Anton Buijs over de eenzijdigheid van het Nederlandse energiedebat
Zoals veel anderen ontvang ik dagelijks een mediaoverzicht. Die lijstjes met digitale knipsels bieden een onthullend inkijkje in het Nederlandse energiedebat en de berichtgeving over energie- en klimaatzaken. De eenzijdigheid van onderwerpen is, om het voorzichtig uit te drukken, opvallend. Het ligt niet aan de samenstellers - het aanbod is wat het is - maar de meeste geselecteerde artikelen gaan over duurzame energiebronnen. Windmolens lopen fier voorop, gevolgd door zonnepanelen, soms warmtenetten en hernieuwbaar gas en ten slotte alternatieven die nog in de kinderschoenen staan, maar zich in toenemende belangstelling mogen verheugen, zoals duurzaam geproduceerd waterstof en geothermie. De rest wordt voornamelijk gevormd door verhalen die zich het beste laten samenvatten als antifossiel.
Een enkele keer lees je iets wat in het huidige groene maatschappelijke klimaat als apart moet worden betiteld, bijvoorbeeld dat de cv-ketel voor een (kosten)efficiënte en doeltreffende energietransitie voorlopig betere papieren heeft dan de elektrische warmtepomp. Bespiegelingen over de manier waarop we de bevolking mee moeten krijgen om van gas los te komen zijn ook populair bij opinieleiders. Ik kwam een paar citaten tegen die erop neerkomen dat draagvlak mooi is maar dwang, gezien de omvang en urgentie van het klimaatprobleem, niet moet worden uitgesloten. Daarmee scharen de auteurs zich in een eeuwenoude traditie. Verboden en dwangmaatregelen zijn altijd populair geweest in kringen van utopisten en radicale wereldverbeteraars om degenen ‘die niet mee kunnen komen' het lichtend pad voorwaarts te wijzen. Natuur en mensheid moeten immers worden gered of het arbeidersparadijs gevestigd.
De eenzijdigheid van het energie- en klimaatdebat in Nederland staat in schril contrast met de naakte feiten. Je zou het, met dank aan Al Gore, een ‘inconvenient truth' kunnen noemen (al bedoelde die er zoals bekend iets heel anders mee). De waarheid is in dit geval dat we nog decennia van het grootschalige gebruik van fossiele brandstoffen afhankelijk zullen blijven, ook in Nederland en dat daar dus ook (fors) in geïnvesteerd moet worden om de energievoorziening betrouwbaar en betaalbaar te houden. Aardgas zal in deze overgangssituatie vooral op korte en middellange termijn een hoofdrol moeten blijven spelen om uiteindelijk, zeker, grotendeels uit de energiemix te verdwijnen. Het gaat immers om emissievermindering en die kun je het beste realiseren door fossiele brandstoffen slim uit te faseren. Slim betekent in dit geval te beginnen met de meest vervuilende (kolen) en eindigend met de schoonste (aardgas). Dat is geen nieuw verhaal maar een beter ken ik niet.
“De vraag naar aardgas neemt voorlopig wereldwijd maar ook in Europa alleen maar toe”
Wereldwijd is aardgas om deze reden niet op de
terugtocht. De vraag neemt voorlopig wereldwijd maar ook in Europa alleen maar toe.
Het Akkoord van Parijs heeft daaraan niets veranderd. De gang van zaken in ons
land, dat voor de goede orde minder dan een half procent van de wereldwijde CO2-emissies
voor zijn rekening neemt, al helemaal niet.
Hoe zeer we achter de dijken althans op dit punt het contact met de mondiale realiteit zijn verloren, bleek onlangs weer eens tijdens een bezoek aan Nederland van de baas van het Internationaal Energie Agentschap, Fatih Birol. Hij presenteerde de kijk van zijn organisatie op het energievraagstuk en de klimaatdoelen van Parijs. Een bloemlezing uit zijn analyse:
- Europa denkt ten onrechte dat we de Parijse doelen met louter duurzame bronnen kunnen halen. Zonder CCS (opslag van CO2) komen we er niet.
- Het aandeel van het favoriete doelwit van de milieubeweging in de wereldwijde uitstoot, de internationale olie- en gasmaatschappijen, is maar vier procent. De eenzijdige aandacht voor deze concerns is om sentimentele redenen begrijpelijk maar daarom nog niet redelijk. We moeten onze ogen op de bal houden.
- De doelen van Parijs zijn correct als het gaat om het bereiken van klimaatneutraliteit maar steeds minder realistisch, tenzij er grote doorbraken komen.
- Nederland heeft een sterk afwijkende visie op gas door de problematiek in Groningen.
- Dertig jaar geleden was het aandeel van fossiel in de wereldwijde energievoorziening 81 procent; dat is het nu nog.
Een treurige analyse, zou je zeggen. De huidige inspanningen om de energievoorziening te verduurzamen zijn ingrijpend, kostbaar maar ontoereikend.
Wat te doen? Laten we beginnen met te erkennen dat pro-duurzaam niet gelijk moet staan aan antifossiel. De ogen op de bal houden, om met Fatih Birol te spreken, betekent dat we ons primair moeten richten op snelle CO2-emissiereductie. De middelen om dat te bereiken zijn daarbij secundair. Effectiviteit en kostenefficiëntie zijn de belangrijkste randvoorwaarden. Vandaar dat aardgas in vrijwel alle scenario's nog lange tijd onmisbaar is in de energiemix. De noodzaak tot snelle emissiereductie vereist dit.
Ondertussen is het wachten op de echte game changer, die er ongetwijfeld zal komen. In het referentiejaar 1990 hadden we ook geen idee hoezeer klimaatverandering de ontwikkelingen op energiegebied anno 2018 zou beïnvloeden. Dat de wereld in 2050 over alternatieve duurzame energieoplossingen zal beschikken die nu nog niet eens op de tekentafel liggen, lijkt mij daarom een gegeven. In het land van de Energiewende snappen ze dit. Daar draaien ze, naar aanleiding van het naderende einde van het Groningenveld, de gaskraan niet dicht; ze bouwen de komende tien jaar om naar hoogcalorisch gas. Drie keer raden waarom.
Anton Buijs is hoofd communicatie en public affairs bij GasTerra