemeenten en provincies ons straks gaan overtuigen dat zij het goedkoper en met beter uitlegbare, op kosten gebaseerde tarieven kunnen en daarmee de Nederlander ineens wel graag van het gas afgaat? Wie o wie staat op en houdt dit hopeloze proces naar een onuitvoerbare wet nog tegen?

Helma Kip is ruim 40 jaar werkzaam geweest in de energiesector in verschillende beleids- en managementfuncties die allemaal gericht waren op strategie-/beleidsvorming rond de energieregelgeving op EU- en nationaal niveau.