Het Internationaal Energie Agenschap (IEA) verwacht in de komende zes jaren nog slechts een nettogroei van zo’n 3,2 miljoen vaten per dag, waarvan een belangrijk deel bestaat uit ethaan en LPG voor de chemie en een kleiner deel voor raffinage voor motorbrandstoffen. Dat is gemiddeld slechts iets meer dan een half miljoen vaten per dag. Dat is weinig; gemiddeld steeg de vraag sinds 2000 met het dubbele, met iets meer dan 1 miljoen vaten per dag per jaar. Ook over de laatste tien jaar was die groei per jaar net iets meer dan 1 miljoen vaten per dag. Tot op heden heeft er dus nog geen structurele daling van de vraag ingezet. De laagste groei vond plaats tussen 1974 en 1983 vanwege de twee oliecrises, met slechts gemiddeld 189.000 vaten per dag. In de projecties van OPEC en anderen wordt de gemiddelde groei tot 2030 iets hoger ingeschat, met gemiddeld 1,6 miljoen vaten per dag. Maar ook in hun analyses neemt de jaarlijkse stijging van de vraag na 2030 af naar ongeveer een half miljoen vaten per dag en lager. Het verschil van vijf jaar tussen beide projecties heeft vooral te maken met de verschillen in inschatting van de groei van de vraag naar olie in China, India en andere opkomende landen en de groei van alternatieve energiedragers en LNG in vooral de mobiliteitssector. De opgelaaide discussie over het wel of niet inzakken van de groei van de vraag in de komende jaren gaat dus niet over de richting van de olievraag, die zal in de komende jaren afvlakken en mogelijk zelfs dalen. Waar de discussie wel over gaat, is over de gevolgen van het wegvallen van de groeiende vraag voor de producenten, het tempo waarin dat gebeurd en de noodzaak van investeringen in nieuwe olieproductie.
“China als aanjager van de groei van de internationale oliemarkt lijkt voorbij”
In de afgelopen 23 jaar bepaalde de groeiende vraag naar energie van China grotendeels de groei van de wereldmarkt. Meer dan de helft van de jaarlijkse groei kon worden toegerekend aan China. Mede door deze sterke groei van de vraag van gemiddeld ruim een half miljoen vaten per dag, nam de wereldwijde vraag toe van 82,8 miljoen vaten per dag in 2004 naar 100,2 miljoen in 2023. China heeft echter al zo’n 10 jaar geleden bepaald dat het in principe nooit meer dan 25% van alle wereldwijde (over zee) verhandelde olie wil importeren om de voorzieningszekerheidsrisico’s beheersbaar te houden. De inspanningen om de eigen productie te verhogen en de stimulering van de EV-industrie moet ook in dit daglicht worden gezien. Alleen op deze manier kan China de groeiende olievraag ombuigen naar een aanvaardbaar niveau, terwijl de economie en welvaart blijven toenemen. China als aanjager van de groei van de internationale oliemarkt lijkt daarmee voorbij.
Desalniettemin zorgt de relatief hoge importafhankelijkheid van China voor een groot geopolitiek belang van een ongestoorde olieaanvoer. De huidige conflicten waar twee van hun belangrijke olieleveranciers bij betrokken zijn, zal met argusogen worden gevolgd. Tot nu toe profiteert China (maar ook India) van de oliestromen uit Rusland, maar ook uit Iran (en Venezuela). De afhankelijkheid van olie uit deze landen maakt ook kwetsbaar maar is nog geen reden geweest om een halt te roepen aan deze conflicten. Omgekeerd is de Iraanse afhankelijkheid van de Chinese markt bijna compleet. China blijft vooralsnog de handel in olie en olieproducten met subtiele ingrepen managen.
“Nog niet zo lang geleden werd gevreesd voor de periode dat de OPEC+ landen de internationale oliemarkt zouden domineren”
Gelijktijdig hebben de andere OPEC+ landen, met name de Arabische OPEC-landen in het Midden-Oosten last van de concurrentie uit met name Rusland, want zij hebben hun exporten naar China (en India) sinds 2022 behoorlijk zien krimpen en moeten zij gelijktijdig constant compromissen sluiten met deze landen om de productieafspraken overeind te houden. Zij zijn nu meer aangewezen op de al krimpende markten in Europa, nadat de Amerikaanse markt al zeer sterk is afgenomen door de grote stijging van de olieproductie in de Verenigde Staten en Canada. Dit heeft ertoe geleid dat Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) een flinke hoeveelheid van hun olieproductie hebben ingesloten, waardoor er genoeg onbenutte capaciteit beschikbaar is om een plotselinge daling van olie uit Rusland, Iran (en Venezuela) direct op te vangen – tenzij natuurlijk hun productiefacilteiten en vaarwegen betrokken raken bij een conflict. Dus vooralsnog lijkt het erop dat de risico’s beheersbaar zijn, zowel voor het Westen als voor China.
Het IEA ziet naast een directe halvering van de jaarlijkse groei van de vraag, tegelijkertijd ook een sterke stijging van het aanbod in de komende jaren, vooral vanuit Noord en Zuid-Amerika. Nog niet zo lang geleden werd gevreesd voor de periode dat de OPEC+ landen de internationale oliemarkt zouden domineren, maar de investeringen in de VS, Canada en Zuid-Amerika lijken een dergelijke situatie vooralsnog volledig af te wenden. Het gevolg lijkt volgens het IEA een flink overschot aan OPEC en OPEC+ aanbod in de komende jaren en een grotere druk op het prijsmanagement van beide organisaties. Dat zet de plannen om langzaam de productiebeperkingen van de OPEC+-landen in 2024 en 2025 los te laten onder druk. De cohesie van deze groep verzwakte door overproductie van Rusland, Irak en Kazakhstan. Zij moeten eerst die overproductie compenseren om de voorgenomen productieteugels wat te laten vieren te realiseren in 2024 en 2025. Tenzij er goede redenen zijn om dit toch niet te doen omdat er een aanbodoverschot dreigt. Wat gaan Saoedi-Arabië en de VAE dan doen? Omschakelen van een prijs- naar een volumestrategie? Of toch zo goed en zo kwaad vasthouden aan de productiebeperkingen met OPEC+-landen? Het zal derhalve niemand verbazen dat analisten hierover verschillende meningen op na houden. Uiteindelijk zal het OPEC en OPEC + zijn die de uitkomst zullen bepalen. In hun groep zitten landen uit beide kampen. Maar gezien het groeiend risico dat vraag en aanbod uit balans raken in aanloop naar 2030, verhoogt het risico dat de oliewereld er wel eens heel anders zal uitzien dan dat we nu denken.