Zoeken

Hoe gaat het verder met het energiebeleid?

Pieter Boot: "Vrijwel iedereen is enthousiast over het idee van een voortgezet Energieakkoord"

In de aanloop naar de verkiezingen wordt er veel nagedacht over de toekomst van het energiebeleid. We kennen de verkiezingsuitslag nog niet, maar velen speculeren op een coalitie die hart heeft voor de energietransitie. Dan hebben we het over een nieuw Energieakkoord, wellicht een Klimaatwet, met maatschappelijk draagvlak. Het mag niet te duur zijn, want we blijven Hollanders. Is er van deze stukjes een puzzel te maken?

Vrijwel iedereen is enthousiast over het idee van een voortgezet Energieakkoord. Een akkoord verbindt, laat partijen over de eigen schaduw springen en - mits dat is geborgd - helpt als de uitvoering moeilijk wordt. Het nieuwe akkoord zou ook doelstellingen voor 2030 moeten bevatten. Minister Kamp stuurt daarbij het liefst op alleen de reductie van broeikasgassen (BKG), de Tweede Kamer vindt in meerderheid dat het beter is samenhangend op BKG, duurzame energie en energiebesparing te sturen. Dit is een beetje een schijntegenstelling, wat geïllustreerd kan worden met cijfers uit de PBL-analyse van de verkiezingsprogramma's. Om in 2050 kosteneffectief 80-95 procent broeikasgasemissies ten opzichte van 1990 te reduceren, moet je in 2030 op ordegrootte 45 procent reductie zitten. Als dat niet lukt, moet je daarna zo snel omlaag dat het tempo niet meer aansluit bij de vervanging van kapitaalgoederen. Te weinig in 2030 maakt de totale transitie duurder. Vier partijen halen dat getal (SP, D66, CU en GL) en degene die hierbij het meest BKG reduceert haalt in 2030 ook het hoogste aandeel hernieuwbare energie. Deze verhoudingen gaan min of meer gelijk op. Elk van deze vier partijen scoort ook hoog op de indicator ‘effect op energietransitie', die indiceert in welke mate voorbereidingen worden getroffen in 2050 ook echt op die 80-95 procent reductie uit te komen. Omgekeerd scoren partijen die weinig aan extra BKG reductie in 2030 doen ook relatief laag op het aandeel hernieuwbare energie en de indicator van de energietransitie. Als je serieus stuurt op BKG reductie in 2030 met uitzicht op het doel van 2050, kan je niet om een fors aandeel hernieuwbare energie heen. Of je dat apart wilt vastleggen hangt af van hoezeer je aan zekerheden hecht.

Heeft naast een Energieakkoord een Klimaatwet zin? Dat hangt er vanaf. We moeten niet vergeten dat het huidige Energieakkoord alleen kon slagen omdat het kabinet ambitieuze doelen had geformuleerd. Het Energieakkoord verschoof deze enigszins zodat er meer ruimte kwam voor andere ambities - maar zonder het kabinetsdoel voor hernieuwbare energie in 2020 was er geen Energieakkoord geweest. Of het kabinet dan eigen doelen voor 2030 vastlegt, of aangeeft welke doelen in een Klimaatwet opgenomen gaan worden, is geen principieel verschil. Voordeel van een Klimaatwet is dat het doel voor 2030 in een transitiepad naar 2050 wordt geplaatst, wat meer zekerheid voor de lange termijn geeft, en dat het kabinet voor zichzelf een bijsturingsmechanisme organiseert als men niet op de goede weg zit. Dat maakt het werk van een Borgingscommissie van het Energieakkoord makkelijker.

““vele (samenwerkende) gemeenten zetten in het kader van de voorbereiding van hun Omgevingsvisies hun gedachten over energie op papier””

Gaat dat dan niet veel kosten? Dit is een lastige vraag. Het is wel bekend hoeveel het extra beleid van de verschillende verkiezingsprogramma's kost, maar we weten niet goed hoeveel er nu aan energie wordt betaald. ECN en TNO maakten in 2012 een schatting van de kosten voor de eindverbruikers (incl. belastingen en het gebruik van energie als grondstof) van 113 miljard. De verkiezingsanalyse werkt met nationale kosten, exclusief belastingen. Deze bedragen in 2030 ongeveer 50 miljard. De extra rekening van de vier meest ambitieuze partijen in 2030 bedraagt (inclusief maatregelen ter verbetering van de mobiliteit en natuur) 7, 8, 10 en 16 miljard per jaar. Een serieuze verhoging, maar niet iets als een verdubbeling.

De laatste vraag in dit verband is die van de bestuurslagen en het draagvlak: de energieke samenleving versus de niet-willende burger. Eind vorig jaar liet het SCP zien dat ongeveer 45 procent van de ondervraagde burgers het er (zeer) mee eens was dat Nederland veel sneller dan nu het gebruik van fossiele brandstoffen moest verminderen, en minder dan 10 procent het daar (zeer) mee oneens was. Een grote groep was neutraal of wist het niet. Het SCP vatte zelf samen: de noodzaak van een transitie wordt aanvaard, maar het klimaat lijkt hiervoor niet zo'n belangrijke reden te zijn. Dat werpt een extra licht op de genoemde doelendiscussie. Tegelijkertijd zijn vele (samenwerkende) gemeenten in het kader van de voorbereiding van hun Omgevingsvisies bezig gedachten over energie op papier te zetten. Vaak worden ze daarbij door zeer ambitieuze doelen gevoed: energie- of klimaatneutraal in bijvoorbeeld 2030 of 2040. Ze denken na over wijken zonder aardgas, gebruik van restwarmte, ruimte voor zonnepanelen of windmolens in hun regio. Dit is een lastige klus, want op het meeste energieverbruik hebben ze helemaal geen invloed. Ook dreigen ze soms in de valkuil van de autarkie als einddoel te trappen, wat voor een land dat een goede boterham aan handel verdient eigenlijk een gekke gedachte is. De samenwerkende gemeenten hebben het contact met de burger, maar zonder het Rijk kunnen ze daar weinig mee. Het Rijk zal bijvoorbeeld de experimenteerruimte moeten definiëren en moeten aangeven wat fiscaal mogelijk is. Maar het Rijk worstelt ook met de relatie met Europa. Wat zou het mooi zijn als het emissiehandelssysteem voor prijzen zorgt die kolenstroom duurder maken en gascentrales een toekomst geven. Maar zelfs het Europees Parlement is dat niet gelukt. Het is dus niet onbegrijpelijk dat alle partijen die vergaande emissiereducties voorstaan weinig vertrouwen hebben dat Europa dat in 2030 voor ons geregeld heeft. Dan gaan we zelf maar iets doen, zo mogelijk in overleg met omringende landen. Het huidige kabinet waagde deze stap nog niet te zetten, maar voor het nieuwe Energieakkoord lijkt ook de nieuwe relatie tussen de bestuurslagen me één van de grote thema's.

Pieter Boot is Hoofd sector Klimaat, Lucht en Energie bij het Planbureau voor de Leefomgeving