Zoeken

Het resterende vraagstuk: de kolencentrales

Pieter Boot: "Kijk naar situatie België en Duitsland"

Nu minister Kamp zijn Energieagenda heeft gepubliceerd lijken de contouren van de te zetten stappen de komende jaren helder. De een wil meer en sneller dan de ander, maar over de richting zijn de meesten het eens. Dat geldt echter niet voor een punt waarover de Energieagenda zweeg: de kolencentrales. De Tweede Kamer is diep verdeeld. Een kleine meerderheid vraagt om een tijdpad voor sluiting van kolencentrales in lijn met de ambities van het Parijsakkoord. Het parlement had de regering ook gevraagd om scenario's voor de toekomst van kolencentrales. Op zijn laatste persconferentie van 2016 moest minister-president Rutte toegeven dat dit nog niet gelukt was. Hij hoopte op een brief aan de Kamer op 13 of 20 januari 2017. Waarom houden de kolencentrales ons zo verdeeld en is daar iets aan te doen?

Ik denk dat hier twee hoofdredenen een rol spelen: de visie op nationale verantwoordelijkheid versus de gevolgen in Europa, en het beeld dat we hebben van de Nederlandse ambities in vergelijking met die van omringende landen.

Velen bezien de Nederlandse kolencentrales als onderdeel van de (Noordwest-) Europese elektriciteitsmarkt. Ze zijn ook uit die optiek gebouwd - de Maasvlakte als de best mogelijke vestigingsplaats, met de beschikking over goed koelwater, ruimte voor afvang en opslag van koolstofdioxide (CCS) en mogelijk gebruik van restwarmte. De twee resterende Nederlandse kolencentrales en zeker de nieuwste drie zijn veel efficiënter dan die in omringende landen. In die optiek wordt vooral naar Duitsland gekeken. Zo indiceert de Nationale Energieverkenning 2016 dat na sluiting van de Duitse kerncentrales Nederland rond 2023 netto exporteur van elektriciteit wordt, waarbij de kolencentrales tot 2030 een belangrijke rol spelen. In deze optiek leidt vervroegde sluiting van Nederlandse kolencentrales weliswaar tot afname van broeikasgasemissies in Nederland, maar is dat ook een beetje dom omdat zo'n twee-derde daarvan door extra emissies in het buitenland wordt gecompenseerd (er zijn drie studies, waarvan een nog niet openbaar, maar op hoofdlijnen geven deze een vergelijkbaar beeld). Werkelijke CO2-reductie zou veel effectiever door ondergrondse CO2-opslag (CCS) worden bereikt: het Europese effect van 90% CCS zou in 2030 ongeveer driemaal zo groot zijn als van sluiting van alle Nederlandse kolencentrales (ABB, Impact of Dutch coal plants phase out, 2016). CCS zou ook een minder groot prijseffect hebben en Nederland niet in concurrentienadeel ten opzichte van omringende landen brengen.
“Wat is er tegen dat Nederland enige tijd enkele betere kolencentrales houdt dan Duitsland, als we deze voor een fors deel voorzien van CCS?”

Een andere optiek stelt de Nederlandse verantwoordelijkheid centraal. Ook wij hebben het akkoord van Parijs ondertekend, ook wij hebben te maken met een koolstofbudget dat opraakt als we nog zicht willen houden op een temperatuurstijging ‘ruim beneden de 2 graden'. Moeten we dan wachten tot Polen akkoord gaat met wat wijzelf belangrijk vinden? Deze optiek benadrukt ook dat sluiting van kolencentrales - waarbij dan naar de kosten voor de hele maatschappij is gekeken - een relatief kosteneffectieve manier is om koolstofemissies te reduceren. Degenen die bijvoorbeeld pleiten voor een Klimaatwet hebben de neiging deze optiek te laten prevaleren.

Het is opmerkelijk dat ons omringende landen maar ten dele een rol spelen in deze discussie - Duitsland enigszins, België niet. België heeft echter een groot probleem in de elektriciteitsvoorziening. België moet nu al 20% van de elektriciteitsvraag uit Frankrijk en Nederland importeren en heeft het wettelijk vastgelegde vooruitzicht om in 2022-2025 6000 megawatt capaciteit van kerncentrales te sluiten, die in globaal de helft van het elektriciteitsverbruik voorziet. Deze centrales zijn zo oud en slecht dat niet goed voorstelbaar is dat de toezichthouder weer met uitstel van de verplichting akkoord zal gaan. Ook indien België zijn doelstelling hernieuwbare energie zou halen, dan wordt dit capaciteitstekort niet gevuld. Duitsland heeft de kolendiscussie over de verkiezingen getild. Vanaf 2018 gaat een studiecommissie aan de slag. De discussie is hier politiek beladen vanwege de bruinkool. Regio's met bruinkoolmijnbouw voelen zich ook politiek achtergesteld. Scenario's met het huidig vastgestelde beleid voorzien pas na 2030 afname van bruinkoolstroom, terwijl de steenkoolstroom tot 2040 op peil blijft. In scenario's met streng klimaatbeleid gaat daarentegen al voor 2020 de productie van zowel bruinkool- als steenkoolstroom omlaag. Maar ook in een scenario waarin Duitsland in 2050 de broeikasgassen met 95 procent reduceert, staat er in 2030 nog 10-15 gigawatt kolenvermogen (zo'n 45 gigawatt in 2015).

Is iets te bedenken dat recht doet aan de verschillende invalshoeken in de Nederlandse discussie en rekening houdt met (onzekerheden in) ons omringende landen? Misschien. Ook degenen die de nationale verantwoordelijkheid vooropstellen gaat het uiteindelijk meer om reductie van broeikasgasemissies dan om types centrales. Wat is er tegen dat Nederland enige tijd enkele betere kolencentrales houdt dan Duitsland, als we deze voor een fors deel voorzien van CCS? Een bijkomend voordeel van ervaring opdoen met CCS is dat we, om binnen ons koolstofbudget te blijven, op termijn veel baat hebben bij negatieve emissies. Daarin kan worden voorzien door de combinatie van biomassa en CCS. De huidige regering zou hetzij een bepaald aandeel CCS, hetzij een bepaalde maximale emissie per eenheid elektriciteitsproductie als principe aan kunnen kondigen. Een nieuwe regering zou dat preciezer kunnen invullen en het aandeel daarvan verder kunnen laten oplopen met mogelijke afspraken met omringende landen. Eigenaren van centrales kunnen beslissen wat ze doen: sluiten of investeren. ABB heeft al laten zien dat dit soort verplichtingen geen effect hebben op de groothandelsprijs en dat we evenveel kunnen blijven exporteren. Misschien willen de Belgen wel meebetalen, want sluiting van de Nederlandse kolencentrales zou ongunstiger voor hen zijn. Het principiële probleem - Nederland of Europa - is hiermee niet opgelost, maar wel vervangen door een probleem waarin maatwerk mogelijk is - en daar zijn Nederlandse coalitieregeringen heel goed in.

Pieter Boot is Hoofd sector Klimaat, Lucht en Energie bij het Planbureau voor de Leefomgeving