Zoeken

Overleeft hernieuwbare energie als SDE+ sterft?

Auteur

Frans Rooijers

Investeringen in zon en wind lopen nu als een speer. Maar dat stopt volgens Frans Rooijers als SDE+ in 2025 verdwijnt.

Als een energiebedrijf (of projectontwikkelaar) na 2025 wil investeren in zon of windenergie dan zal het bedrijf een afweging maken van de kosten, maar ook van de baten. De kosten nemen steeds verder af, misschien zijn ze wel 3 a 4 ct per kWh tegen die tijd. Maar hoe zit het met de baten?

“Businesscase zon en wind profiteert niet van schaarste”

In het Klimaatakkoord groeit het opgestelde vermogen naar 20 GW zonPV en 20 GW windenergie (land en zee). Als het dan zonnig weer is en het waait lekker, dan zal de elektriciteitsvraag vaak kleiner zijn dan de productie. Dat betekent zeer lage tot negatieve prijzen, of afschakelen van delen van de zon- en windparken. Voor de investeerder betekent het lage inkomsten. Elke extra windturbine of elk extra zonnepaneel moet vooral concurreren met de al opgestelde wind en zonne-energie, want de gelijktijdigheid met het al opgestelde zon- en windvermogen is erg hoog. Daarnaast zijn er periodes met hoge elektriciteitsprijzen, maar daar kan de businesscase voor zon en wind niet van profiteren omdat die hoge prijzen juist ontstaan door een gebrek aan zon en wind. Voor de huidige, gesubsidieerde projecten wordt het probleem opgelost. Voor de business case van nieuwe zonne- en windprojecten niet, hetgeen betekent dat er stagnatie gaat ontstaan. Het lijkt nog ver weg, maar goede oplossingen vergen hun voorbereidingstijd.

In het onderzoek Marktontwikkeling van een duurzaam elektriciteitssysteem, dat CE Delft samen met de Universiteit Utrecht heeft uitgevoerd, is te zien dat de prijs van elektriciteit op de spotmarkt in 2025 veel meer uren zeer laag en zelfs negatief is in vergelijking met 2018. Anderzijds ontstaat er ook een piek aan uren die duur zijn (aardgascentrales).

“Na 2025 gaat prijs op spotmarkt vaker negatief”

Na 2025 is er dus een nieuw mechanisme nodig om investeerders zekere inkomsten te geven, om de investering in hernieuwbare elektriciteit voort te zetten. Dit betekent niet dat koste wat koste extra zonne- en windenergie moet worden ontwikkeld, het kunnen ook andere vormen van hernieuwbare elektriciteit zijn (uit biomassa, waterkracht, groene waterstof) of directe, niet netgekoppelde productie van waterstofgas uit zon en wind. Gegeven het feit dat elektriciteit uit zon en wind goedkoop is als de zon schijnt en het waait, is het zinvol te investeren in deze installaties, zolang er waarde is voor die elektriciteit. Een belangrijke maatregel om een business case te behouden is het ontwikkelen van extra vraag, juist op die zon/windrijke uren. Dit kan door de elektriciteitsvraag te verschuiven naar die momenten van overvloed, met batterijen, met slim laden van elektrische voertuigen, of door aardgas te vervangen door power to heat, of waterstof te produceren met power to gas.

Wel zal voor deze technieken gerekend moeten worden met de kostprijs van zon/wind, want anders moet er ergens toch nog subsidie bij. In veel studies wordt voor flexopties gerekend met zeer lage kosten van elektriciteit, door overschotten van zon en wind. Maar deze elektriciteitsbronnen komen er alleen als de marktwaarde van nog meer zon en wind structureel boven de kostprijs ligt. Op dit moment wordt dat dilemma opgelost door subsidie, juist voor die uren dat elektriciteit weinig waard is.

“Zonder goed beleid is nieuwe techniek kansloos”

De technische opties hebben allemaal gemeen dat ze niet zonder verandering van beleidskaders kunnen concurreren met warmte/elektriciteit uit fossiele brandstoffen. Op dit moment wordt de business case van hernieuwbare energie met de SDE+, de salderingsregeling en de postcoderoosregeling aantrekkelijk gemaakt. Maar die regelingen verdwijnen. Er zijn na 2025 andere beleidsinstrumenten nodig om het aandeel hernieuwbare energie te realiseren (20 GW zon en 20 GW wind in 2030) én een betrouwbare elektriciteitsvoorziening te handhaven. Daarbij kan gedacht worden aan toch subsidiëren, een capaciteitsvergoeding, een leveranciersverplichting (groeiend aandeel HE of afnemend CO2/kWh) of een economie brede CO2-beprijzing. Het denken hierover zal snel moeten worden ingezet, want grote projecten kennen een lange voorbereidingstijd waarbij er wel zicht moet bestaan op een aantrekkelijke business case.

Frans Rooijers

Frans Rooijers is directeur van CE Delft