“Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren en ook weemoedigheid die niemand kan verklaren en die des avonds komt wanneer men slapen gaat.” - Willem Elsschot
In theorie is het allemaal simpel. Bijna alle landen hebben het Parijs-akkoord ondertekend. Als elk land ‘Parijs-conforme’ emissiereductie doelen stelt en bijbehorend beleid en regelgeving implementeert, is het daarna een kwestie van handhaving, vooruitgang monitoren en zo nu en dan bijsturen. Dat is hoe – in het geval van klimaatdoelen – beleid en wetten van de droom werkelijkheid kunnen maken.
Maar de praktijk is weerbarstig. Praktische bezwaren en weemoedigheid domineren en staan tussen droom en daad. De gestelde doelen en het bijbehorend beleid zijn vaak nog onvoldoende. Recent werd duidelijk dat de meeste Nationale Energie- en Klimaat Plannen (NEKP; wettelijke verplichting voor alle EU-landen) te laat zijn ingediend. Ook zijn de voorgenomen en ingevoerde beleidsmaatregelen nog niet voldoende om de gestelde doelen te halen.
“Er is een zogenoemde beleidskloof: Het gat tussen het beleid dat nodig is om klimaatdoelen te halen, en het beleid dat we hebben”
Er is dus een zogenoemde beleidskloof: Het gat tussen het beleid dat nodig is om klimaatdoelen te halen en het beleid dat we hebben. Wereldwijd is deze kloof nog groter. Het sluiten van deze beleidskloof is essentieel voor het halen van de klimaatdoelen, maar de politiek dreigt de andere kant op te gaan in veel landen. Zo heeft Nederland haar NEKP net op tijd ingediend, maar wel onder voorbehoud dat de nieuwe regering mogelijk andere prioriteiten heeft.
Gezien deze beleidskloof is het daarom opvallend dat in de EU recentelijk besloten is een wettelijke verplichting in te voeren voor grote bedrijven om een Klimaat Transitie Plan (KTP) op te stellen en uit te voeren dat in lijn is met een doelstelling van een maximale opwarming van 1,5 graden Celsius tot 2050. Dit verplichte plan is onderdeel van de Corporate Sustainability Due Dilligence Directive (CSDDD) die formeel ingaat op 25 juli 2024. Hiermee worden bedrijven dus wettelijk verplicht om een transitieplan te implementeren voor een scenario dat inmiddels zeer onwaarschijnlijk is geworden en waarvoor overheden het ondersteunende beleid nog niet geïmplementeerd hebben. Is dat realistisch?
“Kan een overheid een bedrijf een boete geven als de overheid zelf in overtreding is doordat haar eigen klimaatplan een onvoldoende krijgt?”
De verwachtingen zijn hoog van de verplichte rapportages en klimaatplannen voor bedrijven. Typerend voor die hoge verwachtingen is bijvoorbeeld wat econome Sandra Phlippen hier onlangs over zei in haar inaugurele rede aan de Rijksuniversiteit Groningen: “Als er betrouwbare informatie komt over milieu-impact en emissies dan gaan investeerders en banken anticiperen op beleid en dat meenemen in hun besluiten, en voilà; de cirkel is rond. Want investeerders zullen milieu-impact meenemen in hun besluiten vanuit eigenbelang en kapitaalstromen zullen vanzelf in lijn komen met de Parijs-doelen.”
Mijn vrees echter is dat deze nieuwe eis voor klimaatplannen (die pas vanaf 2027 verplicht worden) vooral tot veel werk voor consultants en juristen gaat leiden– en heel veel rapporten over waarom doelen wel of niet ‘wetenschappelijk onderbouwd’ zijn en er wel of niet voldoende inspanning is geleverd. Want er zijn veel wegen (scenario’s) die naar Parijs leiden. Mag je elke route kiezen? Is die routekeuze en bijbehorende afwegingen niet juist de verantwoordelijkheid van de politiek? Voor de uitvoering geldt bijvoorbeeld een inspanningsverplichting (best effort), maar hoe kun je beoordelen of er voldoende inspanning is gepleegd? En kan een overheid een bedrijf een boete geven (zoals mogelijk onder de CSDDD) als de overheid zelf nog in overtreding is doordat haar eigen klimaatplan een onvoldoende krijgt? Nog veel is onduidelijk.
“Het fundamentele probleem is dat de overheid probeert bedrijven via verplichte klimaatplannen vooruit te laten lopen op het eigen overheidsbeleid”
Zelf heb ik jarenlang in de olie- en gasindustrie gewerkt aan milieu- en duurzaamheidsplannen. In Nederland heb ik bijvoorbeeld aan bedrijfsmilieuplannen en energie-efficientieplannen gewerkt, en zodoende heb ik twee belangrijke lessen geleerd.
Ten eerste: de milieuprestaties van bedrijven worden primair bepaald door de combinatie van wet- en regelgeving en handhaving. Bedrijven claimen wereldwijd dezelfde standaard aan te houden, maar in de praktijk verschillen de milieuprestaties (bijvoorbeeld emissies per eenheid productie) vaak sterk tussen verschillende landen. Dat is voornamelijk te verklaren door de verschillen in regelgeving en handhaving.
Ten tweede: vrijwillige acties en verbeteringen (die niet op korte termijn financieel rendement geven) hebben een lage prioriteit en zijn daardoor zeer conjunctuurgevoelig. Die realisatie was voor mij persoonlijk ook een teleurstelling. De relatief snelle en radicale veranderingen die nodig zijn voor de energietransitie, zullen dus nooit op vrijwillige basis door bedrijven doorgevoerd gaan worden. Klimaattransitieplannen (ook al is er een inspanningsverplichting) zullen daarom niet effectief zijn zolang de overheid niet haar eigen NEKP op orde heeft en de beleidskloof gedicht heeft.
Het fundamentele probleem is dat de overheid probeert bedrijven via verplichte klimaatplannen vooruit te laten lopen op het eigen overheidsbeleid. Nu zullen sommigen van u terecht opmerken dat juist door het tegenstribbelen van bedrijven overheden moeite hebben ambitieus klimaatbeleid in te voeren. Bedrijven zijn bijzonder goed in het benoemen van alle ‘praktische bezwaren’, om dat vervolgens te verpakken als meestribbelen in plaats van tegenstribbelen. Ook is een inspanningsverplichting voor grote bedrijven geen enkel probleem, want zij hebben immers genoeg middelen om mee te doen aan een eindeloze stroom vrijwillige coalities, platforms, en fora – die allemaal zelden snelle verandering opleveren. Grote bedrijven maken zich dan ook geen zorgen, vooral omdat er slechts een inspanningsverplichting geldt en geen resultaatverplichting.
“Op dit moment willen we allemaal nog graag geloven in de droom, dat bedrijven met een beetje aanmoediging snel en tijdig hun emissies naar Net Zero kunnen reduceren”
Valt er nog wat te redden? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de verplichte klimaattransitieplannen daadwerkelijk gaan bijdragen aan snellere emissiereducties? Het goede nieuws is dat ik denk dat dat kan. Overheden kunnen klimaattransitieplannen gebruiken om een positieve lobby vanuit bedrijven te creëren voor additioneel en ambitieus beleid. Hiertoe zullen de volgende drie vragen meer aandacht moeten krijgen in die plannen:
- Hoe snel en hoe ver kunnen emissies worden gereduceerd onder het huidige beleid en wat zijn de belangrijkste praktische barrières om deze doelen te halen (zoals infrastructuur, vergunningen, etc.)?
- Welk additioneel beleid is nodig is om wetenschappelijk onderbouwde doelen (voor 1.5 graden scenario) te halen?
- Hoe gaat het bedrijf zijn invloed uitoefenen (leveranciers, klanten, branche-organisaties, overheden) om voor dit additionele klimaatbeleid te pleiten?
Een mooi voorbeeld van zo’n analyse en de resulterende ‘policy asks’ is te vinden in de Net Zero-strategie van de cementindustrie. De maatwerkafspraken die de Nederlandse regering met grote bedrijven wil maken, zijn op installatieniveau ook een goed voorbeeld. In beide gevallen wordt heel concreet gemaakt welke stappen en technieken nodig zijn om emissies substantieel te reduceren, maar ook wat er nodig is van de overheid om de benodigde projecten tijdig uit te kunnen voeren.
Op dit moment willen we allemaal nog graag geloven in de droom, dat bedrijven met een beetje aanmoediging snel en tijdig hun emissies naar Net Zero kunnen reduceren. Met wat meer transparantie gaat de financiële sector zorgen dat de kapitaalstromen allemaal verschuiven en voilà, de cirkel is rond en Parijs in zicht. Maar tussen droom en daad staat nog een beleidskloof. Als dat niet expliciet erkend wordt, dan is er een groot risico dat de klimaattransitieplannen de zoveelste tijdverslindende compliance exercise worden.
Duidelijkheid over de beperkte mogelijkheden onder huidig beleid, gepaard met een pro-actieve lobby voor benodigd additioneel beleid, kunnen van de klimaattransitieplannen een effectief en doelmatig middel maken om de kloof tussen dromen en daad te dichten. In plaats van met een lijst van praktische bezwaren te komen, zullen bedrijven dan duidelijke verzoeken voor additioneel beleid en benodigde overheidsinterventies moeten gaan leveren. Dat zou het vervolgens weer makkelijker moeten maken voor de overheid om ook ambitieuzer beleid te ontwikkelen en te implementeren. En met een beetje geluk kunnen we dan ook de ‘onverklaarbare weemoedigheid des avonds’ grotendeels vermijden.