De Nederlandse taalkundige Wim Daniëls is de bedenker van een mooi neologisme: stondpunten. Een stondpunt kun je definiëren als een verlaten standpunt. Ik ben in de loop van mijn leven over tal van zaken van mening veranderd, dus ik heb veel stondpunten. Dat duidt volgens de rechtlijnigen onder ons op een gebrek aan standvastigheid of, erger, opportunisme. Politici en andere opinieleiders mogen hun tegenstanders graag aan hun veranderde standpunten herinneren om het kiezersvolk duidelijk te maken dat het schaamteloze opportunisten zijn, die hun opvattingen zonder blikken of blozen aanpassen aan wat electoraal toevallig goed scoort.
Als opportunisme de drijfeer is, dan is het verlaten van een standpunt inderdaad laakbaar. In veel gevallen zit er iets anders achter: nieuw verworven (wetenschappelijke) kennis, veranderde omstandigheden, persoonlijke ontwikkeling en, als gevolg daarvan, voortschrijdend inzicht. De beroemde wetenschapsfilosoof Karl Popper (1902-1994) wist het al. Die stelde “dat wetenschappelijke theorieën, en in het algemeen alle menselijke kennis, onvermijdelijk uitsluitend hypothetisch is” en daarmee voorlopig.
Mogelijk vragen de lezers van Energiepodium zich na deze aanloop af wat dit alles met de problemen rond energie en klimaat te maken heeft. Tot hen zou ik willen zeggen: lees nog even verder.
“De wereld beschikt fysiek over genoeg fossiele reserves om het nog tientallen jaren te kunnen uitzingen”
Nog niet zo lang geleden was ik ervan overtuigd dat het verbranden van kolen, olie en aardgas niet alleen de belangrijkste oorzaak van klimaatverandering is, maar dat althans de laatste paradoxaal genoeg ook onderdeel van de oplossing kan zijn. Aardgas is immers qua emissies het ‘schoonste’, lees minst vervuilende, lid van de fossiele familie. De redenering hierachter, uiteraard graag gebruikt door olie- en gasbedrijven, schijnt nog steeds solide. Aangezien het hoogst onwaarschijnlijk is dat ‘s werelds energievoorziening op korte of zelfs middellange termijn geheel of grotendeels is te verduurzamen, is het verstandig de meest vervuilende energiedragers, in het bijzonder kolen en diesel, waar mogelijk eerst door het minder vervuilende aardgas te vervangen en daarmee de CO2-uitstoot per gebruikte energie-eenheid stevig te reduceren. Emissies kunnen worden geneutraliseerd door middel van CCS. Van fysieke schaarste is bovendien geen sprake. De dagen van Nederland als grootproducent liggen weliswaar achter ons, maar de wereld beschikt fysiek over genoeg reserves om het nog tientallen jaren te kunnen uitzingen.
Zo denk ik er niet meer over. De reden? Events dear boy, events, zoals een bekend maar waarschijnlijk apocrief citaat van de Britse oud-premier Harold McMillan (1894-1986) luidt. Hij zou het gezegd hebben in antwoord op de vraag van een jonge journalist, die van hem wilde weten wat de voornaamste bedreiging van het regeringsbeleid was. Verzonnen of niet, de uitspraak klopt wel. We beschikken dankzij de digitale revolutie van de afgelopen decennia weliswaar over steeds betere middelen om ons een beeld van de toekomst te verschaffen, maar het blijft behelpen. Geen enkele computersimulatie, hoe groot en precies de dataset ook is, kan een pandemie voorspellen of het antieke gedrag van een losgeslagen autocraat als Poetin, laat staan de gevolgen ervan op de langere termijn.
“De relatieve klimaatvoordelen van aardgas wegen niet (voldoende) op tegen de geopolitieke en economische nadelen”
Wat we wel zeker weten, is dat aannames uit het verleden er behoorlijk naast hebben gezeten, ook die over de ‘Golden Age of Gas’, een begrip dat het Internationaal Energie Agentschap in 2011 muntte. Nederland prees zich destijds nog gelukkig met zijn grote binnenlandse gasvoorraad en droomde over een positie als de gasrotonde van Noordwest-Europa. De betrekkingen van Europa met Rusland waren zo niet vriendschappelijk dan toch functioneel, en bleven dat ook na de in 2014 door Rusland georkestreerde afscheiding van een deel van de Oekraïense Donbass, de illegale annexatie van De Krim en zelfs nadat Russische ‘proxy’s’ de MH17 uit de lucht hadden geschoten. De afhankelijkheid van Russisch gas was simpelweg te groot en weinigen, waaronder uw columnist, konden geloven dat Poetin de lucratieve economische relatie met het Westen op het spel zou zetten door een stompzinnige, nietsontziende oorlog tegen Oekraïne te beginnen.
Nadat dit toch was gebeurd, veranderde mijn eerdere standpunt over de rol van aardgas in de energietransitie, eerst in twijfel en vervolgens in een ‘stondpunt’. Aardgas is een eindige, vervuilende brandstof die we voorlopig, met name als vervanger van kolen, kunnen inzetten om op korte termijn emissies te verminderen en de energievoorzieningszekerheid in stand te houden, terwijl we tegelijkertijd alles op alles moeten zetten om het verbruik te vervangen door duurzame alternatieven. Niet alleen in het belang van het klimaat, maar misschien wel vooral omdat het door het wegvallen van Russisch pijpleidinggas voor Europa een schaars product is geworden, waarvoor ons continent moet concurreren met krachtige groeiregio’s in Azië, Latijns-Amerika en Afrika. Een product bovendien dat voor een belangrijk deel met behulp van omstreden milieubelastende technieken zoals fracking wordt gewonnen, niet zelden afkomstig is uit politiek instabiele en/of door schurken bestuurde landen en in de keten gevoelig is voor sabotage. Eén flink koude winter bij ons, in Noord-Amerika en/of het Verre Oosten kunnen voldoende zijn om de prijzen net als in 2022 door het dak te jagen. Kortom, de relatieve klimaatvoordelen wegen niet (voldoende) op tegen de geopolitieke en economische nadelen.
“Welke maatregelen de overheid ook neemt, ze moeten duurzame energie en toepassingen structureel bevoordelen”
De vraag is natuurlijk hoe we er snel vanaf kunnen raken. De recente ervaringen in Nederland stemmen wat dit betreft niet vrolijk. Het overheidsbeleid blonk tot nu toe uit in wensdenken, het stellen van onrealistische doelen, het onderschatten van de negatieve financiële consequenties voor huishoudens en weerstand tegen onpopulaire maatregelen, gebrek aan aandacht voor uitvoeringstechnische problemen en (dus) zwalkend beleid. Van de olie- en gasbedrijven moeten we op dit punt ook niet te veel verwachten. Hoge olie- en gasprijzen mogen maatschappelijk ongewenst zijn, zij en hun aandeelhouders varen er wel bij. Waartoe dat leidt, hebben we recent gezien: meer investeringen in olie- en gaswinning, minder geld naar duurzame projecten.
Bij een zo overduidelijk, zeker uit het oogpunt van klimaatbeleid, falende markt blijft het toch de marktmeester die moet ingrijpen. Welke maatregelen de overheid ook neemt, ze moeten duurzame energie en toepassingen structureel bevoordelen ten opzichte van fossiele concurrenten, inclusief aardgas. Het verplichten van een (hybride) warmtepomp vanaf 2026 was zo’n maatregel, maar is helaas weer geschrapt door het huidige kabinet. Het subsidiëren van elektrische auto’s blijft voorlopig nodig, net als het salderen van zonnestroom. Consumenten en bedrijven moeten verder prijstechnisch veel meer profiteren van het almaar toenemende aanbod van duurzame elektriciteit. Internationaal zullen olie- en gasbedrijven via een zogeheten carbon take back obligation moeten worden gedwongen te investeren in decarbonisatie en de opslag van CO2. En ze moeten, desnoods gedwongen door de rechter, accepteren dat ze medeverantwoordelijk zijn voor de emissies van hun klanten.
Gebeurt dat niet, dan zullen de doelen van Parijs een dode letter blijken, terwijl wij de speelbal blijven van geopolitieke krachten waarop we weinig of geen invloed hebben. De gevolgen daarvan laten zich raden: events my dear boy, events.