Zoeken

It giet hooplik net oan

Auteur

Coby van der Linde

Europa stevent volgens Coby van der Linde af op een ‘jaren zeventig’ moment, waarbij industrie verdwijnt zonder dat er direct alternatieve industriële activiteiten voor in de plaats komen. “De strubbelingen in de Europese industrie zorgen er ook voor dat omschakeling naar alternatieve energiedragers moeizamer gaat door het uitblijven van vraag naar koolstofarme moleculen en is het door de hoge regeldruk onaantrekkelijk om tussenstappen te nemen.”

Begin oktober publiceerde het Internationaal Energieagentschap (IEA) het jaarlijkse internationale gasvoorzieningszekerheidsrapport 2024. Onlangs werd het rapport toegelicht in een webinar, georganiseerd door CIEP en het Italiaanse IAI samen met het IEA. De deelnemers aan het Webinar zullen het weekend enigszins ongerust in zijn gegaan door de boodschappen van Gergely Molnar van het IEA en referent Tom Marzec-Manser van het ICIS (Independent Commodity Intelligence Services). Zij maken zich zorgen over de kortetermijn onbalans tussen vraag een aanbod door de latere oplevering van enkele belangrijke exportprojecten, het wegvallen van de gasdoorvoer door Oekraïne aan het eind van het jaar die niet helemaal kan worden opgevangen door de route door Turkije zonder creativiteit van verschillende partijen om aan de benodigde gasvolumes te komen en de impact op de gashandel door de situatie in het Midden-Oosten. De afdronk voor de Europese en Egyptische deelnemers was vooral hopen op een zachte winter en geen verdere escalatie in het Midden-Oosten.

“Het wegvallen van Russisch gas kan in 2025 (nog) niet gecompenseerd worden door nieuwe LNG- en Chinese pijpleidingprojecten”

De groei van de vraag in de internationale markt in 2024 lijkt uit te komen op 2,5%. Deze groei komt vooral op het conto van Aziatische landen. Een andere opmerkelijke ontwikkeling is dat de groei van de vraag vooral in de industrie wordt gerealiseerd. In Europa was de groei van de industriële gasvraag nagenoeg gelijk aan de krimp van de vraag in de elektriciteitssector. Niettemin is de industriële gasvraag in Europa nog altijd lager dan voor de energiecrisis van 2022/23 door de verslechterende concurrentiepositie van de Europese industrie, mede als gevolg van de hogere energieprijzen, zoals besproken in het Draghi-rapport. De groei van het aanbod blijft op de korte termijn achter bij de groei van de vraag door vertragingen van belangrijke exportprojecten. Het wegvallen van Russisch pijpleidingengas in het internationale aanbod kan in 2025 (nog) niet gecompenseerd worden door de nieuwe LNG- en Chinese pijpleidingprojecten. De gascrisis mag dan al even voorbij zijn verklaard door deze en gene, het IEA blijft waarschuwen voor een fragiel evenwicht dat door de minste of geringste verandering kan zorgen voor nervositeit in de markt.

“Het gezamenlijk inkopen via het EU-importprogramma heeft onvoldoende bijgedragen aan het versterken van de al zwakke onderhandelingspositie”

De potentiële krapte zorgt al enige jaren voor een stijging in het afsluiten van langetermijncontracten. In 2019 werden de meeste langetermijn LNG-contracten nog afgesloten door portfoliospelers, maar zij zijn sindsdien overvleugeld door landen in Azië. Deze landen sloten gemiddeld langere contracten, met minder flexibele bestemming en een mix van relatief kleine en grotere volumes. Al met al had in 2023 net iets meer dan de helft van de LNG-contracten een vaste bestemming, was het aandeel van portfoliospelers toegenomen en de op olieprijzen gebaseerde contracten waren gedaald naar 56%. In de komende jaren lopen flink wat langetermijncontracten af en de verwachting is dat de LNG-markt weer iets flexibeler zal worden. In tegenstelling tot Aziatische spelers, rekenen de Europese importeurs op deze toenemende flexibiliteit en de mogelijkheid om LNG op korte termijn markten te kopen. Een blik op de langetermijn vooruitzichten op de internationale gasvraag van enkele van deze portfoliospelers wijst op een verwachting dat de internationale gasvraag nog lang robuust blijft. Het opbreken van de meer verticaal geïntegreerde gasmarkten in een EU-gasmarkt met veel meer kleinere spelers, samen met de opmars van zon- en windenergie wat onzekerheid creëert voor de langetermijn gasvraag in de EU, maakt internationaal concurreren om langere termijn gascontracten met grotere bedrijven van elders niet gemakkelijk. Het gezamenlijk inkopen via het EU-importprogramma heeft onvoldoende bijgedragen aan het versterken van de al zwakke onderhandelingspositie, waardoor Europese gasconsumenten vooral afhankelijk blijven van het aanbod van internationale portfolio spelers.

“De mate waarin de industrie op korte of middellange termijn kan elektrificeren lijkt beperkt”

De hoge vulgraad waarmee de EU uit de winter van 2023/24 kwam, beperkte de lust om gas te contracteren en zorgde voor een forse afname van de LNG-importen in het eerste kwartaal van 2024. Daarmee leek het importgedrag sterk op dat van China, dat meestal rond de jaarwisseling voldoende zicht heeft op de gasvraag in de rest van de winter en de importen van gas flink aanpast. Het samenvallen van dit aankoopgedrag zal de markt veel afhankelijker maken van het weer en gevoeliger voor onderbrekingen in het aanbod. De EU zet in op een snelle daling van de gasvraag en vermindering van de gasimporten, maar portfoliobedrijven maken een andere inschatting van de toekomst. De voortgang van het aandeel koolstofarme bronnen in het opwekken van elektriciteit is inderdaad indrukwekkend, maar de elektrificatie waarmee deze uitbouw gepaard moet gaan wordt ernstig gehinderd door congestie op de netten in een aantal lidstaten, waaronder Nederland. De mate waarin de industrie op korte of middellange termijn kan elektrificeren lijkt beperkt, terwijl de voortgang in elektrificatie van de gebouwde omgeving eveneens onder druk staat van de volle netwerken. Een mogelijk andere kink in de leveringszekerheid is het ontbreken van voldoende regelbaar vermogen na 2030. Europa stevent daarmee af op een periode van grote onzekerheid over het vlekkeloos verlopen van de energietransitie. De kans is groot dat het gat tussen plan en werkelijkheid opgevuld moet worden met gasimporten. Het niet-overeenkomen van vraag, aanbod en infrastructuur en de bijbehorende prijsonzekerheid spelen de Europese industrie nu al parten. Het Draghi-rapport wijst met name op de veel hogere energiekosten van de Europese industrie ten opzichte van de VS en China. Deze kosten zijn niet alleen aan de (gas)markt te danken, maar ook aan de hoge belastingen en administratieve lasten.

“In Nederland zijn de kosten van elektriciteit voor de industrie door recente beleidsmaatregelen nog een paar dimensies duurder dan in naburige landen”

Misschien is het tijd voor een evaluatie van de transitiestrategie waarbij ongecoördineerd alles en iedereen wordt gestimuleerd te elektrificeren, terwijl het netwerk noch het energiesysteem daartoe is ingericht. In die evaluatie zou een studiereis naar bijvoorbeeld Japan geen gekke gedachte zijn, waar het gasverbruik langzaam wordt gesynthetiseerd zodat al te grote verbouwingen achter de voordeur of poort (vooralsnog) kunnen uitblijven. Japan ondersteunt dit beleid met bijpassende langetermijn-gascontracten. Wellicht dat we van andere landen iets kunnen opsteken, zonder alles te hoeven kopiëren. Europa stevent af op een ‘jaren zeventig’ moment, waarbij industrie verdwijnt zonder dat er direct alternatieve industriële activiteiten voor in de plaats komen. De strubbelingen in de Europese industrie zorgen er ook voor dat omschakeling naar alternatieve energiedragers moeizamer gaat door het uitblijven van vraag naar koolstofarme moleculen en is het door de hoge regeldruk onaantrekkelijk om tussenstappen te nemen. In Nederland zijn bovendien de kosten van elektriciteit voor de industrie door recente beleidsmaatregelen nog een paar dimensies duurder dan in naburige landen. De kosten van grillig geprijsd gas kan daarvan weer aantrekkelijker worden. Aankomende winter zal de Nederlandse industrie en kleine consument opgelucht ademhalen als uit Friesland het bericht komt: it giet net oan.

Coby van der Linde

Coby van der Linde, senior fellow Centre for International Energy Policy (CIEP)