Windturbines op zee kunnen extra leefgebieden toevoegen aan zeebodems. Rond de onderzeese pilaren ontstaan rif-achtige habitats, die juist vissen en bodemdieren aantrekken. Die doen het beter, waardoor andere vissen zich beter kunnen voeden. Het resultaat: Een sterkere natuur en meer commercieel interessante vis. Eén meting in Denemarken toonde dat 90% van de gevangen vis kwam uit gebieden met veel windmolens. Dat is belangrijk, want de energietransitie leunt zwaar op wind-op-zee als schone energiebron.
“Natuurlijk is de interactie tussen energieproductie en de natuur gecompliceerd”
Een wetenschapper van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen constateerde dat jonge vissen juist naar windturbines toe trekken, in plaats van ervan weg. Daar doen ze zich tegoed aan de voedingsstoffen die erop groeien, zoals mossels. Later vliegen ze uit, krijgen kinderen, die weer naar de turbines trekken om te groeien. Wind-op-zee ondersteunt zo het groeiproces van vissen, is de conclusie.
Een Britse wetenschapster constateerde dat windturbines een verweerde zeebodem kunnen herstellen. Op de windmolens groeien bijvoorbeeld mossels, die later op de zeebodem vergaan, wat het habitat verbetert. Ook leven er meer kreeften en krabben op de zeebodem, en ook vissoorten die vissers als aas vangen, voor hun visserij verder op zee. Ook hier versterken windmolens dus de lokale habitat.
Natuurlijk is de interactie tussen energieproductie en de natuur gecompliceerd, en niet in enkele zinnen te vangen. En hoe je de relatie onderzoekt, bepaalt hoe bruikbaar de conclusies zijn. De beste methode: volg het gedrag van vissen voordat er windmolens zijn, plaats dan windmolens en blijf het gedrag volgen.
“Als blijkt dat vissen geen last hebben van windmolens, dan zouden natuurvrienden toch voor wind-op-zee moeten zijn?”
Dat is precies wat onderzoekers vanaf dit jaar gaan doen, aan de Amerikaanse oostkust. Ze zullen eerst verschillende vissoorten vangen en tags op hun lichamen aanbrengen, om ze te kunnen volgen. En ze plaatsen microfoons op de zeebodem, om te meten hoeveel herrie de plaatsing en aanwezigheid van de windmolens maakt.
Dit soort debatten — natuur versus energie — zijn vrij gepolariseerd. De werkelijkheid is genuanceerder. Gedegen onderzoek brengt zulke nuance in het debat. Als eruit blijkt dat vissen geen last hebben van windmolens, dan zouden natuurvrienden toch voor wind-op-zee moeten zijn? Als blijkt dat we de natuur verder verweren, dan zouden energiebazen hun experts toch moeten manen tot een betere oplossing, die voor leveringszekerheid en een sterke natuur zorgt?
Misschien ben ik naïef, maar ik geloof dat als we ons op feiten baseren en ieders perspectief werkelijk serieus nemen, we complexe problemen, met tegengestelde belangen, kunnen oplossen.