De brandstofmix van Italië lijkt van alle EU-landen het meest op die van Nederland (Groot-Brittannië ook, maar die telt niet meer mee). Ook Italië is een gasland: 40% van de brandstofmix werd in 2021 (het laatste jaar met vergelijkbare cijfers) door gas ingenomen (Nederland 35%, EU gemiddeld 23%), vooral in de elektriciteitsproductie en gebouwde omgeving. Nederland is nog iets meer ook een olieland, met 46% van de brandstofmix (Italië 35%, gelijk aan het EU-gemiddelde). Italië heeft iets meer hernieuwbare energie (19%, tegen Nederland 10%), mede door waterkracht. Nederland heeft weer wat meer kolenstook. Maar van alle EU-landen lijkt Italië het meest op ons land.
“De Italiaanse inzet is om de invoer van gas uit Rusland in 2025 volledig beëindigd te hebben, door energiebesparing en invoer van elders”
Ook het energiebeleid kent parallellen. Nederland heeft lang de ambitie gehad internationale gashub te worden, en probeert dat om te bouwen naar gas – waterstof. Italië heeft dit iets later bedacht, maar beoogt nu hetzelfde. Net als in Nederland was al voor de Russische inval in de Oekraïne een begin gemaakt met LNG-aanvoer. Na die inval is dat versneld. De Italiaanse inzet is om de invoer van gas uit Rusland in 2025 volledig beëindigd te hebben, door energiebesparing en invoer van elders. Italië heeft daarbij de nabijheid van Algerije herontdekt. Samen werken de landen aan een nieuwe gaspijp, die later ook voor waterstof gebruikt kan worden. Italië is iets zuiniger geweest op zijn nationale energiebedrijven: ENI (olie, gas) en ENEL (elektriciteit) kennen een groot minderheidsaandeel van de Italiaanse staat.
De afname van broeikasgasemissies in de twee landen is vergelijkbaar. Italië deed het lange tijd iets beter in de totale emissies (afname 2021 29% ten opzichte van 1990, tegen Nederland 25%), maar in Nederland is de afname wat sterker geconcentreerd in de sectoren waarop we in de EU zelf worden afgerekend (in Italië dus iets meer in de sectoren die onder de Europese emissiehandel vallen). Italië doet het veel beter in het landgebruik: Nederland is daar per saldo een grote emittent, in Italië nemen de bodem en het bos emissies op. Waar de landen verschillen is dat Nederland pas na het Energieakkoord van 2013 echt stevig besparings- en emissiebeleid is gaan voeren, terwijl Italië dat eerder deed. Stop and go beleid zien we echter overal. Italië had in 2014 zijn doelstelling voor hernieuwbare energie van 2020 al bereikt en schafte toen de subsidies af, waardoor er de tien jaar daarna nauwelijks nog iets gebeurde.
“De Italiaanse emissies dalen het minst in de transportsector”
In beide landen zien we dat beleid relatief lastig is in sectoren die als belangrijk worden gepercipieerd: in Italië het mobiliteitsbeleid – vanwege de auto-industrie – en bij ons de landbouw. De Italiaanse emissies dalen het minst in de transportsector. Als we afzien van het landgebruik waren in 2021 25,8% van de Italiaanse broeikasgasemissies afkomstig van het transport, bij ons 17,7%. In de landbouw is het precies tegenovergesteld: 16,1% in Italië, tegen 27,1% in Nederland. De transportlobby is in Italië zeer machtig, waardoor het land – met Duitsland – zich tot het eind verzette tegen de Europese afspraak om vanaf 2035 geen benzine- of dieselauto’s meer te verkopen.
Het Italiaanse beleid heeft internationaal een slechtere naam dan het Nederlandse. In de jaarlijkse CCPI-index, waarin landen gerangschikt worden op hun prestaties inzake het klimaatbeleid, daalde begin dit jaar Italië van nummer 29 naar 44, terwijl Nederland steeg van 13 naar 8. Als we naar de achterliggende redenen kijken, lijken die nogal subjectief. Milieudeskundigen hebben grote bezwaren tegen de Italiaanse inzet op een gas-/waterstofhub, terwijl ook het ontbreken van een vergroeningsbeleid voor de industrie wordt gelaakt. Dat laatste heeft Nederland natuurlijk wel, maar de uitvoering is overal even moeilijk. De Europese Commissie oordeelt gelijkwaardig over de door de twee landen gepresenteerde concept-NECP (het nationale energie- en klimaatbeleid gericht op het halen van de 2030 doelen): in beide landen is het voorgestelde beleid nog onvoldoende. De kolenuitstap zal in Italië iets eerder plaatsvinden (2028), overal is er geld voor de eerste jaren maar onhelder hoe het daarna zal gaan. De Commissie oordeelt positiever over de Nederlandse inspanning inzake energie R&D en de aanpak gericht op het tegengaan van energie-armoede.
“De Italiaanse kiezers zwenken van links naar rechts en kiezen daarbij graag extreem”
Italië heeft een bestuurlijke traditie die wel eens meer zou kunnen lijken op wat het Nederlandse voorland zou kunnen zijn. De Italiaanse kiezers zwenken van links naar rechts en kiezen daarbij graag extreem. In Nederland gebeurde dat tot enkele jaren minder, maar we komen nu ook in dat vaarwater. In Italië worden populistisch georiënteerde regeringen afgelost door zakenkabinetten die orde op zaken moeten stellen. Nederland gaat wellicht experimenteren met een programkabinet, waarbij we moeten zien hoe stabiel dat is. De beoogde regeringspartijen lijken een voorschot te nemen op minder inzet op het Groeifonds. In Italië werken regio’s en maar liefst 7.900 gemeenten, ongeacht de politieke kleur, soms met kracht het nationale beleid tegen. In beide gevallen is het zo natuurlijk moeilijk om een stabiel langetermijnbeleid ook daadwerkelijk te realiseren. Nederland heeft hier echter een kracht die Italië lijkt te ontberen: Door de energie- en klimaatakkoorden is er een krachtige nationale beweging gericht op het voortzetten van de transitie. Ook gemeenten en provincies maken daar deel vanuit. In Italië is het verschil tussen noord en zuid zo groot, dat het moeilijker is om een nationale aanpak van onderop tot stand te brengen.
Al met al veel overeenkomsten, die door een nieuwe regering nog groter kunnen worden, maar met het Nederlandse voordeel van een stevige nationale transitiebeweging van onderop. Extra belangrijk die beweging maximale ruimte te geven.