Nederland wil in 2050 (vrijwel) klimaatneutraal zijn. Dit betekent dat we tegen die tijd netto geen broeikasgassen meer mogen uitstoten. In de aanloop naar 2050 moet die uitstoot al in hoog tempo worden gereduceerd om verregaande klimaatverandering te voorkomen. Aangezien ongeveer 80% van de huidige uitstoot van broeikasgassen te relateren is aan het energiesysteem, moet onze energievoorziening worden gedecarboniseerd. Dit zal voornamelijk moeten gebeuren door fossiele energiebronnen te vervangen door hernieuwbare energiebronnen.
Zonnepanelen en windturbines zijn op dit moment de best ontwikkelde en goedkoopste technologieën om grootschalig hernieuwbare energie op te wekken. Omdat deze technieken elektriciteit opleveren – en er geen hernieuwbare energiebronnen zijn (los van biomassa) die rechtstreeks kunnen worden verbrand – zal elektriciteit een aanzienlijk deel van het huidige gebruik van aardolie(producten), aardgas en kolen vervangen. De energietransitie gaat dus gepaard met elektrificatie van een deel van de energievraag. Daarnaast leiden economische groei en digitalisering van de samenleving tot een grotere vraag naar elektriciteit. De verwachting is dat het aandeel elektriciteit in de totale energievraag stijgt van ongeveer 15% nu, naar grofweg 50% in 2050.
“De vraag naar ruimte op het elektriciteitsnet groeit sneller dan dat de aanpassingen kunnen worden uitgevoerd”
De vraag naar elektriciteit groeit dus, maar de huidige infrastructuur is daar niet op berekend. Volgens de meest recente kaart van Netbeheer Nederland is al in ruim de helft van Nederland sprake van (aangekondigde) congestie, voornamelijk voor invoeding van elektriciteit. Daarom moet de infrastructuur worden uitgebreid. De vraag naar ruimte op het elektriciteitsnet groeit echter sneller dan dat de aanpassingen kunnen worden uitgevoerd. Net als bij files op het wegennet zijn er echter, naast uitbreiding van de infrastructuur, ook alternatieve oplossingen om opstopping te voorkomen. Denk hierbij aan vraag- en aanbodsturing van elektriciteit, lokale opslag van elektriciteit en omzetting van elektriciteit in warmte en gas.
Zowel het verzwaren van de infrastructuur als de ontwikkeling en toepassing van de zojuist benoemde alternatieve oplossingen verlopen echter te traag. Dit komt onder andere door een tekort aan technisch personeel, lange vergunningprocedures voor aanpassingen aan het elektriciteitsnet, problemen bij de ruimtelijke inpassing van de benodigde extra infrastructuur, belemmerende regulering voor netbeheerders en rigide netbeheerderstarieven die rendabele businesscases voor de opslag van energie bemoeilijken.
“Ondertussen krijgen ook elektriciteitsafnemers in toenemende mate te maken met congestieproblematiek”
De tekortschietende capaciteit van het elektriciteitsnet heeft onder andere gevolgen voor de ontwikkeling van nieuwe, grootschalige zonne- en windmolenparken op land. Deze parken kunnen in grote delen van het land namelijk niet meer worden aangesloten op het elektriciteitsnet. De wachttijden kunnen oplopen tot wel tien jaar. Hierdoor kan Nederland in een minder hoog tempo hernieuwbare opwekcapaciteit realiseren. Daarmee komt het doel om de uitstoot van broeikasgassen snel te reduceren onder druk te staan.
Ondertussen krijgen ook afnemers van elektriciteit in toenemende mate te maken met congestieproblematiek. Zo kunnen sommige glastuinbouwers en distributiecentra niet uitbreiden omdat het elektriciteitsnet vol zit. Dit zet een rem op de economische ontwikkeling van Nederland. Daarnaast is het voor de industrie in sommige gevallen onmogelijk om haar energievraag te elektrificeren, terwijl ze daar wel toe wordt opgeroepen. Verduurzamingsplannen van deze bedrijven komen mede hierdoor in het gedrang.
Ten slotte raakt de congestieproblematiek ook de woningbouw. In de regio Amsterdam is de wachttijd voor nieuwe aansluitingen van grootverbruikers (bijvoorbeeld appartementencomplexen, grote bedrijven, scholen en supermarkten) opgelopen tot wel zes jaar. In dit gebied zijn de laatste jaren veel datacenters gebouwd die een groot beslag leggen op de bestaande elektriciteitsinfrastructuur. Kleinverbruikers kunnen meestal nog wel worden aangesloten, maar omdat men geen nieuwe woonwijken wil opleveren zonder de geplande scholen en supermarkten, wordt de ontwikkeling van volledige nieuwbouwwijken geremd. Gezien de problematiek op de woningmarkt is dit een erg onwenselijke situatie.
“Flexibele netbeheerderstarieven kunnen ten goede komen aan de business case van opslag en omzetting van elektriciteit”
Om deze problemen op te kunnen lossen, roepen onder andere de industrie, wetenschappers, De Nederlandsche Bank, netbeheerders en gemeenten de nationale overheid op om meer regie te nemen. Zo is duidelijk dat het tekort aan geschoold technisch personeel – mensen die nodig zijn voor de uitvoering van de energietransitie - tot 2030 kan oplopen tot 28.000 mensen. Om de doelen van de energietransitie te kunnen behalen, zijn daarom actief arbeidsmarktbeleid en investeringen in het (technisch) onderwijs noodzakelijk.
Ook willen verschillende partijen dat er meer regie komt rondom de ruimtelijke inpassing van de benodigde extra infrastructuur. Het vinden van een geschikte locatie voor bijvoorbeeld een nieuw onderstation is een van de redenen waarom het wel tot tien jaar kan duren voordat de elektriciteitsinfrastructuur kan worden uitgebreid. Daarnaast is sprake van een financieringsprobleem van de netbeheerders. Hen wordt namelijk gevraagd om steeds meer te investeren in de infrastructuur, maar het reguleringsmodel waar zij onder vallen biedt hier volgens hen niet voldoende ruimte voor. Indien dit probleem niet wordt verholpen, zullen de benodigde investeringen in de energie-infrastructuur niet op het gewenste niveau komen.
Hieraan gerelateerd wordt de roep om de benodigde investeringen in de infrastructuur niet meer (volledig) via de energierekening, maar (deels) uit de algemene middelen te financieren steeds luider. Het bestaande model leidt namelijk tot een steeds hogere energierekening, wat afnemend draagvlak voor de energietransitie en energie-armoede tot gevolg kan hebben. Daarnaast worden consumenten op dit moment niet geprikkeld om optimaal gebruik te maken van de bestaande infrastructuur. Een flexibel netbeheerderstariefsysteem, waarbij bijvoorbeeld een soort dal- en spitstarief wordt ingevoerd, zou de druk op het elektriciteitsnet kunnen verlichten waardoor verzwaring kan worden uitgesteld. Hiervoor moet de overheid wel bestaande wet- en regelgeving aanpassen. Flexibele netbeheerderstarieven zouden ook ten goede komen aan de business case van batterijen en de omzetting van elektriciteit in warmte of gas.
“Wat nodig is, is een overkoepelende visie op het energiesysteem van de toekomst”
Om de integratie van elektriciteitsnetten met warmte- en gasnetten te bevorderen, is ten eerste meer visie nodig over hoe het energiesysteem er rond 2050 uit moet komen te zien. Daarnaast moet een oplossing worden gevonden voor het feit dat verschillende netbeheerders hun eigen investeringsbeslissingen optimaliseren, maar dat daarmee niet het energiesysteem in zijn geheel wordt geoptimaliseerd. Waarom zou een warmtebedrijf geld investeren voor omzetting van elektriciteit naar warmte om op die manier congestie op het elektriciteitsnet op te lossen, als dat warmtebedrijf zelf geen of te weinig voordelen van een dergelijke investering ondervindt?
Samengevat zijn de problemen op het elektriciteitsnet groot en zal de impact daarvan op de energietransitie en de economie steeds groter worden. Om dit op te lossen, moet de overheid in actie komen. Alhoewel het kabinet op Prinsjesdag heeft aangekondigd ongeveer 1,3 miljard euro extra uit te trekken voor energie-infrastructuur, is dit geld bedoeld voor de aanleg van warmte- en waterstofnetten. De problematiek op het elektriciteitsnet wordt in de Miljoenennota echter niet benoemd. Wel blijft de overheid de omschakeling naar elektrisch rijden en de installatie van meer zonnepanelen en windmolens stimuleren. Hiermee zal de congestieproblematiek waarschijnlijk alleen maar toenemen. Om Nederland en de energietransitie echt vooruit te helpen, zijn het nemen van losse maatregelen om bepaalde onderdelen van de energietransitie te stimuleren niet meer voldoende. Daarmee loopt het systeem uiteindelijk vast. Wat nodig is, is een overkoepelende visie op het energiesysteem van de toekomst.