Zoeken

‘Klimaatactivisme geeft richting aan, de samenleving hobbelt daar achteraan’

Eerder dit jaar maakte Han Fennema bekend terug te treden als CEO van Gasunie. Anton Buijs blikt in een diepte-interview met hem terug op een loopbaan van 35 jaar in de energiewereld, die begon bij het Amerikaanse olieconcern ExxonMobil.

Ik ontmoet Han Fennema in zijn kantoor op een van de mooiste plekken van Groningen: de 16e verdieping van het iconische Gasunie-gebouw. Het verrees in een tijd dat het mega-gasveld in Groningen allerwegen als een zegen werd beschouwd, een cadeau dat Nederland zomaar in de schoot was geworpen. Als er al discussies over het Groningse gas werden gevoerd, dan hadden die betrekking op de verdeling en besteding van al dat ‘gratis’ geld. Het nog bij het begin van de gaswinning door minister De Pous van Economische Zaken bedachte publiek-private Gasgebouw, met de samenstellende delen EZ, DSM (later EBN), NAM en Gasunie, stond nog als een huis. Zowel de Staat als de particuliere aandeelhouders van deze constructie, Shell en Exxon (Esso), spinden er volop garen bij. In die omstandigheden begon de jonge, net uit militaire dienst ontslagen informaticus Han Fennema in 1988 bij de Benelux-tak van wat toen nog Exxon Corporation heette (Mobil kwam er pas in 2000 bij).

“Dat systeem van publiek-private samenwerking van De Pous zat ongelooflijk knap in elkaar”

-Je had informatica gestudeerd in Twente. Waarom solliciteerde je bij een oliemaatschappij?

“Ik wilde niet in de automatiseringssector werken. Daar ben je altijd met andere bedrijven bezig of als onderdeel van een staf niet betrokken bij de kernactiviteiten. Ik had gesolliciteerd bij vier bedrijven en bij Esso was het aanbod heel helder: Je komt hier in de automatisering werken en als je dat drie jaar heel goed doet, gaat de wereld voor je open. Zo niet, dan nemen we afscheid van elkaar. Ik geloofde dat aanvankelijk niet, maar de man die mij aanwierf, gaf mij verschillende voorbeelden van mensen met totaal verschillende achtergronden die daar carrière hadden gemaakt, van een marketingdirecteur die chemicus was tot een controller die als kinderpsycholoog was afgestudeerd. Het gaf voor mij de doorslag.”

“Ik heb precies drie jaar in de automatisering gewerkt, bij zowel de petroleum- als de chemical-tak. Daarna ben ik bij Esso Aardgas terechtgekomen.”

-De grote cash cow…

“Inderdaad, er werd daar heel veel geld verdiend, dus was het voor Exxon belangrijk dat alle voorstellen waarmee Gasunie of NAM kwamen, grondig werden doorgerekend en geanalyseerd. Daar hield een kleine groep van tien, twaalf slimme mensen zich permanent mee bezig. Ik vond het heel leuk om te doen.”

“Dat systeem van publiek-private samenwerking van De Pous zat ongelooflijk knap in elkaar. Het was gebalanceerd. Eerst ging het erom de koek zo groot mogelijk te maken en vervolgens voor elke aandeelhouder om een zo groot mogelijk stuk voor zichzelf te krijgen. De rolverdeling was duidelijk. De oliemaatschappijen gingen voor het gewin, de Staat voor het maatschappelijk belang. Consensus was voor alle partijen belangrijk, dus vond men altijd wel een compromis. In mijn tweede periode bij Esso Aardgas merkte ik dat consensus minder belangrijk werd gevonden en kwam het vaker voor dat moest worden gestemd. Je zag daarbij dat Shell als Nederlands bedrijf geregeld een tussenpositie innam tussen Esso en de Staat. Voor Esso was het gewoon een van de honderden projecten waarbij ze betrokken waren en stond het rendement altijd voorop.”

“Het was een soort eyeopener, dat je het bedrijfsbelang los kunt zien van het aandeelhoudersbelang”

-In 1999 vertrok je van Esso naar Eneco. Waarom eigenlijk?

“Ik had daar twee redenen voor. Wat begon te wringen, was die eenzijdige aandacht voor aandeelhouderswaarde. De tweede reden was persoonlijk van aard. We hadden net ons eerste kind gekregen en ik wilde mijn kinderen een Europese opvoeding geven. Bij Esso zou ik zomaar overgeplaatst kunnen worden naar Sachalin of een andere uithoek en daar had ik geen zin in. Ik kwam mensen tegen die 30 jaar expatriate waren; die waren ontheemd. Toen dacht ik al, dat gaat mij en mijn gezin niet gebeuren.”

“In die tijd speelde de liberalisering van de energiemarkt. De oliemaatschappijen waren daar niet zo voor, want er werd goed verdiend met het gas, de bergingen en zo. Voor Eneco vormde de liberalisering echter een enorme kans qua diversificatie, marktontwikkeling, enzovoort. Het was een heel andere cultuur. Ik herinner me nog dat ik een hoofddirecteur sprak die het niet nodig vond veel aandacht te besteden aan de aandeelhouders, want ‘die hadden ook nooit veel voor dit bedrijf gedaan’. Dat betekende voor mij een kleine aardbeving, want bij Esso was er bij mij ingeramd dat alles wat we deden uiteindelijk voor de aandeelhouders was. Het was toch een soort eyeopener, dat je het bedrijfsbelang los kunt zien van het aandeelhoudersbelang.”

“Ik ben bij Eneco twee jaar hoofd strategie geweest. Op een bepaald moment kon ik de overstap maken naar Eneco Netbeheer, nu Stedin. Dat leek me wel wat, want als directeur kon ik daar zelfstandig opereren, met een eigen Raad van Commissarissen. Het was ook inhoudelijk een boeiende functie, omdat als uitvloeisel van de liberalisering moest worden geregeld dat andere partijen toegang kregen tot het netwerk van Eneco. Ik zag het als een uitdaging om dat goed op te zetten en zo eerlijk mogelijk te doen.”

“Mijn laatste baan bij Eneco was Chief Operations Officer en lid van de Raad van Bestuur. Het was een periode waarin het bedrijf moest leren commerciëler, klantgerichter te werken. De strijd om de markt. Een interessante tijd.”

-Toch hield je het in 2009 voor gezien. Je begon voor jezelf.

“Het lag iets anders. Het verzet van Eneco tegen de gedwongen splitsing van de commerciële en netbeheertak vrat energie. Bovendien had ik persoonlijke redenen om te stoppen. Mijn kinderen waren nog jong en mijn vader was ernstig ziek. Ik heb dus ontslag genomen met het idee om rustig om me heen te kijken, ook in andere sectoren. Ik heb zelfs de ambitie gehad om directeur van een ziekenhuis te worden, maar heb dat plan laten varen toen ik merkte dat je dan in feite leiding geeft aan een facilitair bedrijf; de macht lag toen bij de medisch specialisten. Op een gegeven moment werd ik gevraagd voor een klusje. In twee dagen heb ik daarvoor een adviesbureau opgericht. Na ruim een jaar waarin ik ook, in opdracht van GasTerra, een reorganisatie begeleidde, vroeg Enexis mij of ik hun CEO wilde worden en daar heb ik ja op gezegd. Weer een netbedrijf maar nu geheel zelfstandig, en weer op het grensvlak publiek-privaat.”

“Principieel vind ik het de taak van de overheid om de zwakkeren in de samenleving te beschermen tegen instituties die burgers vermorzelen”

-In 2014 keerde je terug naar de gaswereld als CEO van Gasunie, dat sinds je bij Esso werkte, fundamenteel was veranderd. Het was in 2005 na de splitsing van GasTerra een exclusief netbedrijf geworden met de Staat als enige aandeelhouder. De aardbevingen in Groningen hadden tot het eerste productieplafond geleid. Hoe beleefde jij die omslag in je nieuwe functie?

“Om te beginnen: Gasunie stond op afstand van de gebeurtenissen in Groningen, in tegenstelling tot NAM en GasTerra. Voor ons maakt het op de keper beschouwd niet zoveel uit waar het gas vandaan komt dat we moeten transporteren. Maar ik had en heb er natuurlijk wel een mening over: Principieel vind ik het de taak van de overheid om de zwakkeren in de samenleving te beschermen tegen instituties die burgers vermorzelen. Dat is hier niet gebeurd. Eerst is NAM niet in staat gebleken het herstel adequaat vorm te geven; daarna is het ook heel traag gegaan. Volgens mij had de enquêtecommissie moeten nagaan welke lessen we hieruit kunnen leren. Waar is dit misgegaan? Wat had de overheid anders moeten doen om haar burgers beter te beschermen. Wat had men moeten doen om dit te voorkomen? Dit zijn ook vragen die bij de Toeslagenaffaire cruciaal zijn. Die heeft de enquête niet beantwoord. Nu ging het vooral om welke ambtenaar of welke minister iets fout heeft gedaan, maar dat wisten we eigenlijk al wel. Wat mij betreft een gemiste kans.”

De tekst loopt hieronder door.

-Waar lag op dat moment je focus als CEO? Was het nog steeds de oude kern van het bedrijf, de infrastructuur, of kreeg juist de toekomstige rol van Gasunie in de energietransitie de overhand?

“Drie dingen waren toen belangrijk. Ten eerste, hoe zorg je dat dat alle activiteiten veilig, betrouwbaar en doelmatig verlopen, met behoud van onze license to operate. Het tweede aspect was het managen van een stevig gevecht met de toezichthouder over de tarieven voor het gastransport. Daarover liepen de gemoederen hier soms hoog op; het ging ook om een hoop geld. Het derde punt, het leukste en meest strategische wat mij betreft, was het reageren op het onvermijdelijk krimpende aandeel van aardgas in de energievoorziening. Wat is de toekomst van dit mooie bedrijf met al zijn assets en expertise? Toen ik hier kwam, was er een afdeling New Energy, waar minder dan tien mensen werkten. Dat hebben we snel uitgebreid naar 20-25. Ik herinner me dat een lid van onze Raad van Commissarissen dat nogal fors vond. Ik vond het juist bescheiden.”

“We wisten dat het aandeel van elektriciteit sterk zou gaan groeien, maar dat de gasmoleculen een essentieel onderdeel van de energievoorziening zouden blijven. Die kun je veel efficiënter vervoeren en opslaan dan elektronen. En als het niet waait en de zon niet schijnt, heb je uit die bronnen geen stroom. Wat betekende dat voor Gasunie? Het was toen al duidelijk dat waterstof, CCS en groen gas goed bij onze toekomst zouden passen. Op een gegeven moment is daar warmte bijgekomen. Dat waren de vier pijlers van onze strategie. Verder hebben we veel werk gemaakt van studies naar de toekomst van het energiesysteem, die we ook publiceerden. Je kunt dat zien als de voorloper van wat we nu samen met TenneT doen: de integrale infrastructuurverkenning 2030-2050, die de overheid nu ook gebruikt om scenario’s te ontwikkelen voor het toekomstige energiesysteem.”

“We weten dat als wij in Europa volledig zouden kunnen stoppen met emissies, die wereldwijd nog steeds groeien”

-Aan de andere kant: het oude is niet weg. We zullen nog decennia lang afhankelijk zijn van aardgas. Waren en zijn politiek, bestuur en milieuorganisaties niet veel te optimistisch over de mogelijkheid om snel ’van gas los’ te komen?

“Ongetwijfeld, maar je hebt dat optimisme wel nodig; die duwen de ontwikkelingen de goede kant op. Klimaatactivisme zoals van Extinction Rebellion is nuttig, want geeft de richting aan. De samenleving hobbelt daar achteraan en we zullen wel zien of de transitie juist sneller of trager gaat.”

-Waarschijnlijk trager. Klimaatactivisten beroepen zich wel op de klimaatwetenschap maar verdiepen zich kennelijk wat minder in de economische wetenschap. Oftewel tussen droom en daad…

“Jawel, maar ik ben altijd bijzonder terughoudend geweest om dit als CEO van Gasunie te zeggen. Het klinkt al snel als ‘wij van WC Eend adviseren WC Eend’. Ik ben het er ook niet mee eens dat alles per definitie trager gaat. Overheden kunnen zaken in gang zetten. Kijk naar de Nederlandse windparken op zee. Daarvoor was 19 miljard euro aan subsidies gereserveerd, die achteraf niet eens nodig bleken. Duitsland heeft met omvangrijke subsidies ingezet op zonnepanelen. Die industrie is weliswaar grotendeels in China beland, maar het is een cadeautje voor de wereld dat de productiekosten dankzij die politiek enorm zijn gedaald.”

-Qua emissies maken wij mondiaal niet het verschil en de tijd dat het Westen ontwikkelingslanden kon voorschrijven wat ze moesten doen, ligt achter ons. Zijn we hier in Europa in het algemeen en in Nederland in het bijzonder niet veel te veel met onszelf bezig en zouden we juist niet meer moeten focussen op internationale hulp?

“Het één sluit het ander niet uit. De vraag naar energie zal wereldwijd enorm toenemen. In dat kader is Europa inderdaad maar heel klein. We weten dat als wij in Europa volledig zouden kunnen stoppen met emissies, die wereldwijd nog steeds groeien. Je kunt daar somber over doen, maar ik zie daarin juist een uitdaging om hier onder druk van belastingen en met behulp van subsidies technologie te ontwikkelen waarvan de rest van de wereld ook kan profiteren. Voorbeeld: windmolens van 13 MW. Die kunnen we nu leveren aan landen die niet meer door dezelfde leercurve hoeven te gaan om ze te kunnen bouwen. Dat levert ze relatief goedkope energie op. Ander voorbeeld: het chemisch complex. Dat moet nodig worden verduurzaamd, met minder fossiele brandstoffen en energie. De kennis daarover kunnen we ook beschikbaar stellen aan de rest van de wereld. Zo zetten wij zelf goede stappen en bieden wij daarnaast hulp aan de rest van de wereld. En wie weet wat ons allemaal nog meer aan innovaties te wachten staat.”

“Je moet geen oplossingen bedenken voor niet-bestaande problemen. Zowel Gasunie als TenneT kunnen prima uit de voeten met de huidige structuur”

-Waterstof is een belangrijk, zo niet het belangrijkste, onderdeel van Gasunies verduurzamingsstrategie. Hoe realistisch is dat, gegeven de enorme hoeveelheden duurzame energie die benodigd is om het te maken en de hoge investeringskosten om het te kunnen produceren ?

“Ik ben ervan overtuigd, ook op basis van onze studies, dat we naast elektronen behoefte houden aan moleculen. En waterstof ligt daarbij het meest voor de hand. We kunnen daarnaast groen gas maken. Gasunie is met andere organisaties volop betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe technologie daarvoor. Dat is ook nodig gezien de komende verplichting om groen gas bij te mengen in het aardgasnetwerk en doordat sommige industriële processen niet zonder gas kunnen, net als sommige delen van de gebouwde omgeving.”

“Over de kosten van waterstof maak ik me niet al te veel zorgen. Als de hiervoor benodigde duurzame stroom 1 cent per kWh kost en je verliest de helft door conversiekosten dan is het nog steeds maar 2 cent.”

-De inzet van waterstof vereist dat beide energiesystemen, voor stroom en gas, worden geïntegreerd. Daarvoor moet Gasunie met TenneT samenwerken. Dit doel om systemen te integreren roept de vraag op of beide ondernemingen niet beter kunnen fuseren. Goed plan?

“Je hoeft niet één bedrijf te zijn om goed samen te kunnen werken. TenneT heeft nu zijn handen vol aan de verzwaring van het elektriciteitsnet en de splitsing van de Nederlandse en Duitse tak. Gasunie is ook een ander bedrijf dan TenneT. Wij hebben niet alleen het gereguleerde gastransport, maar zijn daarnaast actief op niet-gereguleerde gebieden zoals CCS en waterstoftransport. Ik ben ervan overtuigd dat een geïntegreerd netbedrijf in deze fase zich alleen al in verband met de zeer hoge kosten en noodzakelijke opschaling van bouwactiviteiten voor stroom exclusief zou bezighouden met zijn wettelijke taken. Afgezien daarvan: je moet geen oplossingen bedenken voor niet-bestaande problemen. Zowel Gasunie als TenneT kunnen prima uit de voeten met de huidige structuur.”

“Het demonstratierecht is een groot goed en ik wil in een land leven waarin dat is gegarandeerd”

-Bedrijven die actief zijn in wat inmiddels de fossiele sector wordt genoemd, staan onder maatschappelijke druk. Zelfs Gasunie, dat te maken kreeg met kunstenaars die het Groninger Museum opriepen de sponsorrelatie te verbreken. Hoe kijk je daar tegenaan?

“Vooropgesteld, ik vind dit soort acties geen probleem. Het demonstratierecht is een groot goed en ik wil in een land leven waarin dat is gegarandeerd. Daarnaast zei ik al dat organisaties als Extinction Rebellion nodig zijn om de samenleving nog meer te laten beseffen dat we klimaatverandering aan moeten pakken. Met de manier waarop fossiele bedrijven nu worden ‘gebasht’ heb ik meer moeite. We hebben hun expertise nodig om bijvoorbeeld bij geothermie boringen te kunnen uitvoeren. Die zit bij de olie- en gassector en haar toeleveranciers. Voor windparken op zee kunnen we niet zonder de offshore-industrie. Mag ik erop wijzen dat Shell de eerste was die daarvoor in Nederland het initiatief nam. Daarvoor worden ze niet altijd geprezen en dat vind ik niet terecht.”

-Je hebt besloten weg te gaan in een ongelooflijk uitdagende maar ook boeiende periode voor de energiesector. Waarom juist nu?

“Ik heb het bijna tien jaar gedaan en hier elke dag met plezier gewerkt. Ik denk dat het goed is voor een bestuur van een onderneming dat er af en toe nieuw bloed in komt. Dat is de afgelopen jaren hier ook gebeurd. Nieuwe mensen brengen een nieuwe focus, andere inzichten. Bovendien heb ik zin om meer tijd te hebben voor andere dingen. Het was heel boeiend maar vergde ook heel veel tijd en commitment, ten koste van familie en hobby’s.”

-Gaan we je nog terugzien in de energiesector?

“Ik denk het wel maar waarschijnlijk niet meer in een executive 24/7-rol.”


Tekst: Anton Buijs