Op 3 juli bood (inmiddels demissionair) minister Rob Jetten het concept Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) aan, met de vraag om commentaar te geven, waarbij hijzelf nadere keuzes zou maken zodat het definitieve plan eind dit jaar zou kunnen verschijnen. Hij wist toen nog niet dat het kabinet vier dagen later zou vallen, en wij weten nu niet hoe het vervolgtraject er zal uitzien. Dat laat onverlet dat het een belangrijk document is. Laten we hopen dat het demissionaire kabinet hiermee als voorzien voortgaat, want we kunnen ons niet veroorloven deze vragen een jaar te laten liggen.
Het is een omvangrijk stuk, dat bestaat uit een aanbiedingsbrief, een hoofddocument en acht bijlages die samen de status concept-NPE hebben. In het hoofddocument worden vijf centrale keuzes gemaakt: (1) de minister zet in op een maximale energievraag en daarbij behorende netten; (2) maar hij kiest ook voor veel energiebesparing; (3) waar er keuzes gemaakt worden moet dat vanuit het langetermijnsysteemperspectief gebeuren; (4) er is meer internationale samenwerking nodig; (5) uitvoering vindt plaats samen met burgers en bedrijven. In het concept worden de meeste keuzes uitgesteld, het uiteindelijke NPE moet daar meer richting in geven. Maar er wordt enorm veel informatie gegeven waarin het heerlijk grasduinen is. Bij elkaar zullen sommigen het nog mager en anderen al heel veel vinden, maar elke politieke stroming kan er iets van zijn gading in vinden en als de nadere beslissingen worden genomen is het een prima start.
“Immers, als je meer energie bespaart, hoef je ook geen maximaal aanbod te voorzien”
Hier is niet helemaal duidelijk hoe de eerste en tweede hoofdkeuze zich tot elkaar verhouden. Immers, als je meer energie bespaart, hoef je ook geen maximaal aanbod te voorzien. De minister veronderstelt bijvoorbeeld dat de industriële energievraag in 25 jaar met een vijfde zal toenemen. Dat is opmerkelijk. Hij zegt terecht dat de feitelijke keuze of met name de energie-intensieve industrie hier zal verduurzamen of verdwijnen niet door de overheid wordt gemaakt, maar dan is het wat wild om te veronderstellen dat alle bedrijven hier zullen verduurzamen. We weten natuurlijk niet welke van de bijvoorbeeld zes raffinaderijen in Nederland zullen verduurzamen, maar bij een afnemende vraag naar benzine en diesel is het onwaarschijnlijk dat ze alle zullen blijven. Opmerkelijk is echter dat in een van de bijlagen de keuze verstandiger wordt voorgesteld. In het document over elektriciteit wordt aangegeven dat het verstandig is tot 2030 in te zetten op maximale uitbreiding en dan te bezien welke keuzes de energie-intensieve bedrijven hebben gemaakt, plus wat het overleg met buurlanden heeft opgeleverd om daarna te kijken hoe snel de verdere uitbreiding moet. De ‘maximale’ inzet is wellicht nodig om een wat in het document verstopte keuze te rechtvaardigen. Het concept-NPE stelt terecht dat de elektriciteit de ruggengraat van de energievoorziening zal vormen en dat wind op zee hiervan de motor wordt. De capaciteit van wind op zee groeit geleidelijk naar 72 GW, die in 2050 voor meer dan de helft van het elektriciteitsaanbod zal zorgen. Dat wordt een concreet doel. Maar er komt ook een concreet doel voor de uitbreiding van kernenergie, die in de jaren 2035-2050 het snelst van alle opwekking zal toenemen (een verdriedubbeling van de productie, tegen verdubbeling van wind op zee en zon-PV en 1,5 maal de productie van wind op land). Er wordt niet uitgelegd waar deze keuze vandaan komt en waarom dit verstandig zou zijn. Hier had beter bij de latere keuze in 2030 aangesloten kunnen worden.
“De studie naar de scenario’s laat zien dat de grootste onzekerheid is wat we willen met de internationale bunkers voor scheep- en luchtvaart”
De documenten zijn duidelijk met enige vaart afgerond. De behandeling van de sectoren is door verschillende ministeries geschreven en verschilt sterk. Het deel over elektriciteit is zeer diepgaand en bevat een nieuw doel: de elektriciteitsproductie zal in 2035 helemaal schoon zijn. Mooi is dat er apart aandacht aan de blijvende koolstofstromen wordt besteed, en dat hiervoor een importstrategie wordt voorgesteld. Bij de gebouwde omgeving worden ons meerdere scenario’s voorgespiegeld, die een verschillend accent hebben in de verhouding tussen all-electric, warmtenetten en schoon gas in het eindbeeld. Bij mobiliteit ontbreken de scenario’s, maar wordt inzicht gegeven in de mate waarin het huidige beleid al het veronderstelde beeld haalt, en waar er een restopgave is. Het deel over de industrie blinkt uit in een diepgaande beschrijving van processen in de energie-intensieve subsectoren en opties om deze te verduurzamen, maar geeft dan niet aan wat het kabinet nu precies voor ogen staat. Hier wreekt zich dat die vragen behandeld worden in een apart overleg over de industrie. Ook is niet helemaal duidelijk of de cijfers in de verschillende stukken bij elkaar aansluiten. De minister stelt geruststellend dat deze cijfers maar indicatief zijn, maar je verwacht dan toch dat als er verschillende scenario’s worden gegeven, dat ook in de totaalcijfers terugkomt.
De meeste bijlagen zijn ambtelijke documenten waarin gedetailleerd over vraag en aanbod wordt geschreven. Maar er zijn ook drie stukken van externe auteurs: Een overzicht van de scenario’s die zijn gebruikt en welke lessen daaruit getrokken kunnen worden, een studie naar de mogelijkheid van negatieve emissies, en een overzicht van een uitvraag naar stellingnames van burgers. Gek is dat er met die externe studies weinig gebeurt. In de studie naar meningen van burgers blijkt bijvoorbeeld dat ze de meeste zorg hebben over afhankelijkheid van de energievoorziening van landen buiten de EU. In het concept-NPE komt in het geheel niet aan de orde of de minister het daarmee eens is. De studie naar negatieve emissies is zorgvuldig en goed geschreven en geeft aan dat de benodigde omvang hiervan afhangt van twee factoren: Welke restemissies zijn er in 2050, en hoe wil Nederland omgaan met de mondiale overshoot (de emissies zullen tijdelijk te hoog zijn om het doel van plus 1,5–2 graden te bereiken en dat kan je later compenseren)? Welke betekenis heeft dit voor het beleid? De studie naar de scenario’s laat zien dat de grootste onzekerheid is wat we willen met de internationale bunkers voor scheep- en luchtvaart. Dat speelt in Nederland sterker dan in omringende landen vanwege de positie van Rotterdam. Voelen we ons hier verantwoordelijk voor als er vrijwel alleen internationaal beleid op gevoerd kan worden? Het is geen onderdeel van de nationale klimaatdoelstelling, maar het Verenigd Koninkrijk heeft het daarin wel meegenomen. Wat willen we hiermee? Dit raakt ook aan de positie van biomassa. Volgens de concept-NPE zal de komende decennia de verduurzaming van vooral de zeescheepvaart tot een enorme vraag naar biomassa leiden. Willen we dat, en tot hoeveel?
“Aangekondigd wordt dat er elk jaar een Energienota zal verschijnen, waarin de voortgang van het beleid wordt beschreven”
Opvallend dat de minister wel stelt dat publieke belangen richtinggevend zijn bij de uitwerking en dat rechtvaardigheid hiervan onderdeel is, maar met dat laatste niets doet. Hoeveel gaat het nieuwe energiesysteem kosten en wie gaat dat betalen? Dat is natuurlijk niet makkelijk te beantwoorden, maar ook hierover waren richtinggevende uitspraken mogelijk geweest. Ook hecht hij veel waarde aan de mening van burgers, maar als gezegd wordt een raadpleging van hun opinies niet gebruikt, terwijl de lezenswaardige bladzijdes over energiecoöperaties en burgerinitiatieven erin uitmonden dat gemeenten hier een centrale rol krijgen. Nu hebben gemeenten wel de mond vol dat ze dichtbij de burger staan, maar dat is echt niet altijd het geval. Ten slotte kan de minister zich de komende jaren veel ambtelijk werk besparen. Aangekondigd wordt dat er elk jaar een Energienota zal verschijnen, waarin de voortgang van het beleid wordt beschreven. Waarom wordt dat niet samengevoegd met de Klimaatnota? Ook die moet volgens de Klimaatwet de voortgang van hernieuwbare energie behandelen. Dat zou ook het voordeel hebben dat we beter weten of de sommen gericht op netto-nul broeikasgasemissies kloppen. Want het NPE gaat weliswaar diepgaand in op de energiehuishouding, maar hoe dat uitpakt in broeikasgasemissies vernemen we niet. En daarover hebben we nu net een wettelijk doel. Het lijkt beter over de voortgang in samenhang te rapporteren en niet twee aparte directies van het ministerie van EZK hun eigen document te laten maken.